-
81 vergoeden
3 [als loon geven voor] pay♦voorbeelden:iemand gemaakte onkosten vergoeden • refund/repay someone's expenses, reimburse someone (for) expensesiemand de schade vergoeden • compensate/pay someone for the damage, reimburse someone for the damage -
82 verhalen
1 [vertellen] tell♦voorbeelden:1 omstandig verhalen hoe … • tell in detail how …II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [verplaatsen] shift♦voorbeelden: -
83 veroorzaken
-
84 voldoening
1 [tevredenheid] satisfaction♦voorbeelden:dat stemt tot voldoening • that's satisfyingbetaling ter voldoening van een rekening • payment/settlement of a bill -
85 voor
voor1I 〈 het〉♦voorbeelden:II 〈de〉1 [ploegsnede] furrow2 [rimpel] furrow, wrinkle♦voorbeelden:1 voren trekken • make/plough furrows, wrinkle, furrow————————voor2〈 bijwoord〉1 [aan de voorzijde] in (the) front2 [met betrekking tot een volgorde; meer dan] ahead3 [met betrekking tot een gezindheid] for, in favour♦voorbeelden:de auto staat voor • the car is at the doorhij is voor in de dertig • he is in his early thirtiesvoor in het boek • in/near the beginning of the bookvier punten voor • four points aheadzij zijn ons voor geweest • they got (t)here before/ahead of us————————voor3〈 voorzetsel〉1 [niet achter] in front of2 [in tegenwoordigheid van] before, for4 [gedurende] for, during5 [ten aanzien van; om wille van; met betrekking tot] for6 [met betrekking tot een volg/rangorde] before, for ⇒ by9 [met betrekking tot een gelijkstelling] for♦voorbeelden:de dagen die voor ons liggen • the days (that lie) ahead of usvlak voor Leiden gebeurde het • it happened just before Leidenvoor een voorbijganger de hoed afnemen • take off one's hat to a passer-by3 voor zeven uur/zondag/Pasen • before seven (o'clock)/Sunday/Eastertien voor zeven • ten to sevenzij is een goede moeder voor haar kinderen • she is a good mother to her childreniemand voor zijn gedrag prijzen/straffen • praise/punish someone for his behaviourdat is goed genoeg voor hem • that is good enough for himdat is net iets voor hem • 〈 passend〉 that is just the thing for him; 〈 te verwachten〉 that is just like himik doe het voor jou • I'm doing this for youdat is niets voor mij • that is not for mewaar doet hij het voor? • why does he do it?7 er werd voor ƒ100.000,- schade aangericht • Dfl100.000.- worth of damage was doneik zal voor mijn zoon betalen • I'll pay for my sonwat krijgt hij voor zijn moeite? • what does he get for his trouble?de Directeur, voor deze: J. Smit • the Director, per pro/p.p./pp J. Smit8 ik ben voor X • I'm (all) for/in favour of Xhet brood voor zijn gezin verdienen • earn a living for one's family9 wat zijn het voor mensen? • what sort of people are they?wat is dat voor een ding? • what kind of thing is that?10 voor een arbeiderswoning was het huis behoorlijk groot • the house was fairly big as labourer's cottages go————————voor4〈 voegwoord〉1 before♦voorbeelden:voor je het weet, heb je een verkoudheid te pakken • before you know it, you've caught a coldvoor ik het vergeet • before I forget -
86 wegkomen
1 get away♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 goed wegkomen • 〈 met voordeel van iets afkomen〉 make out/do well; 〈 geen schade oplopen〉 come away unscathed〈 sport〉 de meeste favorieten zijn goed weggekomen bij de start • the favourites got (off to) a good start〈 figuurlijk〉 slecht/goed wegkomen (bij iets) • come off badly/well (with something)maak dat je wegkomt! • get out (of here)!; 〈 informeel〉 beat it!, scram!ik maakte dat ik wegkwam • I got out of there -
87 wijs
wijs1〈de〉2 [melodie] tune3 [taalkunde] mood♦voorbeelden:bij wijze van spreken • so to speak, as it werebij wijze van uitzondering • as an exceptionop de een of andere wijze • one way or anotherop deze/die wijze • 〈 ook〉 like this/thatop generlei/geen enkele wijze • in no wayop enigerlei wijze • in any waywijze van betaling • method of payment2 hij kan geen wijs houden • he sings/plays out of tunewijs houden • keep/sing/play in tuneeen lied zingen op de wijs van de Internationale • sing a song to the tune of the Internationalehij was helemaal van de wijs • he was completely at sea3 〈 van werkwoord〉 de aantonende/aanvoegende/gebiedende wijs • the indicative/subjunctive/imperative (mood)————————wijs21 [verstandig, (veel) wetend] wise2 [kindertaal] [erg leuk, goed] super♦voorbeelden:een wijs man • a wise manben je niet (goed) wijs? • are you mad/crazy?ben je wel wijs? • 〈 ook〉 are you in your right mind?hij is niet wijzer • he doesn't know any betteriemand door schade en schande wijs laten worden • give someone enough rope to hang himselfwees wijs • be smartik werd er niet/geen cent wijzer van • I came away none the wiserik kan er niet wijs uit worden • I can't make head or tail of itje wordt niet wijs uit hem • you can't get anything out of himhij zal wel wijzer wezen • he knows better than thathij zal nooit wijzer worden • he'll never learnde wijste zijn • give in, accept things (as they are)vroeg wijs • precocioushet kind is wijs voor zijn leeftijd • the child is very knowing for its age
См. также в других словарях:
schade! — schade! … Deutsch Wörterbuch
Schade — ist der Familienname folgender Personen: Birge Schade (* 1965), deutsche Schauspielerin Doris Schade (* 1924), deutsche Schauspielerin Georg Schade (1712–1795), deutscher Philosoph und Zeitungsverleger Hartmut Schade (* 1954), deutscher… … Deutsch Wikipedia
Schade — Schade, n. Shade; shadow. [Obs.] [1913 Webster] Note: English words now beginning with sh, like shade, were formerly often spelled with a c between the s and h; as, schade; schame; schape; schort, etc. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
schade — Adj. (Grundstufe) drückt aus, dass man etw. bedauert Beispiel: Das ist sehr schade! Kollokation: schade um die Zeit … Extremes Deutsch
schade — 1. Ich kann leider nicht mitkommen. – Das ist aber schade! 2. Schade, dass du nicht mitkommen kannst … Deutsch-Test für Zuwanderer
schade — [Network (Rating 5600 9600)] Bsp.: • Schade, dass du gehst … Deutsch Wörterbuch
Schade [1] — Schade s. Schaden … Pierer's Universal-Lexikon
Schade [2] — Schade, 1) Johann Kaspar, geb. 1666 zu Kühndorf im Hennebergschen, studirte seit 1685 in Leipzig u. Wittenberg, hielt seit 1689 wie sein Freund A. H. Francke in Leipzig die sogenannten Collegia philobiblica u. wurde 1691 Diaconus an der… … Pierer's Universal-Lexikon
Schade — Schade, Oskar, Germanist, geb. 25. März 1826 in Erfurt, gest. 30. Dez. 1906 in Königsberg, studierte in Halle und Berlin, lebte 1854–60 in Weimar, wo er mit Hoffmann von Fallersleben das »Weimarische Jahrbuch für deutsche Sprache, Literatur und… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Schade — Schade, Oskar, Germanist, geb. 25. März 1826 zu Erfurt, 1863 1906 ord. Prof. in Königsberg; Hauptwerk: »Altdeutsches Wörterbuch« (2. Aufl. 1872 82) … Kleines Konversations-Lexikon
Schade — 1. Alt (verheylt) schäden bluten leicht. – Franck, II, 208b; Gruter, I, 4; Petri, II, 12; Henisch, 431, 1; Eyering, I, 58 u. 389; Schottel, 1115b; Simrock, 8799; Körte, 5238. 2. Alte Schäden brechen leicht auf. – Eiselein, 542. 3. Alte Schäden… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon