-
1 ring
n. bel; ring; cirkel; kring; geluid; piste--------v. bellen, telefoneren; omsingelen, omringenring1[ ring]1 ring ⇒ kring; piste, arena♦voorbeelden:her offer has a suspicious ring • er zit een luchtje aan haar aanbodII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 het boksen ⇒ bokswereld, ring2 circus ⇒ circuswereld, piste♦voorbeelden:————————ring2〈 werkwoord〉————————ring32 bellen ⇒ de klok luiden, aanbellen♦voorbeelden:1 ring true • oprecht/gemeend ken→ ring up ring up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen/laten rinkelen ⇒ luiden♦voorbeelden:→ ring up ring up/ -
2 he left the stage for the ring
-
3 change
n. verandering, wijziging; wisselgeld, kleingeld--------v. wijzigen, veranderen; wisselen; zich verkleden; overstappenchange1[ tsjeendzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verandering ⇒ ver/afwisseling, overgang, variatie♦voorbeelden:1 a change for the better/worse • een verandering ten goede/kwadechange of heart • bekering, verandering van ideeënthe change of seasons • de wisseling der seizoenenfor a change • voor de verandering/afwisseling4 I had a change between L. and M. • tussen L. en M. moest ik overstappen5 keep the change! • laat maar zitten!ring the changes on something • iets op alle mogelijke manieren aanpakken; niet uitgepraat raken over iets〈Brits-Engels; informeel〉 ring the changes • veranderen, het anders aanpakkenthe change • overgang(sjaren)————————change21 veranderen ⇒ anders worden, wisselen2 zich verkleden ⇒ andere/schone kleren aantrekken♦voorbeelden:1 his voice is changing • zijn stem is aan het wisselen/brekenchange back into • weer veranderen inchange from a child into a man • van een kind een man wordenchange up • (naar een hogere versnelling) schakelenchange into second gear • in zijn twee zetten→ change over change over/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 veranderen ⇒ anders maken, transformeren2 (om/ver)ruilen ⇒ (om/ver)wisselen♦voorbeelden:change gear • (over)schakelenchange oil • olie verversenchange something for something else • iets (om)ruilen (voor iets anders)change the bed • het beddengoed verschonen -
4 round
adj. cirkel--------adv. rondom--------n. ronde; cirkel--------prep. rondom--------v. afronden, afmakenround1[ raund]2 ronde ⇒ rondgang; toer6 〈 muziek〉drie/vierstemmige canon♦voorbeelden:go/do the rounds • de ronde doen, doorverteld wordenhe stood us a round of drinks • hij gaf een rondje3 rondte♦voorbeelden:theatre in the round • théâtre en rond, arenatoneel————————round2〈bijvoeglijk naamwoord; roundness〉1 rond ⇒ bol, bolvormig2 rond ⇒ gebogen, cirkelvormig♦voorbeelden:in round terms • ronduit————————round3♦voorbeelden:round out • dik worden, opzwellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 omringen4 rondgaan ⇒ rondrijden/lopen (op/in)♦voorbeelden:round off sharp edges • scherpe randen rond afwerkenround off • besluiten, afsluiten 〈avondje e.d.〉round (up)on someone • tegen iemand van leer trekken, zich woedend tot iemand keren→ round up round up/————————round4〈 bijwoord〉3 bij ⇒ bij/voor zich♦voorbeelden:he did it the right/wrong way round • hij deed het goed/verkeerdsend round • verspreidenhe talked her round • hij praatte haar omround and round • als maar rondI lost my ring round here • ik ben mijn ring hier in de buurt verlorenthey brought her round • ze brachten haar weer bij (bewustzijn)send round for the girl • stuur iemand om het meisje te halen————————round5〈 voorzetsel〉1 〈plaats en richting; ook figuurlijk〉om ⇒ rondom, om … heen♦voorbeelden:they sat round the storyteller • ze zaten rond de vertellerit must be somewhere round the house • het moet ergens in (het) huis zijn -
5 give
n. buigzaamheid--------v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)give1[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid♦voorbeelden:————————give22 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven♦voorbeelden:¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ schenken, overhandigen2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen3 geven ⇒ opofferen, wijden5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken7 geven ⇒ produceren, voortbrengen♦voorbeelden:give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienengive him my best wishes • doe hem de groeten van mijgive a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenkengive someone into custody • iemand aan de politie overleverengive me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijdgive one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemandit's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaangive pleasure • erg aangenaam zijngive a prize • een prijs toekennengive him some rest • gun hem wat rustwe were given three hours' rest • we kregen drie uur rustgive someone a room • iemand een kamer toewijzengive someone a title • iemand een titel toekennengive trouble • last bezorgenhe's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregengive someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen gevenI'll give you that • dat geef ik toegive a cry • een kreet slakengive someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpengive proof of one's courage • zijn moed tonengive a ring • opbellengive sentence • een vonnis vellengive a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen6 the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)give the facts • de feiten tonengive information • informatie verstrekkengive off • (af)geven, verspreiden, makengive as good as one gets • met gelijke munt betalengive it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs gevendon't give me that • (hou op met die) onzinthat'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen -
6 bar
n. stang; tralie; tussenschot; wegversperring; salon; bar--------prep. zonder; behalve---------v. op slot doen, sluiten; versperrenbar1[ ba:]♦voorbeelden:bar of gold • baar goudbar of soap • stuk zeep4 a medal with a bar on the ribbon • een medaille met een balk/gesp op het lint→ horizontal horizontal/, parallel parallel/♦voorbeelden:be tried at (the) bar • in openbare terechtzitting berecht wordenIII 〈zelfstandig naamwoord; meestal Bar; the; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:————————bar2〈werkwoord; barred〉♦voorbeelden:2 bar oneself in/out • zichzelf binnen/buitensluiten————————[ ba:ring] 〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:all bar one • alle(n) op één nabar none • zonder uitzondering -
7 curtain
n. gordijn, scherm--------v. afsluiten met gordijnencurtain1[ kə:tn]4 〈 verkorting〉[curtain call]♦voorbeelden:the Iron/Bamboo Curtain • het IJzeren/Bamboe Gordijndraw the curtains • de gordijnen dichtdoen2 ring up/down the curtain (on something) • het signaal geven om het doek op te halen/neer te laten; 〈 figuurlijk〉het begin/einde van iets aangeven, in/uitluidencurtain is at 8.00 p.m. • aanvang der voorstelling: 20 uurcurtain! • tableau!♦voorbeelden:————————curtain2〈 werkwoord〉1 voorzien van/afsluiten met gordijnen♦voorbeelden: -
8 hankering
-
9 true
adj. juist; werkelijk; precies; zuiver; trouw--------adv. waar; zuiver--------n. waar--------v. in juiste stand brengentrue1[ troe:] 〈bijvoeglijk naamwoord; truer〉♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 many a true word is spoken in jest • al gekkende en mallende zeggen de boeren de waarheidcome true • werkelijkheid worden〈 aardrijkskunde〉 true north • waar/geografisch noordenbe true for/of • gelden voortrue to life • levensecht, (getrouw) naar het leven¶ (it is) true, he is a little hot-tempered • weliswaar is hij wat opvliegend; inderdaad, hij is wat opvliegend————————true2〈 bijwoord〉2 juist3 rasecht/zuiver♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
ring for — phr verb Ring for is used with these nouns as the object: ↑ambulance … Collocations dictionary
Ring for Jeeves — Infobox Book name = Ring for Jeeves title orig = translator = image caption = author = P. G. Wodehouse illustrator = cover artist = country = United Kingdom language = English series = genre = publisher = Herbert Jenkins release date = 22 April… … Wikipedia
ring — ring1 [riŋ] vi. rang or Now Chiefly Dial. rung, rung, ringing [ME ringen < OE hringan < IE echoic base * ker > RAVEN1, CREAK, L corvus, crow] 1. to give forth a clear, resonant sound when struck or otherwise caused to vibrate, as a bell … English World dictionary
For Bales — For Bales! , fully titled For Bales! An O er True Tale. Dedicated to Those Pure Patriots Who Were Afflicted with Cotton on the Brain and Who Saw The Elephant is a variant of the popular tune When Johnny Comes Marching Home . It was published in… … Wikipedia
Ring Weekend — is a tradition at the United States Military Academy. A sort of graduation ceremony in its own right, Ring Weekend is when Cadet Firsties (Seniors) are given their West Point class ring. The Ring is a long standing tradition at West Point. West… … Wikipedia
Ring (mathematics) — This article is about algebraic structures. For geometric rings, see Annulus (mathematics). For the set theory concept, see Ring of sets. Polynomials, represented here by curves, form a ring under addition and multiplication. In mathematics, a… … Wikipedia
ring — I [[t]rɪ̱ŋ[/t]] TELEPHONING OR MAKING A SOUND ♦♦ rings, ringing, rang, rung (Please look at category 11 to see if the expression you are looking for is shown under another headword.) 1) VERB When you ring someone, you telephone them. [mainly… … English dictionary
Ring a Ring o' Roses — Infobox Standard title=Ring a Ring o Roses comment= image size= caption=Musical variations of Ring a Ring o Roses , Alice Gomme, 1898. [Gomme, The Traditional Games of England, Scotland, and Ireland , p. 108.] writer= composer=Traditional… … Wikipedia
ring — ring1 W2S1 [rıŋ] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(jewellery)¦ 2¦(circle)¦ 3 give somebody a ring 4¦(bells)¦ 5¦(criminals)¦ 6 have the/a ring of something 7 have a familiar ring 8 run rings around somebody 9¦(cooking)¦ … Dictionary of contemporary English
ring */*/*/ — I UK [rɪŋ] / US verb Word forms ring : present tense I/you/we/they ring he/she/it rings present participle ringing past tense rang UK [ræŋ] / US past participle rung UK [rʌŋ] / US 1) [transitive] to make a bell produce a sound He rang the… … English dictionary
ring — 1 /rIN/ noun 1 JEWELLERY (C) a piece of jewellery that you wear on your finger: a diamond ring (=decorated with diamonds) see also: engagement ring, wedding ring 2 CIRCLE (C) a) a circular line or mark: Martha had dark rings round her eyes from… … Longman dictionary of contemporary English