-
1 afsluiten
finalisá, kaba, terminá; kontratáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > afsluiten
-
2 to terminate
afsluiten -
3 record locking
afsluiten van registratie (tegenhouden van schrijven/lezen van andere programma's door middel van programma dat registratie gebruikt voor tegenhouden van informatieverwerking) -
4 shut off
afsluiten (gas, water), af-, stopzetten -
5 to close
afsluitendichtdraaiendichtsturensluitentoedraaientoemaken -
6 to conclude
afsluitenconcluderensluiten -
7 to match
afsluitencorresponderenovereenkomenovereenstemmenpassen bijselectief collationerenvergelijken -
8 sperren
sperrenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 eine Straße sperren • een straat, weg afsluiten, afzettenjemandem den Weg sperren • iemand de weg versperrengesperrt! • verkeer gestremd!jemandem das Konto sperren • iemands rekening blokkeren1 zich verzetten ⇒ tegenspartelen, tegenstribbelen -
9 curtain
n. gordijn, scherm--------v. afsluiten met gordijnencurtain1[ kə:tn]4 〈 verkorting〉[curtain call]♦voorbeelden:the Iron/Bamboo Curtain • het IJzeren/Bamboe Gordijndraw the curtains • de gordijnen dichtdoen2 ring up/down the curtain (on something) • het signaal geven om het doek op te halen/neer te laten; 〈 figuurlijk〉het begin/einde van iets aangeven, in/uitluidencurtain is at 8.00 p.m. • aanvang der voorstelling: 20 uurcurtain! • tableau!♦voorbeelden:————————curtain2〈 werkwoord〉1 voorzien van/afsluiten met gordijnen♦voorbeelden: -
10 cut off
adj. afgesneden ; opgehouden; weggezet--------v. afsnijden,ophouden; opzij zetten; weghouden; afnemencut off1 afsnijden/hakken/knippen2 afsluiten ⇒ stopzetten, blokkeren3 (van de buitenwereld) afsnijden/afsluiten ⇒ isoleren♦voorbeelden:cut off the gas (supply) • het gas afsluitenvillages cut off by floods • door overstromingen geïsoleerde dorpen -
11 conclusion
conclusion [kõkluuzjõ]〈v.〉1 (het) afsluiten ⇒ (het) sluiten, sluiting2 slot ⇒ einde, besluit3 conclusie ⇒ gevolgtrekking, slotsom♦voorbeelden:1. f1) (het) afsluiten, beëindiging2) slot, einde3) conclusie, gevolgtrekking2. conclusionsf pl -
12 abschließen
abschließenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:mit der Welt abschließen • met de wereld brekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ein abgeschlossenes Ganzes • een afgerond geheelein Kragen schließt das Kleid ab • de jurk is met een kraag afgezetsich abschließen • zich afsluiten, zich afzonderen -
13 block
n. blok; versperring; (in computers) een verzameling tekst, die als eenheid wordt behandeld voor een bepaalde bewerking; stremming; obstructie--------v. versperren, blokkeren; vertragenblock1[ blok] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:block of marble • blok marmerhe lives four blocks away • hij woont vier straten verder(op)walk around the block • een straatje omlopenpsychological block • psychologische drempel→ old old/————————block21 blokkeren ⇒ blokken, obstructie plegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 belemmeren ⇒ verhinderen, tegenhouden♦voorbeelden:block credits • kredieten bevriezenblock a bill • een wetsvoorstel tegenhoudenthe exits were blocked • de uitgangen waren versperdblock off • afsluiten, blokkerenblock out something on a photo • iets op een foto afdekken/wegwerkenblock up/in a window • een raam afsluiten/dichtspijkeren¶ block in/out • ontwerpen, schetsen -
14 blockade
n. blokkade--------v. blokkeren, afsluitenblockade1[ blokkeed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blokkade ⇒ afsluiting, versperring♦voorbeelden:run a blockade • een blokkade breken————————blockade2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 close
adj. dichtbij; dicht; vlakbij; intiem--------adv. dichtbij--------n. binnenplaats; erf; hof; achtertuin; steeg--------v. sluiten; dicht doen; eindigenclose1[ kloos] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————close2[ klooz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ slot, besluit♦voorbeelden:1 bring to a close • tot een eind brengen, afsluitencome/draw to a close • ten einde lopenat the close of the century • aan het eind van de eeuw————————close3[ kloos] 〈bijvoeglijk naamwoord; closeness〉2 bedekt ⇒ verborgen, geheim; zwijgzaam3 gierig5 nabij ⇒ naast 〈 familie〉; intiem, dik 〈 vriend(schap)〉; onmiddellijk, direct 〈 nabijheid〉; getrouw, letterlijk 〈 kopie, vertaling〉; gelijk opgaand 〈 (wed)strijd〉; kort 〈 haar, gras〉♦voorbeelden:too close for comfort • een beetje (al) te dichtbijclose at hand • (vlak) bij de hand, dicht in de buurtat close range • van dichtbija closely knit family • een hechte familiebandclose to something • dicht bij ietskeep a close watch on someone • iemand scherp in de gaten houdenat close quarters • zeer dichtbij————————close4[ klooz]♦voorbeelden:close on • zich sluiten om/over→ close down close down/, close in close in/, close out close out/, close up close up/, close with close with/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ close down close down/, close up close up/————————close52 dicht(bij) ⇒ vlak, tegen♦voorbeelden:sail close to the wind • hoog/scherp aan de wind zeilengo/run close • op de hielen zittenclose by/to • vlak bij〈 informeel〉 close on • vlak bij, bijnaclose on sixty years • bijna zestig jaar -
16 closure
n. sluiting; afsluiten van een vergadering door te kiezen--------v. een discussie sluiten door stemmingclosure1[ kloozjə], 〈Amerikaans-Engels in betekenis 3 voornamelijk〉 cloture [ klootsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 slot ⇒ einde, besluit♦voorbeelden:————————closure21 afsluiten ⇒ stopzetten, het debat sluiten over♦voorbeelden:closure a speaker • een spreker het woord ontnemen -
17 cork
n. kurk; dop--------v. kurken, afsluiten, dichtstoppencork1[ ko:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————cork2〈 werkwoord〉1 (toe)kurken ⇒ afsluiten met een kurk, dichtstoppen♦voorbeelden: -
18 lock up
insluitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 could you lock up the office when you leave? • sluit je het kantoor af wanneer je weg gaat? -
19 seal
n. zeehond; zegel; stempel; stop, dop, afsluiting; afsluizen; teken; waarborg; wettelijk verklaren--------v. waterdicht maken; afsluiten; afdichten; verzegeld; gestempeld; wettelijk verklaren; beëindigenseal1[ sie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zegel ⇒ stempel 〈 ook figuurlijk〉; lakzegel; (plak)zegel; 〈 figuurlijk〉 kenmerk; 〈 figuurlijk〉 bezegeling2 dichting ⇒ dichtingsmateriaal; (lucht/waterdichte) (af)sluiting; stankafsluiting♦voorbeelden:seal of love • bezegeling van de liefdeunder seal of confession • onder biechtgeheimunder seal of secrecy • onder het zegel van geheimhouding→ privy privy/————————seal21 op robben/zeehondenvangst gaan/zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:seal the flavour in • het aroma vasthoudenseal off an area • een gebied afgrendelen -
20 secure
adj. zeker; veilig; sterk; gesloten--------v. verzekeren; bereiken; verwerven; beschermen; versterken; afsluiten; opsluitensecure1[ sikjoeə] 〈ook securer; secureness〉1 veilig ⇒ beschut, beveiligd2 veilig ⇒ stevig, zeker♦voorbeelden:secure against/from • veilig voorshe was secure of victory • de overwinning kon haar niet ontgaanII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:————————secure2〈 werkwoord〉4 stevig vastmaken ⇒ vastleggen, afsluiten♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Parti Populaire — – PersonenPartij Parteivorsitzender … Deutsch Wikipedia