-
21 garage
garage [gaaraazĵ]〈m.〉2 (het) ergens plaatsen 〈 van vervoermiddel〉 ⇒ (het) stallen 〈 van fiets〉 ⇒ (het) op een zijspoor rijden 〈 van trein〉 ⇒ (het) parkeren 〈 van auto〉♦voorbeelden:1 stationnement interdit: sortie de garage • verboden te parkeren: uitritgarage à étages • bovengrondse parking→ voiem1) garage, stalling, boothuis2) (het) stallen, bergen, parkeren -
22 gauche
gauche [goosĵ]3 onhandig ⇒ onbeholpen, stuntelig, lomp♦voorbeelden:la rive gauche de la Seine • de linker Seineoever〈 zelfstandig〉 à, sur ma gauche • aan mijn linkerkant, -zijde〈 zelfstandig〉 tenir sa gauche • links houden, rijdenêtre de, à gauche • links (georiënteerd) zijnà gauche • (naar) links, linksaf, aan de linkerkant, -zijdeà la gauche de • links vanjusqu'à la gauche • volkomenêtre endetté jusqu'à la gauche • tot zijn nek toe in de schulden zittenla gauche • de linkerzijde→ piedadj1) links, linker2) linkshandig3) scheef, krom4) onhandig, onbeholpen, lomp -
23 gazer
gazer [gaazee]1 racen ⇒ rennen, snel rijden, snel vliegen♦voorbeelden:2 ça gaze • het schiet op, het loopt gesmeerdII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) racen, scheuren3) vergassen4) zengen [draden] -
24 griller
griller [griejee]♦voorbeelden:¶ tu grilles! • je bent warm!, je bent er bijna!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 branden ⇒ verschroeien, verzengen4 inhalen♦voorbeelden:griller les feux rouges • door rood (licht) rijdenv1) roosteren2) (ver)schroeien, (aan)branden5) (laten) doorbranden [elektriciteit]6) inhalen -
25 kilomètre
kilomètre [kielommetr]〈m.〉1 kilometer ⇒ km♦voorbeelden:faire des kilomètres • kilometers afleggenfaire cent kilomètres à l'heure • honderd kilometer per uur rijdenm -
26 ligne
ligne [lienj]〈v.〉2 lijn ⇒ verbinding, communicatie3 lijn ⇒ houding, richtlijn5 vissnoer ⇒ hengel, vislijn6 rij ⇒ gevechtslijn, linie7 regel♦voorbeelden:ligne de mire • vizierlijn, richtlijnligne de partage des eaux • waterscheidingligne directrice • richtlijnavoir de la ligne • een goed figuur hebbengarder la ligne • aan de lijn doenperdre la ligne • dikker wordendans les, ses grandes lignes • in grote lijnencela tient en dix lignes • dat had je ook korter kunnen zeggenligne à haute tension • hoogspanningskabelgrandes lignes • hoofdspoorlijnenlignes groupées • collectief telefoonnummerla ligne est occupée • de (telefoon)lijn is bezetligne de foi • richtlijnrester dans la ligne • niet afwijken van de gedragslijnligne de produits de beauté • serie schoonheidsartikelenligne de tir • vuurlijnmonter en ligne • aanvallenwagons en ligne • wagons die rijdenhors ligne • buitengewoonsur toute la ligne • over de hele liniemettre la dernière ligne à un article • de laatste hand aan een artikel leggenaller, revenir à la ligne • een nieuwe regel beginnenà la ligne! • nieuwe regel!cela n'entre pas en ligne de compte • dat doet niet ter zakeentrer en ligne de compte • in overweging genomen wordenfaire entrer en ligne de compte • in aanmerking nemenmettre en ligne de compte • in aanmerking nemenlire entre les lignes • tussen de regels lezen→ vaisseaufranchir la ligne • de grens overtrekkenf1) lijn2) lijndienst3) richtlijn, houding4) hengel5) gevechtslijn6) regel7) evenaar -
27 ligné
ligne [lienj]〈v.〉2 lijn ⇒ verbinding, communicatie3 lijn ⇒ houding, richtlijn5 vissnoer ⇒ hengel, vislijn6 rij ⇒ gevechtslijn, linie7 regel♦voorbeelden:ligne de mire • vizierlijn, richtlijnligne de partage des eaux • waterscheidingligne directrice • richtlijnavoir de la ligne • een goed figuur hebbengarder la ligne • aan de lijn doenperdre la ligne • dikker wordendans les, ses grandes lignes • in grote lijnencela tient en dix lignes • dat had je ook korter kunnen zeggenligne à haute tension • hoogspanningskabelgrandes lignes • hoofdspoorlijnenlignes groupées • collectief telefoonnummerla ligne est occupée • de (telefoon)lijn is bezetligne de foi • richtlijnrester dans la ligne • niet afwijken van de gedragslijnligne de produits de beauté • serie schoonheidsartikelenligne de tir • vuurlijnmonter en ligne • aanvallenwagons en ligne • wagons die rijdenhors ligne • buitengewoonsur toute la ligne • over de hele liniemettre la dernière ligne à un article • de laatste hand aan een artikel leggenaller, revenir à la ligne • een nieuwe regel beginnenà la ligne! • nieuwe regel!cela n'entre pas en ligne de compte • dat doet niet ter zakeentrer en ligne de compte • in overweging genomen wordenfaire entrer en ligne de compte • in aanmerking nemenmettre en ligne de compte • in aanmerking nemenlire entre les lignes • tussen de regels lezen→ vaisseaufranchir la ligne • de grens overtrekkenadj -
28 luge
-
29 machine
machine [maasĵien]〈v.〉1 machine ⇒ werktuig, toestel♦voorbeelden:machine de guerre • belegeringswerktuigmachine à sous • gok-, speelautomaatmachine de traitement de texte(s) • tekstverwerker, wordprocessormachine à vapeur • stoommachinemachine infernale • helse machinemachine pneumatique • luchtpompmachine à calculer • rekenmachineécrire, taper à la machine • typenmachine à écrire • schrijfmachine〈 pejoratief, figuurlijk〉 il n'est qu'une machine à fabriquer de l'argent • het enige dat hem interesseert is geld verdienenmachine à laver • wasmachinemachine à pointer • prikklokmachine à tisser • weefgetouwmachine à habiter • woonfabriekf1) machine, werktuig2) (motor)fiets3) locomotief4) apparaat, systeem5) ding -
30 monter
monter1 [mõtee]〈m.〉————————monter2 [mõtee]2 instappen ⇒ opstappen, gaan (zitten) in, gaan (staan) op♦voorbeelden:monter sur, à un arbre • in een boom klimmenla mer monte • het wordt vloedle ton monte • het gesprek raakt verhitmonter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenles larmes lui montaient aux yeux • de tranen schoten haar, hem in de ogenle vin lui monte à la tête • de wijn stijgt haar, hem naar het hoofdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan3 naar boven brengen ⇒ omhoog halen, optrekken5 uitrusten ⇒ geheel voorzien van, inrichten6 plaats nemen in, op ⇒ instappen in♦voorbeelden:v1) klimmen, naar boven gaan2) instappen3) toenemen4) opstijgen6) paardrijden9) reiken (tot)10) bestijgen11) hoger plaatsen13) in elkaar zetten14) uitrusten, inrichten15) dekken [koe]16) opkloppen [eiwit]17) hoger stemmen [muziek]18) ophitsen -
31 moyenne
moyenne1 [mwaajen]〈v.〉♦voorbeelden:moyenne de position • mediaanêtre dans la bonne moyenne • ruim het gemiddelde hebbenfaire du 90 km/h de moyenne • gemiddeld 90 kilometer per uur rijdenen moyenne • door elkaar genomen, gemiddeld————————moyenne2 [mwaajen]→ moyen²f -
32 partir
partir [paartier]1 vertrekken ⇒ weggaan, -rijden, afvaren, -reizen, starten5 verdwijnen ⇒ weggaan, eruit gaan♦voorbeelden:le voilà parti • daar begint hij weer, hij zit weer op zijn stokpaardjepartir à, pour • vertrekken naar, voorpartir en voyage • op reis gaanpartir en guerre contre qc. • tegen iets ten strijde trekkenà vos marques! prêts? partez! • op uw plaatsen! klaar (voor de start)? af!2 vous êtes mal parti, vous devriez changer de méthode • u pakt het verkeerd aan, u zou een andere methode moeten volgenà partir de • vanaf, vanuit, uità partir d' aujourd'hui • voortaan, van nu af aanil est parti de rien • hij is met niets begonnenen partant de ce principe • uitgaande van dit principele quatrième en partant de la droite • de vierde van rechtsII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ maillev1) vertrekken3) exploderen4) aanslaan, starten5) verdwijnen, weggaan -
33 pas
pas1 [paa]〈m.〉1 pas ⇒ schrede, (voet)stap, (voet)spoor2 tred ⇒ gang, loop3 pas ⇒ doorgang, engte, drempel♦voorbeelden:faire les cent pas • ijsberensalle des pas perdus, les pas perdus • grote halallonger, presser le pas • sneller gaan lopen, 't tempo verhogen, zich haastenarriver sur les pas de qn. • vlak na iemand aankomendoubler le pas • zijn pas versnellenétalonner son pas • zijn passen afmetenmarcher sur les pas de qn. • iemand (na)volgenmarquer le pas • pas op de plaats makenmettre qn. au pas • iemand in het gareel laten lopenne pas quitter qn. d'un pas • voortdurend achter iemand aan lopenretourner, revenir sur ses pas • op zijn schreden terugkeren, een andere koers inslaanà deux, quatre pas (d'ici) • vlakbij, (hier)naastà pas comptés • met afgemeten passenavancer à grands pas • grote vooruitgang boeken, met rasse schreden vooruit gaanà pas de loup • op de tenen (sluipend), heel zachtjespas à pas • stapje voor stapje, voorzichtig aancela ne se trouve pas dans, sous le pas d'un cheval • dat ligt niet voor 't oprapen, dat groeit iemand maar niet op de rugpas de l'oie • ganzenpas, paradepasà pas de tortue • met een slakkengangetjeà pas de velours • zachtjes sluipendau pas • in de pas, stapvoetsau pas de course, au pas de gymnastique • in looppasse mettre au pas • zich schikken, zich aanpassenrouler au pas • stapvoets rijdende ce pas • direct, nu meteen, stante pedepas de (la) porte • drempelêtre dans un mauvais pas • zich in een lastig parket bevindentirer qn. d'un mauvais pas • iemand uit de puree helpencéder le pas à qn. • iemand laten voorgaanprendre le pas sur qn. • voor iemand uitlopen, iemand achter zich laten 〈 ook figuurlijk〉sauter, franchir le pas • de sprong wagen; stervenpas de vis • spoed, schroefgang————————pas2 [paa]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 si c'est pas malheureux! • wat erg!, erg is dat!pas mal de • heel watne pas, ne … pas • nietpas plus que lui • evenmin als hij, niet meer dan hijpas du tout • helemaal nietpas un(e) • geen enkele, niemandcomme pas un • als geen anderil ne sait pas parler • hij kan niet sprekenil sait ne pas parler • hij weet z'n mond te houden1. m1) pas, voetstap2) tred, loop3) doorgang, engte, drempel2. advniet, geen -
34 passer
passer [paasee]2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)♦voorbeelden:défense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …passer prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈 spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈 alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaanse faire passer pour • zich uitgeven voor1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈 film〉 ⇒ draaien 〈 plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springenpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈 communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!j'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v2) gaan (van...naar)4) uitgezonden worden [film, radio]6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van) -
35 pavé
pavé [paavee]〈m.〉1 (straat)steen ⇒ kei, blok, tegel2 plaveisel ⇒ wegdek, bestrating♦voorbeelden:c'est le pavé dans la mare • dat is de knuppel in het hoenderhok2 brûler le pavé • rennen, hard rijden〈 figuurlijk〉 être sur le pavé • op straat staan, werkloos zijnjeter qn. sur le pavé • iemand op straat gooien→ hautm1) straatsteen, straatkei2) plaveisel, wegdek3) openbare weg4) pil [boek]5) kaderartikel -
36 porter
porter [portee]♦voorbeelden:porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:porter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten oplivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen vanêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop datporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken2 het … maken 〈 gezondheid〉5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voorse porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————v1) steunen (op)6) dragen8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven -
37 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
38 presser
presser [pressee]♦voorbeelden:rien ne presse • er is geen haast bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)persen ⇒ (uit)knijpen, drukken2 vervolgen ⇒ kwellen, aandringen (bij)3 verhaasten ⇒ bespoedigen, spoed zetten achter♦voorbeelden:presser les rangs • de gelederen (dicht aaneen)sluitenpresser la mesure • het tempo opvoerenpresser le pas • vlugger gaan lopen♦voorbeelden:allons, pressons • kom, laten we opschietenv1) haast hebben2) (uit)persen, (uit)knijpen3) kwellen, vervolgen4) verhaasten5) druk uitoefenen [op iemand] -
39 reculer
reculer [rəkuulee]1 achteruitgaan ⇒ achteruitlopen, -rijden, terugwijken2 terrein verliezen ⇒ teruggaan, achteruitgaan♦voorbeelden:reculer pour mieux sauter • een afwachtende houding aannemen, toegeven om later meer te vragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 achteruit-, terugzetten ⇒ achteruit-, terugplaatsen♦voorbeelden:1 reculer les frontières • de grenzen verleggen, uitbreidenv2) terugdeizen (voor), terugschrikken4) uitstellen -
40 relayer
См. также в других словарях:
rijden — rey … Woordenlijst Sranan
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Reiten — 1. Beim Reiten macht man den Mund zu und den Ars auf, in der Gesellschaft ist s umgekehrt. (Schles.) Beim Einüben der Rekruten der Cavalerie, auch von Reitlehrern angewandt. Zur richtigen Haltung der Schenkel ist das eine und zur Vermeidung eines … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
T-rules — The T(ea) rules ( T(hee) regels ) are a set of rules used in Dutch language to determine whether the second person singular/plural and the first and third person singular of a verb end in t or not. These rules must not be confused with the t… … Wikipedia
Liste falscher Freunde — Die Liste falscher Freunde listet eine Auswahl häufiger falscher Freunde (Übersetzungsfallen bzw. Verständnisprobleme) zwischen Deutsch und anderen Sprachen, dem in der Bundesrepublik Deutschland und in anderen Staaten gesprochenen Deutsch sowie… … Deutsch Wikipedia
Pepperoni — Die Liste falscher Freunde listet eine Auswahl häufiger falscher Freunde (Übersetzungsfallen bzw. Verständnisprobleme) zwischen Deutsch und anderen Sprachen, dem in der Bundesrepublik Deutschland und in anderen Staaten gesprochenen Deutsch sowie… … Deutsch Wikipedia
Rid — Ride Ride, v. i. [imp. {Rode} (r[=o]d) ({Rid} [r[i^]d], archaic); p. p. {Ridden}({Rid}, archaic); p. pr. & vb. n. {Riding}.] [AS. r[=i]dan; akin to LG. riden, D. rijden, G. reiten, OHG. r[=i]tan, Icel. r[=i][eth]a, Sw. rida, Dan. ride; cf. L.… … The Collaborative International Dictionary of English
Rid — Ride Ride, v. i. [imp. {Rode} (r[=o]d) ({Rid} [r[i^]d], archaic); p. p. {Ridden}({Rid}, archaic); p. pr. & vb. n. {Riding}.] [AS. r[=i]dan; akin to LG. riden, D. rijden, G. reiten, OHG. r[=i]tan, Icel. r[=i][eth]a, Sw. rida, Dan. ride; cf. L.… … The Collaborative International Dictionary of English
Ridden — Ride Ride, v. i. [imp. {Rode} (r[=o]d) ({Rid} [r[i^]d], archaic); p. p. {Ridden}({Rid}, archaic); p. pr. & vb. n. {Riding}.] [AS. r[=i]dan; akin to LG. riden, D. rijden, G. reiten, OHG. r[=i]tan, Icel. r[=i][eth]a, Sw. rida, Dan. ride; cf. L.… … The Collaborative International Dictionary of English
Ride — Ride, v. i. [imp. {Rode} (r[=o]d) ({Rid} [r[i^]d], archaic); p. p. {Ridden}({Rid}, archaic); p. pr. & vb. n. {Riding}.] [AS. r[=i]dan; akin to LG. riden, D. rijden, G. reiten, OHG. r[=i]tan, Icel. r[=i][eth]a, Sw. rida, Dan. ride; cf. L. raeda a… … The Collaborative International Dictionary of English
Riding — Ride Ride, v. i. [imp. {Rode} (r[=o]d) ({Rid} [r[i^]d], archaic); p. p. {Ridden}({Rid}, archaic); p. pr. & vb. n. {Riding}.] [AS. r[=i]dan; akin to LG. riden, D. rijden, G. reiten, OHG. r[=i]tan, Icel. r[=i][eth]a, Sw. rida, Dan. ride; cf. L.… … The Collaborative International Dictionary of English