-
1 champignon
champignon [sĵãpienjõ]〈m.〉6 schimmel♦voorbeelden:pousser comme un champignon • als een paddestoel uit de grond schietenm1) paddestoel2) kapstok3) gaspedaal4) schimmel -
2 champignon de couche, de Paris
champignon de couche, de ParisDictionnaire français-néerlandais > champignon de couche, de Paris
-
3 champignon atomique
champignon atomique -
4 appuyer à fond sur le champignon, écraser le champignon
appuyer à fond sur le champignon, écraser le champignonDictionnaire français-néerlandais > appuyer à fond sur le champignon, écraser le champignon
-
5 pousser comme un champignon
pousser comme un champignonDictionnaire français-néerlandais > pousser comme un champignon
-
6 ville champignon
ville champignon -
7 écraser
écraser [eekraazee]1 verpletteren ⇒ platdrukken, verbrijzelen3 persen ⇒ fijnstampen, uitknijpen7 〈 computer〉overschrijven♦voorbeelden:la ville est écrasée par la cathédrale • de stad wordt geheel beheerst door de kathedraalêtre écrasé de travail • gebukt gaan onder het vele werkêtre écrasé de fatigue • doodmoe zijn¶ nez écrasé • platte, stompe neusécraser qn. de son luxe • iemand de ogen uitsteken met zijn luxe〈 informeel〉 écrase! • hou op!♦voorbeelden:1. v1) verpletteren, platdrukken2) omverrijden3) persen, uitknijpen5) overstelpen6) overheersen7) overschrijven [computer]2. s'écraserv -
8 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
9 pousser jusqu'à Paris
-
10 écrase!
См. также в других словарях:
champignon — [ ʃɑ̃piɲɔ̃ ] n. m. • 1398; de l a. fr. champegnuel (campegneus XIIe); lat. pop. (fungus) °campaniolus « (champignon) des champs »; cf. campagnol A ♦ 1 ♦ Végétal sans feuilles ni fleurs formé généralement d un pied surmonté d un chapeau, à… … Encyclopédie Universelle
Champignon — Sm (Edelpilz) erw. fach. (16. Jh., Form 18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. champignon Pilz , speziell champignon de couche Zuchtchampignon . Zunächst entlehnt in latinisierter Form als Campiniones, dann Schampinionen, dann nach der modernen… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
champignon — CHAMPIGNON. s. m. Espèce de plante spongieuse qui vient sans racines, et qui croît en très peu de temps en certains terrains et à quelques arbres. Champignons bons à manger. La pluie douce fait venir les champignons. Plat de champignons. Ragoût,… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
champignon — Champignon. s. m. Espece de plante spongieuse qui vient sans racines, & qui croist en peu de temps en quelques endroits de la terre & à quelques arbres. Champignons venimeux. champignons bons à manger. la pluye douce fait venir les champignons.… … Dictionnaire de l'Académie française
Champignon — Cham*pi gnon, n. [F., a mushroom, ultimately fr. L. campus field. See {Camp}.] (Bot.) An edible species of mushroom ({Agaricus campestris}). [1913 Webster] {Fairy ring champignon}, the {Marasmius oreades}, which has a strong flavor but is edible … The Collaborative International Dictionary of English
Champignon — Champignon: Der seit dem 17. Jh. bezeugte Name des Edelpilzes stammt aus frz. champignon. Dies ist mit Suffixwechsel umgestaltet aus afrz. champegnuel (vlat. *campaniolus) und bezeichnet eigentlich »den auf dem freien Felde Wachsenden (Pilz)«.… … Das Herkunftswörterbuch
Champignon [1] — Champignon (fr., spr. Schangpiniong), 1) Pilz überhaupt; 2) (Agaricus campestris L.), sehr gewöhnlicher, eßbarer Pilz; gegen Ende des Sommers, nach warmem Regen ziemlich häufig auf Triften, Wiesen, in lichten Wäldern u. Gärten; um ihn in Menge zu … Pierer's Universal-Lexikon
Champignon [2] — Champignon (fr., spr. Schangpiniong), Aufsatzröhre am. Springbrunnen … Pierer's Universal-Lexikon
Champignon — (spr. schampinjóng, Feldblätterschwamm, Angerling, Weidling, Herrenpilz, Trüschling, Brachpilz, Gugemuke, Agaricus campestris L., s. Tafel »Pilze I«, Fig. 13), Pilz aus der Gattung Agaricus, besitzt einen zentral gestielten weißfleischigen Hut,… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Champignon — (frz., spr. schangpinnjóng), Agarĭcus campestris L. [Tafel: Pilze, 6], auf Brachäckern, Triften, Wiesen, in Obst und Weingärten durch ganz Europa wachsender Blätterpilz mit weißlichem, seidenglänzendem oder bräunlich zottigem Hut; der beste… … Kleines Konversations-Lexikon
Champignon — Champignon, s. Agaricus … Herders Conversations-Lexikon