-
1 roussir
roussir [roesier]1 rossig, bruin worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) rossig/bruin worden2) schroeien3) rossig maken -
2 griller
griller [griejee]♦voorbeelden:¶ tu grilles! • je bent warm!, je bent er bijna!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 branden ⇒ verschroeien, verzengen4 inhalen♦voorbeelden:griller les feux rouges • door rood (licht) rijdenv1) roosteren2) (ver)schroeien, (aan)branden5) (laten) doorbranden [elektriciteit]6) inhalen -
3 brûler
brûler [bruulee]1 (ver-, af)branden ⇒ door vuur verteerd worden, in brand staan, (op)vlammen♦voorbeelden:brûler de fièvre • van koorts gloeien→ torchonII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:→ cervellev1) (ver)branden, afbranden2) (laten) aanbranden [spijzen]4) warm zijn [spel]5) (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden -
4 flamme
flamme [flaam]〈v.〉1 vlam3 gloed ⇒ vuur, enthousiasme, hartstocht♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 descendre qn., qc. en flamme(s) • iemand, iets de grond in borenpasser à la flamme • schroeiendescendre un avion en flammes • een vliegtuig in brand schieten→ retour1. f1) vlam2) enthousiasme3) wimpel2. flammesf pl -
5 gazer
gazer [gaazee]1 racen ⇒ rennen, snel rijden, snel vliegen♦voorbeelden:2 ça gaze • het schiet op, het loopt gesmeerdII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) racen, scheuren3) vergassen4) zengen [draden] -
6 cramer
cramer [kraamee]〈 informeel〉1 ver-, afbrandenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schroeien ⇒ licht branden, aanbranden -
7 flambage
-
8 flamber
flamber [flãbee]1 fel branden ⇒ vlammen, opvlammen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 être flambé • naar de maan zijn; geruïneerd zijn -
9 passer à la flamme
passer à la flamme
См. также в других словарях:
shred — {{11}}shred (n.) O.E. screade piece cut off, from W.Gmc. *skraudas (Cf. M.L.G. schrot piece cut off, O.H.G. scrot, a cutting, piece cut off, Ger. Schrot small shot, O.N. skrydda shriveled skin ), from PIE root *skreu to cut, cutting tool (Cf. L … Etymology dictionary
schroten — »grob zerkleinern«: Das auf das dt. und niederl. Sprachgebiet beschränkte Verb mhd. schrōten, ahd. scrōtan, mniederl. scrōden (niederl. schroeien) bedeutet eigentlich »hauen, ‹ab›schneiden« und gehört zu der unter 1↑ scheren behandelten… … Das Herkunftswörterbuch