-
1 bar of chocolate
-
2 bar
n. stang; tralie; tussenschot; wegversperring; salon; bar--------prep. zonder; behalve---------v. op slot doen, sluiten; versperrenbar1[ ba:]♦voorbeelden:bar of gold • baar goudbar of soap • stuk zeep4 a medal with a bar on the ribbon • een medaille met een balk/gesp op het lint→ horizontal horizontal/, parallel parallel/♦voorbeelden:be tried at (the) bar • in openbare terechtzitting berecht wordenIII 〈zelfstandig naamwoord; meestal Bar; the; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:————————bar2〈werkwoord; barred〉♦voorbeelden:2 bar oneself in/out • zichzelf binnen/buitensluiten————————[ ba:ring] 〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:all bar one • alle(n) op één nabar none • zonder uitzondering -
3 strip
n. strook, reep; striptease(nummer)--------v. zich uitkleden; een striptease opvoeren; verwijderen, aftrekken, afscheurenstrip1[ strip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 strook ⇒ strip, reep♦voorbeelden:————————strip2〈 stripped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈ook +off〉 van iets ontdoen ⇒ pellen, (af)schillen; ontbloten; verwijderen; aftrekken, afscheuren; aftuigen 〈 scheepvaart〉; afhalen 〈 bed〉; afkrabben 〈 verf〉♦voorbeelden: -
4 a bar of chocolate
-
5 band
n. band; orkest; bende--------v. verenigen; een band aanbrengenband1[ bænd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bende ⇒ groep, troep3 band ⇒ (dans)orkestje, fanfare, popgroep♦voorbeelden:1 a band of light • een lichtstreep/strooka black band round his hat • een zwart(e) lint/band om zijn hoeda rubber band • een elastiekjea pair of bands • bef¶ the band begins to play • nu wordt het ernstig/menens————————band2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
6 chocolate
adj. bruin gekleurd, met bruine kleur--------n. chocola(de), chocolaatjechocolate1[ tsjoklət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 chocolaatje ⇒ bonbon, praline♦voorbeelden:————————chocolate2 -
7 rape
n. verkrachting--------v. verkrachtenrape1[ reep] 〈 zelfstandig naamwoord〉→ statutory statutory/————————rape2〈 werkwoord〉 -
8 stick
n. stok; stuk; stam--------v. plakken; steken; blijven steken; volhouden; vastplakken; neerzettenstick1[ stik]1 stok ⇒ tak; stuk hout; trommelstok; dirigeerstok3 staaf(je) ⇒ reep(je), stuk4 roede ⇒ stok, knuppel5 stick ⇒ hockeystick; (polo)hamer♦voorbeelden:8 you clever old stick! • jij oude slimmerik!♦voorbeelden:give someone some stick • iemand een pak slaag geven1 〈 informeel〉(schamele) inboedel/huisraad♦voorbeelden:————————stick2♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 stick about/around • rondhangen, in de buurt blijven〈 informeel〉 stick to it! • volhouden!stick to the point • bij het onderwerp blijvenstick to one's principles • trouw blijven aan zijn principesII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)steken ⇒ (vast)prikken, bevestigen; opprikken4 (vast)kleven ⇒ vastlijmen/plakken♦voorbeelden:3 stick it in your pocket • stop/doe het in je zak -
9 strap
n. riem, band(je)--------v. vastmaken; slaanstrap1[ stræp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————strap2〈werkwoord; strapped〉1 vastbinden ⇒ vastsnoeren, vastgespen3 pak rammel/ransel geven -
10 puttie
n. reep sotf dat om onderbeen is gewonden voor bescherming; beenbedekking gemaakt van leer of ander houdbaar materiaal (ook beenwindsel) -
11 weather strip
metalen reep of vilt dat de verbinding bedekt tussen een deur of raam en het kozijn om tocht tegen te gaan
См. также в других словарях:
Reep — 〈n. 11; Mar.〉 Tau, Seil [<mnddt. rep(e), entspricht nhd. Reif „Ring“] * * * Reep, das; [e]s, e [mniederd. rēp, niederd. Form von ↑ 2Reif] (Seemannsspr.): Seil, Schiffstau. * * * Reep [niederdeutsch] … Universal-Lexikon
Reep — may refer to:* Ed Reep, American artist * Jon Reep, American comedian and actor … Wikipedia
Reep — (niedersächs.), so v.w. Tau; bes. ein dünnes Tau, daher in zusammengesetzten Wörtern gebraucht, als: Bojereep, Bramreep; daher Reeperbahn, ein langer gerader Gang od. eine Bahn, in welcher die Reepschläger od. Seiler spinnen. Eine solche muß bei… … Pierer's Universal-Lexikon
Reep — Reep, soviel wie Tau (Fallreep, Windereep, Bojereep, Steuerreep etc.) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Reep — Reep, Bezeichnung für ein Tau im Schiffsbetrieb, doch nur in Zusammensetzungen, wie Bojereep, Ruderreep … Lexikon der gesamten Technik
Reep — (niedersächs.), Tau; Reeperbahn, Seilerbahn; Reepschläger, Seiler; Reepschlägereien, Werkstätten zur Verfertigung der Schiffstaue … Kleines Konversations-Lexikon
Reep — Reep,das:⇨Seil(1) … Das Wörterbuch der Synonyme
Reep — Sn Seil per. Wortschatz ndd. (18. Jh.) Stammwort. Niederdeutsche Entsprechung zu Reif1, das auch Seil bedeutet. Reeper ist Seiler und die Reeperbahn die (Arbeits )Bahn des Seilers als Ortsname übergegangen auf das Dirnenviertel in Hamburg.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Reep — Reep, Reeper, Reeperbahn 1↑ Reif … Das Herkunftswörterbuch
Reep — Reep, das; [e]s, e (norddeutsch für Seil, Tau) … Die deutsche Rechtschreibung
Reep — Ein Reep bezeichnet in der Seefahrt ein Tau oder eine Trosse. Die Herstellung erfolgte früher durch das Handwerk der Reepschläger auf den so genannten Reeperbahnen durch Verdrillen dünnerer Seile oder Reepe. Modell der historischen Reeperbahn… … Deutsch Wikipedia