-
1 blot
n. vlek, smet; defect--------v. besmetten; afvloeienblot1[ blot] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the building was a blot on the landscape • het gebouw ontsierde het landschap————————blot2〈 blotted〉1 vlekken maken ⇒ knoeien, kliederen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 debase
-
3 degrade
v. kleineren, vernederen[ digreed]1 degenereren ⇒ ontaarden, verwilderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 degraderen ⇒ achteruit/terugzetten♦voorbeelden: -
4 disgrace
n. schande, beschaming--------v. schande brengen, beschamendisgrace1[ disgrees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schande ⇒ eerverlies, ongenade♦voorbeelden:I have fallen into disgrace with him • ik ben bij hem uit de gunst geraaktbe in disgrace • uit de gratie zijnthey are a disgrace to our school • ze maken onze school te schande————————disgrace2〈 werkwoord〉1 te schande maken ⇒ onteren, een slechte naam bezorgen♦voorbeelden:they disgraced themselves by their behaviour • ze hebben zich te schande gemaakt door hun gedrag -
5 rape
n. verkrachting--------v. verkrachtenrape1[ reep] 〈 zelfstandig naamwoord〉→ statutory statutory/————————rape2〈 werkwoord〉 -
6 ravish
v. betoveren; pakken; verkrachten[ rævisj] 〈zelfstandig naamwoord: ravishment〉♦voorbeelden:1 ravished by/with her blue eyes • in vervoering over/betoverd door haar blauwe ogen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский