-
41 correspond
intransitive verb1) (be analogous, agree in amount)correspond [to each other] — einander entsprechen
correspond to something — einer Sache (Dat.) entsprechen
correspond [to something] — [mit etwas] übereinstimmen; (be in harmony)
correspond [with or to something] — [mit etwas] zusammenpassen
3) (communicate)correspond with somebody — mit jemandem korrespondieren
* * *[korə'spond]1) ((with to) to be similar; to match: A bird's wing corresponds to the arm and hand in humans.) entsprechen3) (to communicate by letter (with): Do they often correspond (with each other)?) im Briefwechsel stehen•- academic.ru/16321/correspondence">correspondence- correspondent
- corresponding
- correspondence course* * *cor·re·spond[ˌkɒrɪˈspɒnd, AM ˌkɔ:rəˈspɑ:nd]vito \correspond closely/roughly to sth etw dat genau/ungefähr entsprechenhis story didn't \correspond with the witness' version seine Geschichte deckte sich nicht mit der Version des Zeugen2. (write)▪ to \correspond [with sb] [mit jdm] korrespondieren* * *["kɒrɪs'pɒnd]vi1) (= be equivalent) entsprechen (to, with +dat two or more to one another) sich entsprechen; (= be in accordance also) sich decken (with mit)2) (= exchange letters) korrespondieren (with mit)* * *1. (to, with) entsprechen (dat), passen (zu), übereinstimmen (mit):correspond with sb’s expectations jemandes Erwartungen entsprechen2. übereinstimmen4. korrespondieren, in Briefwechsel stehen ( beide:with mit)6. MATH korrespondierencorr. abk1. corrected2. correction3. correspond* * *intransitive verb1) (be analogous, agree in amount)correspond [to each other] — einander entsprechen
correspond to something — einer Sache (Dat.) entsprechen
correspond [to something] — [mit etwas] übereinstimmen; (be in harmony)
correspond [with or to something] — [mit etwas] zusammenpassen
* * *v.entsprechen v.korrespondieren v.übereinstimmen (Angaben) v. -
42 go with
transitive verb1) (be commonly found together with) einhergehen mit2) (be included with) gehören zu. See also academic.ru/31516/go">go 1. 1), 32)* * *1) (to be sold with, be part of etc: The carpets will go with the house.) verkaufen2) (to look etc well with: The carpet goes with the wallpaper.) passen zu* * *◆ go withvt1. (accompany)▪ to \go with with sb mit jdm mitgehen, jdn begleitenI have to go to town — do you want to \go with with me? ich muss in die Stadt — möchtest du mitkommen?2. (be associated with)3. (harmonize)4. (agree with)your first proposal was fine, but I can't \go with with you on this one dein erster Vorschlag war o.k., aber diesem hier kann ich nicht zustimmen5. (follow)to \go with with the beat mit dem Rhythmus mitgehento \go with with the majority sich akk der Mehrheit anschließen6. (date)* * *go with v/i1. jemanden, etwas begleiten2. gehören zu4. übereinstimmen mit5. → go1 C 15, C 16, C 29* * *transitive verb1) (be commonly found together with) einhergehen mit2) (be included with) gehören zu. See also go 1. 1), 32)* * *v.mitfahren v. -
43 agree
v. het eens zijn; toestemmen; overeenkomen[ əgrie:]1 akkoord gaan ⇒ het eens zijn, het eens worden, afspreken2 overeenstemmen ⇒ goed opschieten, passen♦voorbeelden:agree to do something • afspreken iets te zullen doenI agree! • vind ik ook!I don't agree! • vind ik niet!agree on/upon something • het ergens over eens zijn, een akkoord bereiken over ietsagree to something • met iets instemmen, in iets toestemmenagree with someone about something • het met iemand over iets eens zijnagree that • ermee akkoord gaan/ook vinden datagreed! • akkoord!2 agree with • kloppen met, overeenstemmen met, passen bij→ agree with agree with/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bepalen ⇒ overeenkomen, afspreken♦voorbeelden: -
44 be in/out of key with
be in/out of key withpassen/niet passen bij -
45 belong
v. toebehoren; passen bij[ billong]♦voorbeelden:it belongs with the others • het hoort bij de anderenthey never really belonged • ze waren (hier/er/daar) nooit echt op hun plaats -
46 fit like a glove
-
47 key
adj. sleutel- (persoon enz.); belangrijkst; centraal; belangrijk; noodzakelijk--------n. sleutel; oplossing; toets; toonaard; muzieksleutel--------n. sleutel; toegang, oplossing, verklaring; toon, toonaard (in de muziek); toets (v. piano, schrijfmachine), klep (v. blaasinstrument); een laagliggend eiland--------v. vals (v. zingen); niet harmoniëren met; spannen; vastzetten; intoetsen; opschroeven, opdraaien spannen; stemmen (muziek)key1[ kie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sleutel 〈van slot; om iets vast te draaien〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 toegang; (strategische) sleutel; oplossing, verklaring; 〈 schaakspel〉 sleutelzet; opwindknop 〈 van horloge〉♦voorbeelden:key to the mystery • sleutel van het raadselin key • zuiverout of key, off key • valsbe in/out of key with • passen/niet passen bij→ minor minor/————————key21 sleutel- ⇒ hoofd-, bepalend, voornaamste♦voorbeelden:1 key factor • belangrijkste/determinerende factorkey figure • sleutelfiguurkey industry • sleutelindustriekey issue • hoofdthemakey job/position • sleutelpositiekey man • sleutelpersoon, centrale figuur, spilkey official • topambtenaarkey question • hamvraagkey role • sleutelrol, belangrijkste rolkey witness • hoofdgetuige, voornaamste getuige————————key3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the factories are keyed to the needs of the port • de fabrieken zijn gericht op de behoeften van de havenhis speech was keyed to the political situation • zijn rede was afgestemd op de politieke situatie→ key up key up/ -
48 mind one's p's and q's
-
49 sit
v. zitten; zich neerzetten; neerzetten; vinden; als voorbeeld dienen (bij modeltekenen); passen (kleren)1 zitten2 zijn ⇒ zich bevinden, liggen, staan7 zitting hebben/houden♦voorbeelden:sit through a meeting • een vergadering uitzittenthat idea doesn't sit well with me • dat idee zit me niet lekkersit about/around • lanterfantensit by • lijdelijk toekijkensit down • gaan zittensit down under • lijdelijk ondergaan, slikkensit in on • als toehoorder bijwonensit with • helpen verplegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ sit out sit out/ -
50 suit
n. kostuum, pak; huwelijksaanzoek; vervolging (bij rechtszaak); verzoek--------v. passen; geschikt zijn bijsuit1[ soe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (rechts)geding ⇒ proces, rechtszaak♦voorbeelden:4 criminal/civil suit • strafrechtelijke/civiele procedurebring a suit against • een aanklacht indienen tegen————————suit21 passen (bij) ⇒ geschikt zijn (voor), staan (bij)2 gelegen komen (voor) ⇒ uitkomen (voor), schikken♦voorbeelden:this colour suits her complexion • deze kleur past bij haar teintsuit someone (down) to the ground • voor iemand geknipt zijnit does not suit his purpose • het komt niet in zijn kraam te pasII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 voldoen ⇒ aanstaan, bevredigen♦voorbeelden:suit someone's needs • aan iemands behoeften voldoensuit the qualifications • aan de vereisten voldoensuit yourself! • ga je gang maar!; moet je zelf weten! -
51 tone
n. toon, klank; intonatie; stemming--------v. stemmen, tinten; kleuren; versterken; temperen, verzachten, afzwakken; harmoniëren, goed passen bijtone1[ toon] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toon ⇒ klank; stem(buiging); tint♦voorbeelden:a rising/falling tone • een stijgende/dalende toonspeak in an angry tone • op boze toon spreken————————tone2♦voorbeelden:1 tone (in) with • kleuren bij, harmoniëren met→ tone up tone up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tinten♦voorbeelden:2 tone (in) with • doen harmoniëren/kleuren met, laten passen bij -
52 baby sit
v. oppassen, babysitten, passen op kinderen waarvan de ouders niet thuis zijn; op een kind passen -
53 incompatible
adjective1) (unable to harmonize) unverträglichthey were incompatible and they separated — sie passten nicht zueinander und trennten sich
2) (unsuitable for use together) unvereinbar; inkompatibel (Technik)3) (inconsistent) unvereinbar* * *[inkəm'pætəbl]•- academic.ru/37426/incompatibility">incompatibility* * *in·com·pat·ible[ˌɪnkəmˈpætəbl̩, AM -ˈpæt̬-]adj unvereinbar▪ to be \incompatible with sth mit etw dat unvereinbar sein; machinery, computer systems inkompatibel; blood type unverträglich; colours nicht kombinierbar* * *["ɪnkəm'ptəbl]adjcharacters, ideas, propositions, temperaments unvereinbar; technical systems nicht kompatibel; drugs, blood groups, colours nicht miteinander verträglichthe drugs are incompatible — die Arzneimittel vertragen sich nicht miteinander
we are incompatible, she said — wir passen überhaupt nicht zusammen or zueinander, sagte sie
to be incompatible with sb/sth — sich nicht mit jdm/etw vertragen
the possession of great wealth is surely incompatible with genuine Marxist beliefs — der Besitz großer Reichtümer lässt sich wohl kaum mit echtem Marxismus vereinbaren
* * *A adj (adv incompatibly)1. unvereinbar:a) widersprüchlichb) inkompatibel (Ämter)2. unverträglich:a) nicht zusammenpassend, gegensätzlich (auch Personen)b) MED inkompatibel (Blutgruppen, Arzneimittel):be incompatible (with) sich nicht vertragen (mit), nicht zusammenpassen (mit), nicht passen (zu)3. IT, TECH: inkompatibel (Datenträger, Programme, Übertragungssysteme etc)* * *adjective1) (unable to harmonize) unverträglich2) (unsuitable for use together) unvereinbar; inkompatibel (Technik)3) (inconsistent) unvereinbar* * *adj.nicht kompatiebel adj.unverträglich adj. -
54 juggle
1. intransitive verb1) jonglieren; (perform conjuring tricks) zaubern2)2. transitive verbjuggle with — (misrepresent) jonglieren mit [Fakten, Zahlen]
(lit., or fig.): (manipulate) jonglieren [mit]* * *(to keep throwing in the air and catching a number of objects (eg balls or clubs): He entertained the audience by juggling with four balls and four plates at once.) jonglieren- academic.ru/40203/juggler">juggler* * *jug·gle[ˈʤʌgl̩]I. vt▪ to \juggle sthit is quite hard to \juggle children and a career es ist ziemlich schwierig, Familie und Beruf unter einen Hut zu bringento \juggle facts Tatsachen verdrehento \juggle figures Zahlen frisieren pej famII. vito \juggle with figures mit Zahlen jonglieren pej* * *['dZʌgl]1. vijonglierento juggle with the figures — die Zahlen so hindrehen, dass sie passen
2. vtballs jonglieren (mit); figures so hindrehen, dass sie passen; debts umverteilenmany women have to juggle (the demands of) family and career — viele Frauen müssen (die Anforderungen von) Familie und Beruf miteinander vereinbaren
they juggled the schedules to show the final — die Programmfolge wurde so umgeändert, dass das Endspiel gezeigt werden konnte
* * *juggle [ˈdʒʌɡl]A v/t1. jonglieren (mit)2. figa) mit Fakten, Worten etc jonglierenb) Fakten, Worte etc verdrehenc) Konten etc fälschen, frisieren umgB v/i1. jonglieren ( with mit)C s1. Jongleurakt m2. Schwindel m* * *1. intransitive verb1) jonglieren; (perform conjuring tricks) zaubern2)2. transitive verbjuggle with — (misrepresent) jonglieren mit [Fakten, Zahlen]
(lit., or fig.): (manipulate) jonglieren [mit]* * *v.jonglieren v. -
55 look
1. intransitive verb1) sehen; gucken (ugs.); schauen (bes. südd., sonst geh.)look the other way — (fig.) die Augen verschließen
not know which way to look — nicht wissen, wohin man sehen soll
2) (search) nachsehen3) (face) zugewandt sein (to[wards] Dat.)the room looks on to the road/into the garden — das Zimmer liegt zur Straße/zum Garten hin od. geht zur Straße/zum Garten
4) (appear) aussehenlook as if — [so] aussehen, als ob
look well/ill — gut od. gesund/schlecht od. krank aussehen
5) (seem to be)she looks her age — man sieht ihr ihr Alter an
you look yourself again — es scheint dir wieder gut zu gehen
6)look [here]! — (demanding attention) hören Sie/hör zu!; (protesting) passen Sie/pass ja od. bloß auf!
2. transitive verblook sharp [about something] — (hurry up) sich [mit etwas] beeilen
(ascertain by sight) nachsehen; in exclamation of surprise etc. sich (Dat.) ansehenlook what you've done! — sieh [dir mal an], was du getan od. angerichtet hast!
3. nounlook who's here! — sieh mal, wer da od. gekommen ist! see also academic.ru/18255/dagger">dagger
1) Blick, derget a good look at somebody — jemanden gut od. genau sehen [können]
have or take a look at somebody/something — sich (Dat.) jemanden/etwas ansehen; einen Blick auf jemanden/etwas werfen
have a look at a town — sich (Dat.) eine Stadt ansehen
from or by the look[s] of somebody — von jemandes Aussehen zu schließen
by the look[s] of it or things — [so] wie es aussieht
the house is empty, by the look of it — das Haus steht allem Anschein nach leer
Phrasal Verbs:- look at- look for- look in- look on- look out- look to- look up* * *[luk] 1. verb1) (to turn the eyes in a certain direction so as to see, to find, to express etc: He looked out of the window; I've looked everywhere, but I can't find him; He looked at me (angrily).) schauen3) (to face: The house looks west.) gehen nach2. noun1) (the act of looking or seeing: Let me have a look!) der Blick2) (a glance: a look of surprise.) der Blick3) (appearance: The house had a look of neglect.) das Aussehen•- look-alike- -looking
- looks
- looker-on
- looking-glass
- lookout
- by the looks of
- by the look of
- look after
- look ahead
- look down one's nose at
- look down on
- look for
- look forward to
- look here! - look in on
- look into
- look on
- look out
- look out! - look over
- look through
- look up
- look up to* * *n no pl▪ the \Look der böse Blick* * *[lʊk]1. n1) (= glance) Blick mshe gave me a dirty look, I got a dirty look from her — sie warf mir einen vernichtenden Blick zu
she gave me a look of disbelief —
he gave me such a look! — er hat mir (vielleicht) einen Blick zugeworfen!
to have or take a look at sth — sich (dat) etw ansehen
have a look at this! — sieh or guck (inf) dir das mal an!
let's have a look — lass mal sehen, zeig mal her
let's have a look at it — lass mal sehen, zeig mal
let's have a look at you — lass dich mal ansehen
do you want a look? — willst du mal sehen?; (at the paper) willst du mal hineinsehen or einen Blick hineinwerfen?
to take a good look at sth — sich (dat) etw genau ansehen
take or have a good look — sehen or gucken (inf) Sie genau hin
shall we have a look (a)round the town? — sollen wir uns (dat) die Stadt ansehen?
2) (= air, appearance) Aussehen ntthere was a look of despair in his eyes — ein verzweifelter Blick war in seinen Augen
he put on a serious look —
I don't like the look of him/this wound — er/die Wunde gefällt mir gar nicht
by the look of him —
judging by the look of the sky — wenn man sich (dat) den Himmel ansieht, so, wie der Himmel aussieht
to give sth a new look — einer Sache (dat) ein neues Aussehen verleihen or Gesicht geben
3) pl Aussehen ntlooks aren't everything —
you can't judge by looks alone — man kann nicht nur nach dem Aussehen or Äußeren urteilen
2. vtshe looks best in red —
he looked death in the face — er sah dem Tod ins Angesicht (geh) or Auge
look what you've done! — sieh or guck (inf) dir mal an, was du da angestellt hast!
look what you've done, now she's offended — jetzt hast dus geschafft, nun ist sie beleidigt
look what you've made me do ( — sieh or schau (dial ) or guck (inf)
can't you look what you're doing? — kannst du nicht aufpassen, was du machst?
look where you're going! —
just look where he's put the car! — sieh or schau (dial) or guck (inf) dir bloß mal an, wo er das Auto abgestellt hat!
look who's here! — guck (inf) or schau (dial) mal or sieh doch, wer da ist!
3. vito look (a)round —
he looked in(to) the chest — er sah or schaute (dial) or guckte (inf) in die Kiste (hinein)
now look here, it wasn't my fault — Moment mal, das war aber nicht meine Schuld
look, I know you're tired, but... — ich weiß ja, dass du müde bist, aber...
look, there's a much better solution — da gibt es doch eine wesentlich bessere Lösung
look before you leap (Prov) — erst wägen, dann wagen (Prov)
2) (= search) suchen, nachsehen3) (= seem) aussehenit looks all right to me —
it looks suspicious to me — es kommt mir verdächtig vor, es sieht verdächtig aus
I think the cake is done, how does it look to you? — ich glaube, der Kuchen ist fertig, was meinst du?
the car looks about 10 years old —
4)it looks like rain, it looks as if it will rain — es sieht nach Regen aus
it looks like cheese to me — (ich finde,) das sieht wie Käse aus
5) (= face) gehen nachthis window looks (toward(s) the) north — dieses Fenster geht nach Norden
* * *look [lʊk]A s1. Blick m (at auf akk):give sb an angry look jemandem einen wütenden Blick zuwerfen, jemanden wütend ansehen;give sth a second look etwas nochmals oder genauer ansehen;have a look at sth (sich) etwas ansehen;let’s have a look round schauen wir uns hier mal etwas um;if looks could kill wenn Blicke töten könnten2. Miene f, (Gesichts)Ausdruck m:the look on his face sein Gesichtsausdruck;take on a severe look eine strenge Miene aufsetzen3. meist pl Aussehen n:(good) looks gutes Aussehen;she kept her looks even in old age sie sah auch noch im Alter gut aus;have a strange look merkwürdig aussehen;have the look of aussehen wie;I do not like the look(s) of it die Sache gefällt mir nichtB v/i1. schauen:don’t look nicht hersehen!;look who is coming! schau (mal), wer da kommt!; oft iron ei, wer kommt denn da!;look who is here! schau (mal), wer da ist!;look here schau mal (her)!, hör mal (zu)!;don’t look like that mach nicht so ein Gesicht!, schau nicht so!;he’ll look! der wird (vielleicht) Augen machen oder schauen!;look what you are doing pass doch auf!;2. (nach)schauen, nachsehen:have you looked in the kitchen?;look and see überzeugen Sie sich (selbst)!3. aussehen, -schauen (beide auch fig):does this hat look well on me? steht mir dieser Hut?;look ugly on sb hässlich bei jemandem aussehen;look good with sich gut machen zu;it looks promising (to me) es sieht (mir) vielversprechend aus;things look bad for him es sieht schlimm für ihn aus;he looks like my brother er sieht wie mein Bruder aus;it looks like snow(ing) es sieht nach Schnee aus;he looks like winning es sieht so aus, als ob er gewinnen sollte oder wird4. liegen oder (hinaus)gehen nach:C v/tlook death in the face dem Tod ins Angesicht sehen2. aussehen wie, einer Sache entsprechend aussehen:look an idiot wie ein Idiot aussehen od (fig) dastehen;he looks it!a) so sieht er (auch) aus!,b) man sieht es ihm (auch) an!;(not) look o.s. (gesundheitlich) gut (schlecht) aussehen;3. durch Blicke ausdrücken:look compassion (one’s surprise) mitleidig (überrascht) blicken oder dreinschauen;4. look that … darauf achten, dass ….; dafür sorgen, dass …; zusehen, dass …* * *1. intransitive verb1) sehen; gucken (ugs.); schauen (bes. südd., sonst geh.)look before you leap — (prov.) erst wägen, dann wagen (Spr.)
look the other way — (fig.) die Augen verschließen
not know which way to look — nicht wissen, wohin man sehen soll
2) (search) nachsehen3) (face) zugewandt sein (to[wards] Dat.)the room looks on to the road/into the garden — das Zimmer liegt zur Straße/zum Garten hin od. geht zur Straße/zum Garten
4) (appear) aussehenlook as if — [so] aussehen, als ob
look well/ill — gut od. gesund/schlecht od. krank aussehen
5) (seem to be)6)look [here]! — (demanding attention) hören Sie/hör zu!; (protesting) passen Sie/pass ja od. bloß auf!
2. transitive verblook sharp [about something] — (hurry up) sich [mit etwas] beeilen
(ascertain by sight) nachsehen; in exclamation of surprise etc. sich (Dat.) ansehenlook what you've done! — sieh [dir mal an], was du getan od. angerichtet hast!
3. nounlook who's here! — sieh mal, wer da od. gekommen ist! see also dagger
1) Blick, derget a good look at somebody — jemanden gut od. genau sehen [können]
have or take a look at somebody/something — sich (Dat.) jemanden/etwas ansehen; einen Blick auf jemanden/etwas werfen
have a look at a town — sich (Dat.) eine Stadt ansehen
from or by the look[s] of somebody — von jemandes Aussehen zu schließen
by the look[s] of it or things — [so] wie es aussieht
the house is empty, by the look of it — das Haus steht allem Anschein nach leer
Phrasal Verbs:- look at- look for- look in- look on- look out- look to- look up* * *n.Blick -e m. (at) v.blicken (auf, nach) v.sehen v.(§ p.,pp.: sah, gesehen) v.gucken v.schauen v. -
56 misfit
noun* * *['misfit](a person who is not able to live or work happily with others.) der Eigenbrötler* * *mis·fit[ˈmɪsfɪt]a social \misfit ein gesellschaftlicher Außenseiter/eine gesellschaftliche Außenseiterin* * *['mIsfɪt]n(= person) Außenseiter(in) m(f); (= social misfit also) Nichtangepasste(r) mfsociety's misfits — die Außenseiter der Gesellschaft
he's a real misfit —
he's always been a misfit here — er hat nie richtig hierher gepasst, er hat sich hier nie angepasst
* * *B v/i nicht richtig sitzen (Kleidungsstück), (auch Gegenstand) nicht richtig passenC s [ˈmısfıt]1. schlecht sitzendes Kleidungsstück2. nicht passender Gegenstand3. (gesellschaftliche[r]) Außenseiter(in)* * *noun* * *adj.nicht passendes Stück ausdr. -
57 pack
1. nouna pack of lies/nonsense — ein Sack voll Lügen/eine Menge Unsinn
3) (Brit.)pack [of cards] — [Karten]spiel, das
5) (Cub Scouts, Brownies) Gruppe, die2. transitive verbpack of ten — Zehnerpackung, die; Zehnerpack, der
1) (put into container) einpackenpack something into something — etwas in etwas (Akk.) packen
2) (fill) packenpack one's bags — seine Koffer packen
3) (cram) voll stopfen (ugs.); füllen [Raum, Stadion usw.]4) (wrap) verpacken (in in + Dat. od. Akk.)5) (coll.) tragen, dabeihaben [Waffe]6)3. intransitive verbpack [quite] a punch — (coll.) ganz schön zuschlagen können (ugs.)
send somebody packing — (fig.) jemanden rausschmeißen (ugs.)
Phrasal Verbs:- academic.ru/89739/pack_away">pack away- pack in- pack off- pack up* * *[pæk] 1. noun1) (things tied up together or put in a container, especially to be carried on one's back: He carried his luggage in a pack on his back.) der Packen2) (a set of (fifty-two) playing-cards: a pack of cards.) das (Karten)Spiel3) (a number or group of certain animals: a pack of wolves / a wolf-pack.) das Rudel4) (a packet: a pack of cigarettes.) das Päckchen2. verb1) (to put (clothes etc) into a bag, suitcase or trunk for a journey: I've packed all I need and I'm ready to go.) einpacken2) (to come together in large numbers in a small space: They packed into the hall to hear his speech.) (sich) zusammenpressen•- packing- packing-case
- packed out
- packed
- pack off
- pack up* * *[pæk]I. nice \pack Eisbeutel ma \pack of cigarettes eine Schachtel [o SCHWEIZ, ÖSTERR a. ein Päckchen] Zigarettena \pack of tobacco eine Packung Tabakin \packs of six im Sechserpackinformation \pack Informationspaket ntface/mud \pack Gesichts-/Schlammpackung f7. + sing/pl vb (group) Gruppe f; of wolves Rudel nt; of hounds also Meute f; (fig, pej: crowd) Horde f pej, Meute f pej fam\pack of hounds Hundemeute f\pack of wolves Wolfsrudel nt10.▶ to keep ahead of the \pack der Konkurrenz immer eine Nasenlänge voraus seinthat's a \pack of lies! das ist alles [ fam erstunken und] erlogen!II. vi1. (for a journey) packen2. (fit in)3. (be suitable for packing)to \pack well sich gut [ein]packen lassen; (for transport) sich gut verpacken lassenthis silk dress doesn't \pack very well dieses Seidenkleid knittert beim Packento be \packing eine Pistole tragen5.III. vt1. (put into a container) articles, goods▪ to \pack sb sth [or sth for sb] jdm etw [ein]packen2. (fill)▪ to \pack sth bag, suitcase, trunk etw packen; box, container etw vollpackenplease \pack the small suitcase with the children's stuff pack bitte die Kindersachen in den kleinen Koffer3. (put in wrapping)to \pack sth in newspaper etw in Zeitungspapier wickeln4. (use as wrapping)she \packed tissue paper around the shoes sie wickelte die Schuhe in Seidenpapier5. (make)to \pack a parcel ein Paket packenthe text is \packed with useful information der Text ist mit nützlichen Informationen vollgepacktthe people were \packed like sardines on the bus die Leute standen im Bus wie die Sardinen7. (compress)to \pack a gun eine Schusswaffe bei sich dat führen9. (contain)▪ to \pack sth etw enthalteneach missile \packs several warheads jede Rakete trägt mehrere Sprengköpfeto \pack sth [with one's own supporters] etw mit eigenen Leuten besetzen11.▶ to \pack a punch [or ( fam) wallop] (hit hard) kräftig zuschlagen; (be strong) drink [ordentlich] reinhauen fig sl* * *[pk]1. n1) (= bundle) Bündel nt; (on animal) Last f; (= rucksack) Rucksack m; (MIL) Gepäck nt no pl, Tornister m (dated)2) (= packet for cereal, washing powder, frozen food) Paket nt; (esp US of cigarettes) Packung f, Schachtel f5) (pej: group) Horde f, Meute fto stay ahead of the pack (fig) — der Konkurrenz (dat) immer um eine Nasenlänge voraus sein
he told us a pack of lies — er tischte uns einen Sack voll Lügen auf
it's all a pack of lies — es ist alles erlogen
6) (of cards) (Karten)spiel nt52 cards make a pack — ein Blatt nt besteht aus 52 Karten
8) (MED, COSMETICS) Packung f2. vt1) crate, container etc vollpacken; fish, meat in tin etc abpacken2) case, trunk packen; things in case, clothes etc einpacken3) (= wrap, put into parcel) einpackenthe box was packed full of explosives — die Kiste war voll mit Sprengstoff
the crowds that packed the stadium —
he packed the committee with his own supporters — er füllte das Komitee mit seinen eigenen Anhängern
the comedy was playing to packed houses — die Komödie lief vor ausverkauften Häusern
the bus/square was packed solid — der Bus/der Platz war rappelvoll (inf)
all this information is packed into one chapter — all diese Informationen sind in einem Kapitel zusammengedrängt
the coast is packed with tourists — an der Küste wimmelt es von Touristen
the snow on the path was packed hard — der Schnee auf dem Weg war festgetrampelt
6) jury mit den eigenen Leuten besetzento pack one's lunch — sich (dat) sein Mittagessen mitnehmen
8) (inf)he packs a nasty left — er hat or schlägt eine ganz gemeine Linke (inf)
the film packs a real punch (fig) — der Film ist total spannend
9) leak, pipe (zu)stopfen3. vi1) (items) passenthat won't all pack into one suitcase — das passt or geht nicht alles in einen Koffer
the boxes are designed to pack into this container — die Kästen sind so gemacht, dass sie in diesen Behälter hineingehen
2) (person) packenI'm still packing — ich bin noch beim Packen
3)(= crowd)
the crowds packed into the stadium — die Menge drängte sich in das Stadionwe can't all pack into one car —
4) (= become firm) fest werdenthe snow had packed round the wheels — an den Rädern klebte eine feste Schneeschicht
5) (inf)what should I do with my drunken husband? – I'd send him packing — was soll ich mit meinem Trunkenbold von Mann machen? – ich würde ihn vor die Tür setzen
* * *pack [pæk]A sb) (Informations- etc)Mappe f, (-)Unterlagen pl2. US Packung f, Schachtel f (Zigaretten), Päckchen n, Paket n3. MILa) Tornister mb) Rückentrage f (für Kabelrollen etc)c) Fallschirmpackhülle f6. ELEK Netzteil n7. (Schub m) Konserven pl8. Verpackung(sweise) f, Konservierung(smethode) f9. Menge f, Haufen m:a pack of lies ein Haufen Lügen, ein Sack voll Lügen;a pack of nonsense lauter Unsinn10. Pack n, Bande f:a pack of thieves eine Räuberbandepack of wolves Wolfsrudelb) SPORT Feld n:finish in the pack im Feld landen14. Packeis nB v/tpack sb sth jemandem etwas einpacken;packed lunch Lunchpaket(e) n(pl)b) Tabak stopfenc) IT eine Datei etc packen, komprimieren4. vollstopfen:a packed house THEAT ein ausverkauftes Haus;packed with voll von, voll(er) Autos etc;5. (voll)packen:pack the cases die Koffer packen;I am packed ich habe gepackt6. die Geschworenenbank, einen Ausschuss etc mit seinen (eigenen) Leuten besetzen7. konservieren, besonders eindosen9. bepacken, beladen10. US eine Last etc tragen11. a) US umg eine Waffe etc (bei sich) tragen12. US umg enthalten:he packed his children off to bed er verfrachtete seine Kinder ins Bett umg;pack sb back jemanden zurückschickenpack up smoking das Rauchen aufgeben;pack it in! hör endlich auf (damit)!15. MED einpackenC v/i1. packen:pack up zusammenpacken;4. fest werden, sich fest zusammenballen, backen:send sb packing jemanden fortjagen6. umgthe engine packed up on me mir ist der Motor abgestorbenpk abk1. pack2. park3. peak* * *1. nouna pack of lies/nonsense — ein Sack voll Lügen/eine Menge Unsinn
3) (Brit.)pack [of cards] — [Karten]spiel, das
5) (Cub Scouts, Brownies) Gruppe, die6) (packet, set) Schachtel, die; Packung, die2. transitive verbpack of ten — Zehnerpackung, die; Zehnerpack, der
1) (put into container) einpackenpack something into something — etwas in etwas (Akk.) packen
2) (fill) packen3) (cram) voll stopfen (ugs.); füllen [Raum, Stadion usw.]4) (wrap) verpacken (in in + Dat. od. Akk.)packed in — verpackt in (+ Dat.)
5) (coll.) tragen, dabeihaben [Waffe]6)3. intransitive verbpack [quite] a punch — (coll.) ganz schön zuschlagen können (ugs.)
send somebody packing — (fig.) jemanden rausschmeißen (ugs.)
Phrasal Verbs:- pack in- pack off- pack up* * *(animals) n.Bündel - n.Meute -n f.Pack nur sing. n.Stapel - m. v.einpacken v.packen v. -
58 sit
1. intransitive verb,-tt-, sat1) (become seated) sich setzensit on or in a chair/in an armchair — sich auf einen Stuhl/in einen Sessel setzen
sit by or with somebody — sich zu jemandem setzen
sit over there! — setz dich dort drüben hin!
2) (be seated) sitzendon't just sit there! — sitz nicht einfach rum! (ugs.)
sit in judgement on or over somebody/something — über jemanden/etwas zu Gericht sitzen
sit still! — sitz ruhig od. still!
3)4) (take a test)sit for something — die Prüfung für etwas machen
5) (be in session) tagen6) (be on perch or nest) sitzen2. transitive verb,-tt-, sat1) (cause to be seated, place) setzen2) (Brit.)Phrasal Verbs:- academic.ru/67517/sit_about">sit about- sit back- sit down- sit in- sit on- sit up- sit upon* * *[sit]present participle - sitting; verb1) (to (cause to) rest on the buttocks; to (cause to) be seated: He likes sitting on the floor; They sat me in the chair and started asking questions.) sich setzen3) ((with on) to be an official member of (a board, committee etc): He sat on several committees.) angehören4) ((of birds) to perch: An owl was sitting in the tree by the window.) sitzen5) (to undergo (an examination).) sich unterziehen6) (to take up a position, or act as a model, in order to have one's picture painted or one's photograph taken: She is sitting for a portrait/photograph.) sitzen7) ((of a committee, parliament etc) to be in session: Parliament sits from now until Christmas.) tagen•- sitter- sitting
- sit-in
- sitting-room
- sitting target
- sitting duck
- sit back
- sit down
- sit out
- sit tight
- sit up* * *<-tt, sat, sat>[sɪt]I. vi1. (seated) sitzendon't just \sit there! sitz doch nicht so tatenlos herum!to \sit in an armchair im Sessel sitzento \sit at the desk/table am Schreibtisch/Tisch sitzento \sit on the sofa auf dem Sofa sitzen▪ to \sit for sb für jdn Modell sitzento \sit for one's portrait jdm Porträt sitzen, sich akk porträtieren lassen▪ to \sit for sb für jdn babysitten\sit! Platz!, Sitz!would you all please \sit! würden Sie sich bitte alle hinsetzen!he sat [down] next to me er setzte sich neben michwhere would you like us to \sit? wo sollen wir Platz nehmen?4. (perch) hocken, sitzen5. (on a nest) brüten6. (be located) liegento \sit in the bottom of a valley am Fuße eines Tals liegen7. (remain undisturbed) stehenthat car's been \sitting there for days dieses Auto steht schon seit Tagen dortto \sit on the shelf/on sb's desk im [o auf dem] Regal stehen/auf jds Schreibtisch liegenParliament is \sitting das Parlament tagtshe \sits for Ashley East sie ist Abgeordnete für Ashley Eastthe idea didn't \sit well with any of us die Idee behagte keinem von uns so recht12.▶ to \sit at sb's feet jds Schüler/Schülerin seinII. vt1. (put on seat)to \sit a child on a chair ein Kind auf einen Stuhl setzento \sit an exam eine Prüfung ablegen* * *[sɪt] vb: pret, ptp sat1. visit by/with me — setz dich zu mir/neben mich
to sit for an exam (Brit) — eine Prüfung ablegen (form) or machen
to be sitting pretty (fig inf) — gut dastehen (inf)
See:→ stillto sit in parliament/on a committee — einen Sitz im Parlament/in einem Ausschuss haben
3) (object = be placed, rest) stehenthe car sat in the garage — das Auto stand in der Garage
4) (bird = hatch) sitzen, brüten6)7)See:= baby-sit2. vt1) setzen (in in +acc, on auf +acc); (= place) object stellento sit a child on one's knee — sich (dat) ein Kind auf die Knie setzen
2) horse sitzen auf (+dat)3. vrto sit oneself down —
4. n* * *A v/i1. sitzen:sit at sb’s feet (als Schüler) zu jemandes Füßen sitzen;sit on one’s handsa) nicht applaudieren,b) fig keinen Finger rühren;2. sich (hin)setzen:sit! (an einen Hund) Platz!;3. liegen (Bücher etc), (Stadt etc auch) gelegen sein, (Auto etc) stehen4. sitzen, brüten (Henne)5. liegen, lasten ( beide:on auf dat):sit heavily on sb’s stomach jemandem schwer im Magen liegen11. babysitten ( for bei)B v/tsit a horse well gut zu Pferd sitzen3. Sitzplatz bieten für, aufnehmen:4. setzen:sit a hen on eggs eine Glucke setzen5. Br eine Prüfung machen* * *1. intransitive verb,-tt-, sat1) (become seated) sich setzensit on or in a chair/in an armchair — sich auf einen Stuhl/in einen Sessel setzen
sit by or with somebody — sich zu jemandem setzen
2) (be seated) sitzensit in judgement on or over somebody/something — über jemanden/etwas zu Gericht sitzen
sit still! — sitz ruhig od. still!
sit tight — (coll.) ruhig sitzen bleiben; (fig.): (stay in hiding) sich nicht fortrühren
3)5) (be in session) tagen6) (be on perch or nest) sitzen2. transitive verb,-tt-, sat1) (cause to be seated, place) setzen2) (Brit.)Phrasal Verbs:- sit back- sit down- sit in- sit on- sit up- sit upon* * *v.(§ p.,p.p.: sat)= sitzen v.(§ p.,pp.: saß, gesessen) -
59 unsuitable
adjectiveunsuitable clothes — (for weather, activity) unzweckmäßige Kleider; (for occasion, age) unpassende Kleider
be unsuitable for somebody/something — für jemanden/etwas ungeeignet sein
* * *un·suit·able[ʌnˈsju:təbl̩, AM -ˈsu:t̬ə-]adj unpassend\unsuitable clothes ungeeignete Kleidung [o SCHWEIZ Kleider]\unsuitable moment unpassender Momentto be \unsuitable to [or for] the occasion dem Anlass nicht entsprechen* * *[ʌn'suːtəbl]adjunpassend; language, attitude also unangebracht; moment, clothes, colour also, candidate, land, ground ungeeignetthis film is unsuitable for children — dieser Film ist für Kinder ungeeignet or nicht geeignet
he's unsuitable for the position — er ist für die Stelle nicht geeignet
she is unsuitable for him —
she married a very unsuitable person — sie hat jemanden geheiratet, der gar nicht zu ihr passt
* * *unsuitable adj (adv unsuitably)1. unpassend, ungeeignet ( beide:to, for für, zu):be unsuitable nicht passen, sich nicht eignen2. unangemessen, unschicklich ( beide:to, for für):be unsuitable sich nicht schicken* * *adjectiveunsuitable clothes — (for weather, activity) unzweckmäßige Kleider; (for occasion, age) unpassende Kleider
be unsuitable for somebody/something — für jemanden/etwas ungeeignet sein
* * *adj.nicht benutzbar adj.nicht geeignet adj.ungeeignet adj.unpassend adj. -
60 unsuited
adjectivebe unsuited for or to somebody/something — für jemanden/etwas ungeeignet sein; [Verhalten, Sprache:] für jemanden/etwas unpassend sein
* * *un·suit·ed[ʌnˈsu:tɪd, AM -t̬ɪd]adj pred* * *[ʌn'suːtɪd]adjto be unsuited for or to sth — für etw ungeeignet or untauglich sein
to be unsuited to doing sth — sich nicht dazu eignen or nicht dazu taugen, etw zu tun
they are unsuited (to each other) — sie passen nicht zusammen
* * ** * *adjectivebe unsuited for or to somebody/something — für jemanden/etwas ungeeignet sein; [Verhalten, Sprache:] für jemanden/etwas unpassend sein
* * *adj.ungeeigneten adj.
См. также в других словарях:
Passen — bezeichnet: Einpassen, in der Technik das genaue Einfügen von Teilen, siehe Passung im Mannschaftssport den Vorgang des Zuspielens des Sportgeräts an einen Mitspieler, siehe Pass (Sport) Passen (Jonglieren), beim Jonglieren das Zuwerfen von… … Deutsch Wikipedia
passen — passen: Frz. passer »gehen, vorübergehen usw.«, das auch die Quelle für unser Fremdwort ↑ passieren ist, erscheint bei uns durch niederl. Vermittlung bereits im 13. Jh. am Niederrhein, und zwar entlehnt zu ‹ge›passen »zum Ziel kommen, erreichen« … Das Herkunftswörterbuch
passen — Vsw std. (13. Jh.) Entlehnung. Wndd. (ge)passen zum Ziel kommen, erreichen ist entlehnt aus frz. passer vorübergehen, hingehen . Daraus zunächst die neuhochdeutsche Bedeutung gut sitzen, angemessen sein , wie auch in anpassen und jemandem etwas… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
passen — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • stehen • recht sein • einpassen • angenehm sein Bsp.: • Dieses Kleid passt nicht. • … Deutsch Wörterbuch
passen (zu) — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • zusammenpassen Bsp.: • Diese Farben passen nicht zusammen. • Ich kaufte eine Tasche, die zu meinen Schuhen passte … Deutsch Wörterbuch
passen — V. (Grundstufe) jmds. Erwartungen entsprechen Synonym: recht sein Beispiele: Am Montag passt es mir gut. Das passt mir nicht. passen V. (Aufbaustufe) einen Ball an den Spieler der eigenen Mannschaft weiterleiten Synonym: zuspielen Beispiel: Er… … Extremes Deutsch
Passen — Passen, 1) (Jagdw.), Genuß geben; 2) das Recht, das Spiel einzugehen u. die Mitspieler gegen sich spielen zu lassen, aufgeben; 3) im Spiel, einen ausgebotenen Satz nicht mithalten … Pierer's Universal-Lexikon
Passen — (frz.), ein Kartenspiel vorüber gehen lassen, es ablehnen … Kleines Konversations-Lexikon
passen zu — [Network (Rating 5600 9600)] Bsp.: • Weißwein passt zu Fisch … Deutsch Wörterbuch
passen — passen, passt, passte, hat gepasst 1. Der Pullover passt mir nicht mehr. 2. Der Schlüssel passt nicht ins Schloss. 3. Wann soll ich kommen? Passt es Ihnen morgen Abend? … Deutsch-Test für Zuwanderer
passen — (sich) eignen für; taugen (umgangssprachlich); klein beigeben (umgangssprachlich); die Segel streichen (umgangssprachlich); das Handtuch schmeißen (umgangssprachlich); … Universal-Lexikon