-
1 out
adj. buiten; uit; weg; absent (van school of op werk); buiten (bij sport); niet in werking; vergist--------adv. buiten; uit; tot het laatst; in het geheel--------interj. naar buiten--------n. buiten; buitenstaand--------pref. uitgaande, uit--------prep. uit, buiten--------v. (er) uit halen; naar buiten gaanout1————————out21 niet-in ⇒ niet-populair/modieus, uit♦voorbeelden:3 out box/tray • brievenbak voor/met uitgaande post————————out3〈bijwoord; vaak predicatief〉4 uit ⇒ openbaar, te voorschijn5 uit ⇒ volledig, af, leeg♦voorbeelden:journey out • heenreishe is out playing in the garden • hij speelt buiten in de tuinthe ball was out • de bal was buiten (de lijnen)smoking is out! • er wordt niet gerookt!inside out • binnenste buitenout there • daarginds, ginder verout! • d'r uit!out it goes!/with it! • vertel op!/voor de dag ermee!out in Canada • daarginds in Canadayou're out! • jij doet/telt niet (meer) meeout with it! • vertel op!, zeg het maar!¶ out and about • (weer) op de been, in de weerout and away • veruitshe is out for trouble • ze zoekt moeilijkheden————————out4〈voorzetsel; richtingaanduidend〉♦voorbeelden:I looked out the window • ik keek uit het vensterfrom out the window • vanuit het raam -
2 in
adj. binnen; binnengekomen (post); hoort erbij; modern--------adv. in; erin; binnen; in huis; onder druk staand; modern, "in" (in spreektaal); in periode van (van fruit etc.)--------n. betrokken bij de leidende partij; iemand met machtpositie; invloed--------prep. in; binnen; erinin1→ ins ins/————————in21 intern ⇒ inwonend, binnen-3 exclusief ⇒ afgestemd op een kleine groep/elite4 voor/met ingekomen post♦voorbeelden:3 in-crowd • kliekje, wereldje4 in box/tray • brievenbak met/voor ingekomen post————————in33 〈 het referentiepunt is een persoon of groep〉 geaccepteerd ⇒ erbij, opgenomen; 〈 van dingen ook〉 in (de mode)♦voorbeelden:come in! • (kom) binnen!fit something in • iets (er)in passenI flew in today • ik ben vandaag met het vliegtuig aangekomenmix the flour in • meng de bloem erbijthe police moved in • de politie kwam tussenbeidethe stairs were put in • de trap werd geïnstalleerdsnowed in • ingesneeuwdin between • er tussen(in)in between • tussenknow somebody in and out • iemand door en door kennen————————in4〈 voorzetsel〉1 〈plaats of ligging; ook figuurlijk〉in2 〈richting; ook figuurlijk〉in ⇒ naar, ter3 〈met abstract naamwoord dat handeling of toestand uitdrukt; voornamelijk idiomatisch te vertalen〉- ende ⇒ in, be-, ver-, ge-6 〈 medium〉in7 〈 verhouding, maat, graad〉in ⇒ op, uit9 in zover dat ⇒ in, met betrekking tot, doordat, omdat♦voorbeelden:wounded in the leg • aan het been gewondin my opinion • naar mijn meningplay in the street • op straat spelenbe in one's twenties • in de twintig zijnthere is something in his story • er zit iets in zijn verhaalin payment of • ter betaling van3 in bloom • in bloei, bloeiendehe was in charge (of) • hij was verantwoordelijk (voor)in honour of • ter ere vanbe in love • verliefd zijnbe in luck • geluk hebbenbe in pain • pijn lijdenin ruins • vervallenin search of • op zoek naarI have not been out in months • ik ben in geen maanden uit geweestin the morning • 's ochtendsearly in spring • vroeg in het voorjaarin all those years • gedurende al die jarenit melts in heating • het smelt als het verwarmd wordtthe latest thing in computers • het laatste snufje op het gebied van computerssomething in evening dress • iets in de richting van avondkledij2 feet in length • twee voet hooghe is in oil • hij zit in de olie-industrieequals in strength • gelijken wat kracht betreftrich in vitamins • rijk aan vitaminenbe in it • erbij betrokken zijn, meedoenhe is not in it • hij telt niet meethere's nothing in it • het heeft niets om het lijfpainted in red • roodgeverfdin Russian • in het Russisch7 in general • in/over het algemeennot in the least • niet in het minstin the main • in/over het algemeensell in ones • per stuk verkopenone in twenty • één op twintigyou have a fine brother in Henry • je hebt aan Henry een fijne broerbuy in instalments • op afbetaling kopen£100 in taxes • £100 aan belastingendifficult in that it demands concentration • moeilijk omdat het concentratie vergt→ be in be in/ -
3 snap
adj. onverwacht, snel-, bliksem-, flits- (stemming, film, etc.)--------adv. onverwacht, snel, bliksemsnel--------n. klap, hap, beet; knip (met vingers, schaar)drukknoop; foto; pit, energie--------v. happen (naar), bijten; aangrijpen (kans); (ermee) ophouden; (af)breken, (af)knappen; knallen (met zweep, geweer); snauwensnap1[ snæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap5 foto♦voorbeelden:1 shut a book/lid with a snap • een boek/deksel met een klap sluiten10 put some snap into it! • een beetje meer fut!I don't care a snap for what she says • wat zij zegt kan me geen barst/lor schelen————————snap2♦voorbeelden:————————snap3〈 snapped〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 snap to it • vooruit, schiet 'ns op6 met een ruk/schok bewegen♦voorbeelden:1 (weg)grissen ⇒ grijpen, (weg)rukken♦voorbeelden:snap up • op de kop tikkensnap up a bargain • een koopje meepakken¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 snap it up • vooruit, aan de slag————————snap42 knak♦voorbeelden:1 snap went the glass • klap ging/zei het glas¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 snap! you're wearing the same dress as me • wat een toeval! je hebt dezelfde jurk aan als ik -
4 place
n. plaats; plaats (in maatschappij, werk etc.); taak--------v. plaatsen; neerzetten; aanstellen; thuisbrengenplace1[ plees]4 stand ⇒ rang, positie♦voorbeelden:come round to my place some time • kom eens (bij mij) langs〈 spreekwoord〉 there's no place like home • zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens2 place of worship • kerk, kapel4 know one's place • zijn plaats kennen/weten♦voorbeelden:fall into place • duidelijk zijnlay/set a place for someone • voor iemand dekken〈 figuurlijk〉 put/keep someone in his (proper) place • iemand op zijn plaats zetten/houdentake your places • neem uw plaatsen inin places • hier en daar————————place2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:place an order for goods • goederen bestellenplace a telephone-call • een telefoongesprek aanvragen -
5 serve
n. opdienen (met tennis)--------v. bedienen; dienen; opscheppen; serveren; uitzitten (straf etc.); bevruchtenserve1[ sə:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————serve2♦voorbeelden:→ serve on serve on/3 dienen ⇒ dienst doen, helpen, baten♦voorbeelden:serve as a clerk • werken als kantoorbediendehe served in North Africa • hij heeft in Noord-Afrika gediendserve at table • bedienen, opdienen£50 serves him for a week • aan vijftig pond heeft hij een week genoegit will serve • daarmee lukt het welas occasion serves • al naar gelang de gelegenheid zich voordoetare you being served? • wordt u al geholpen?the sky serve him for a roof • de hemel diende hem als dak1 dienen ⇒ voorzien in/van, volstaan, vervullen3 ondergaan ⇒ vervullen, (uit)zitten♦voorbeelden:serve the purpose of • dienst doen alsbuses serve the suburbs • de voorsteden zijn per bus bereikbaarthis recipe will serve four people • dit recept is genoeg voor vier personenthe house is served with water • het huis is aangesloten op de waterleiding2 that serves him right! • dat is zijn verdiende loon!, net goed!he served me shamefully • hij heeft me schandelijk behandeld -
6 skin
n. huid; schil; korst; waterbuidel (van leer)--------v. (af)stropen, villen, pellen; ontvellen, schaven (knie, etc.)skin1[ skin] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 schil ⇒ vlies, bast♦voorbeelden:next to the skin • op de huid〈 informeel〉 be no skin of someone's nose • iemand niet aangaan, iemand niet interesserenescape by the skin of one's teeth • op het nippertje ontsnappenjump out of one's skin • zich dood schrikkensave one's skin • er heelhuids afkomenunder the skin • in wezen————————skin2〈werkwoord; skinned〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
away (or off or out etc.) with! — take or send away, in, out, etc. → with … English new terms dictionary
Out — (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.] In its… … The Collaborative International Dictionary of English
Out at — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out from — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out in — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out of — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out of cess — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out of character — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out of conceit with — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out of date — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Out of door — Out Out (out), adv. [OE. out, ut, oute, ute, AS. [=u]t, and [=u]te, [=u]tan, fr. [=u]t; akin to D. uit, OS. [=u]t, G. aus, OHG. [=u]z, Icel. [=u]t, Sw. ut, Dan. ud, Goth. ut, Skr. ud. [root]198. Cf. {About}, {But}, prep., {Carouse}, {Utter}, a.]… … The Collaborative International Dictionary of English