-
101 fendre
fendre [fãdr]1 splijten ⇒ doen splijten, doen barsten♦voorbeelden:ça me fend le coeur • mijn hart breekt1 splijten ⇒ barsten, scheuren♦voorbeelden:1. v2) doorklieven2. se fendrev1) splijten, barsten2) breken3) uitvallen [sport]4) dokken, over de brug komen -
102 fin
fin1 [fẽ]〈v.〉♦voorbeelden:personnage fin de siècle • decadent persoonmettre fin à • doen beëindigen, een eind maken aanmettre fin à ses jours, à sa vie • zelfmoord plegenprendre fin • eindigentoucher, tirer à sa fin • op zijn eind lopenà la fin • ten slotte, uiteindelijken fin d'après-midi • aan het eind van de middagen fin de compte • per slot van rekening, tenslotteêtre en fin de course • doodmoe zijnsans fin • eindeloosfaire qc. à bonne fin • iets met een goede bedoeling doen〈 spreekwoord〉 qui veut la fin veut les moyens • waar een wil is, is een wegà cette fin, à ces fins • met dat doel, daartoeà quelle fin? • waarom?à seule fin de, à seules fins de • slechts om teà toutes fins utiles • zo nodig, ten overvloede————————fin2 [fẽ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 fijn ⇒ zuiver, van eerste kwaliteit, zacht2 scherp3 scherpzinnig ⇒ intelligent, slim4 bekwaam ⇒ handig, behendig5 fijn ⇒ dun, klein, slank, spits, scherp6 verst ⇒ diepst, uiterst♦voorbeelden:épicerie fine • delicatessewinkella fine fleur • de bloem, de keurun fin morceau • een lekker hapjele fin du fin • het fijnste van het fijnsteconnaître le fin mot de l'histoire • het fijne van de zaak wetenêtre fin saoul • stomdronken zijn1. f1) einde2) uiteinde, dood3) doel4) eis [juridisch]2. adj, adv1) fijn, teer2) scherp3) scherpzinnig, slim4) bekwaam, handig5) fijn, dun, spits6) diepst, uiterst -
103 fois
fois [fwaa]〈v.〉♦voorbeelden:1 l'autre fois • een tijdje geleden, onlangsune bonne fois • eens en voor altijdc'est cent fois mieux • dat is veel betervous avez cent fois raison • u hebt volkomen gelijkcertaines fois • somsarbre deux fois centenaire • twee eeuwen oude boomdeux fois plus grand • twee keer zo grootvous avez mille fois raison • u heeft groot gelijktoutes les fois que • steeds alsla seule et unique fois • absoluut de enige keerencore une fois • nogmaals, ik zeg je nog eens, ik herhaalplus d'une fois • vaakà la fois • tegelijk(ertijd)y regarder à deux fois • zich tweemaal bedenken〈 formeel〉 par deux fois, par trois fois • twee keer, drie keerune fois pour toutes • eens en voor altijddes fois • somsil y avait une fois, il était une fois • er was eensune fois en route elle ne s'arrêtait plus • toen ze eenmaal op weg was gegaan, stopte ze niet meerune fois, deux fois, trois fois • één, twee, drie 〈 voor het uitvoeren van een bedreiging〉fkeer, maal -
104 fondre
fondre [fõdr]2 minder worden ⇒ afnemen, slinken, verdwijnen♦voorbeelden:faire fondre le beurre • de boter smeltenfondre de pitié • vertederd worden door medelijdenfondre en larmes • in tranen uitbarstenil a fondu de trois kilos • hij is zes pond afgevallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 samenvoegen ⇒ met elkaar verenigen, fuseren♦voorbeelden:1 smelten ⇒ wegsmelten, zich oplossen, verdwijnen2 samengevoegd worden ⇒ samensmelten, samenvloeien, zich vermengen♦voorbeelden:v1) (weg)smelten2) slinken, afnemen4) versmelten5) samenvoegen -
105 galoper
galoper [gaaloppee]1 galopperen ⇒ heen en weer rennen, (rond)draven♦voorbeelden:ne pas galoper après le vin • niet zo weg zijn van wijngaloper derrière qn. • achter iemand aanrennenII 〈 overgankelijk werkwoord〉v -
106 gâter
gâter [gaatee]1 bederven ⇒ verknoeien, laten verrotten, ontsieren♦voorbeelden:1 elle est jolie et très riche, ce qui ne gâte rien! • ze is knap en schatrijk, wat ook nooit weg is!ils ne sont pas gâtés! • ze hebben ook niet veel geluk!1 bederven ⇒ verrotten, niet goed blijven♦voorbeelden:v1) bederven, verknoeien2) verwennen -
107 gênant
gênant [zĵennã]♦voorbeelden:être dans une position gênante • in een benarde positie zittenregard gênant • onbescheiden blikcet homme devient gênant • die man wordt lastig, opdringerigadjhinderlijk, lastig -
108 gêner
gêner [zĵennee]1 hinderen ⇒ belemmeren, lastig vallen, in de weg staan, storen♦voorbeelden:est-ce que la fumée vous gêne? • hebt u last van de rook?si cela ne vous gêne pas • als u er geen bezwaar tegen hebtcela vous gênerait de me prêter cent francs? • vind je het vervelend om mij honderd frank te lenen?être gêné pour respirer • moeilijk adem kunnen halencela vous gêne que … 〈+ aanvoegende wijs〉 • komt het ongelegen als …♦voorbeelden:1 ne vous gênez pas pour me téléphoner si tard! • je kunt me gerust zo laat opbellen!faites comme chez vous, ne vous gênez pas! • doe maar alsof je thuis bent, ga gerust je gang!〈 schertsend〉 ne vous gênez pas! • wel ja, je gaat je gang maar!v1) belemmeren, hinderen -
109 glisser
glisser [gliesee]1 (uit)glijden ⇒ slippen, (ont)glippen2 glijden ⇒ slechts even aanraken, losjes heengaan (over)3 geen indruk maken ⇒ afketsen, geen vat hebben♦voorbeelden:le couloir glisse • de gang is gladle verre m'a glissé des mains • het glas is uit mijn handen gegliptglisser entre les doigts comme une couleuvre, comme un poisson • zo glad zijn als een aalglisser sur une mauvaise pente • op een hellend vlak zittenglisser sur une pente raide • van een steile helling afglijdenattention, ça glisse! • kijk uit, het is glad!glisser sur un sujet • over een onderwerp niet uitweidenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten glijden ⇒ schuiven (in), toeschuiven♦voorbeelden:glisser une lettre dans l'enveloppe • een brief in de enveloppe stoppenglisser une maille • een steek overhalenglisser un autre mot dans son discours • een ander woord in zijn speech inlassen♦voorbeelden:1 〈 onpersoonlijk〉 il s'est glissé plusieurs fautes dans le texte • er zijn meerdere fouten in de tekst geslopenil se glissa derrière le mur • hij schoot weg achter de muur1. v1) (uit)glijden4) laten glijden, schuiven5) fluisteren6) slepen [computer]2. se glisservkruipen, (binnen)sluipen -
110 gratter
gratter [graatee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af-, om-, weg)krabben4 inhalen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v2) zwoegen3) kraken4) krabben5) omwroeten6) kriebelen7) inhalen2. se gratterv -
111 grimper
grimper1 [grẽpee]〈m.〉————————grimper2 [grẽpee]♦voorbeelden:route qui grimpe • weg die steil omhooggaatII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) (be)klimmen2) snel stijgen -
112 grossier
grossier [groosjee],grossière [groosjer]1 grof ⇒ lomp, ruw(weg)2 ongemanierd ⇒ lomp, onbeschaafd3 plat ⇒ grof, choquerend♦voorbeelden:une idée grossière • een vaag ideese tromper grossièrement • zich schromelijk vergissenplaisirs grossiers • laag-bij-de-grondse pleziertjes= grossière; adj1) grof, lomp, ruw2) ongemanierd, onbeschaafd3) plat, ongepast, vulgair -
113 herbe
herbe [erb]〈v.〉1 gras ⇒ grasachtige plant, kruid♦voorbeelden:fines herbes • tuinkruidenherbes folles • (in het wilde weg groeiend) onkruidmauvaise herbe • onkruiden herbe • groen, onrijp; in de dopcouper l'herbe sous les pieds de qn. • iemand het gras voor de voeten wegmaaienf1) gras, kruid2) hasj, wiet -
114 immersion
immersion [iemersjõ]〈v.〉f2) (het) onderlopen [polder]3) (het) afzinken [waterbouw]4) (het) onderduiken [duikboot] -
115 improvisation
improvisation [ẽprovviezaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:fimprovisatie [muziek] -
116 incertain
incertain [ẽsertẽ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 onzeker ⇒ niet vaststaand, twijfelachtig2 onzeker ⇒ weifelend, besluiteloos♦voorbeelden:être incertain du chemin à prendre • niet weten welke weg te nemenadj1) onzeker, twijfelachtig2) weifelend, besluiteloos3) vaag, onduidelijk4) onbestendig [weer] -
117 incliner
incliner [ẽklienee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:v1) neigen (tot)2) scheef staan, buigen3) schuin houden, buigen -
118 interroger
interroger [ẽterrozĵee]1 ondervragen ⇒ verhoren, in verhoor nemen2 vragen stellen aan ⇒ interviewen, overhoren, examineren3 onderzoeken ⇒ nader bestuderen, aandachtig bekijken♦voorbeelden:interroger sa mémoire • zijn geheugen raadplegeninterroger qn. du regard • iemand vragend aankijkeninterroger qn. sur la direction à prendre • bij iemand informeren welke weg men moet nemen♦voorbeelden:v1) ondervragen, verhoren2) examineren, overhoren3) onderzoeken -
119 issue
-
120 itinéraire
itinéraire [ietieneerer]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 (reis)weg ⇒ route, (vlieg)traject2 routebeschrijving ⇒ reisboek, itinerariumm1) reisweg, route
См. также в других словарях:
WEG-KVG — WEG Kraftverkehrs GmbH (WEG KVG) Basisinformationen Unternehmenssitz Waiblingen Webpräsenz … Deutsch Wikipedia
WEG-Kraftverkehrs-GmbH — (WEG KVG) Basisinformationen Unternehmenssitz Waiblingen Webpräsenz … Deutsch Wikipedia
Weg-Rauke — (Sisymbrium officinale) Systematik Rosiden Eurosiden II … Deutsch Wikipedia
Weg — Wég, mit einem geschärften e, daher das g wie ein gelindes k lautet, wie wäk; eine Partikel, welche eine Entfernung bedeutet, und sowohl als eine Interjection gebraucht wird. Weg mit ihm! Weg mit der Hand! Als auch als ein Umstandswort, da es… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Weg der Schweiz — Der Weg der Schweiz ist die Wanderroute 99 entlang des Urnersees (südlicher Teil des Vierwaldstättersees) und wurde 1991 zur 700 Jahrfeier der Schweiz angelegt. Der Weg beginnt am Rütli und endet in Brunnen SZ, ist 35 km lang und wurde von… … Deutsch Wikipedia
Weg — Sm std. (8. Jh.), mhd. wec, weg, ahd. weg, as. weg Stammwort. Aus g. * wega m. Weg , auch in gt. wigs, anord. vegr, ae. weg, afr. wei. Dem Sinn nach vergleicht sich außergermanisch lit. vėžẽ̇ Wagen , Schlittengeleise und vielleicht l. via f. Weg… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Weg-Distel — (Carduus acanthoides) Systematik Ordnung: Asternartige (Asterales) Familie … Deutsch Wikipedia
Weg-Malve — (Malva neglecta) Systematik Eurosiden II Ordnung: Malvenartige (Malvales) … Deutsch Wikipedia
Weg — Weg: Das gemeingerm. Substantiv mhd., ahd. wec, got. wigs, engl. way, schwed. väg gehört zu der unter 1↑ bewegen dargestellten idg. Wurzel *u̯egh »sich bewegen, schwingen, fahren, ziehen«. Ursprünglich dasselbe Wort wie das Substantiv »Weg« ist… … Das Herkunftswörterbuch
weg — Weg: Das gemeingerm. Substantiv mhd., ahd. wec, got. wigs, engl. way, schwed. väg gehört zu der unter 1↑ bewegen dargestellten idg. Wurzel *u̯egh »sich bewegen, schwingen, fahren, ziehen«. Ursprünglich dasselbe Wort wie das Substantiv »Weg« ist… … Das Herkunftswörterbuch
Weg naar Zee — Weg naar See … Wikipedia Español