-
21 traîner
traîner [trennee]1 (neer)hangen ⇒ op, over de grond slepen2 zich voortslepen ⇒ lang duren, traineren♦voorbeelden:2 faire traîner qc. • iets traineren, op de lange baan schuivença n'a pas traîné • het heeft niet lang geduurdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slepen ⇒ achter zich aan slepen, trekken3 kruipen→ pied1. v2) neerhangen5) treuzelen6) rondhangen7) (mee)slepen8) verdragen2. se traînerv2) kruipen -
22 fondrière
fondrière [fõdrie.er]〈v.〉 -
23 glèbe
-
24 knock-down
knock-down [nokdaawn]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden: -
25 prendre pied
prendre pied -
26 se répandre par terre
se répandre par terreover de vloer, grond stromen 〈 bloed, wijn enz.〉; zich over de vloer, grond verspreiden 〈 inhoud van doos, lade enz.〉 -
27 terre meuble
-
28 terres incultes
terres inculteswoeste grond, niet in cultuur gebrachte grond -
29 aérer
aérer [aa.eeree]1 ventileren ⇒ luchten, luchtiger maken♦voorbeelden:aérer la terre • de grond losmaken1. v1) ventileren, luchten2. s'aérerv -
30 appauvrir
appauvrir [aapoovrier]♦voorbeelden:1. v1) arm maken, verarmen2) uitmergelen [grond]2. s'appauvrirv -
31 argument
argument [aarguumã]〈m.〉♦voorbeelden:être à court d'arguments • geen argumenten meer hebbentirer argument de qc. • iets als argument gebruikenm1) argument, bewijsgrond2) samenvatting -
32 asseoir
asseoir [aaswaar]♦voorbeelden:1 faire asseoir qn. • iemand doen, laten plaatsnemenje l'ai assis sur mes genoux • ik heb hem op mijn schoot gezet4 ça m'assoit, j'en suis assis • ik sta perplex, paf♦voorbeelden:1 veuillez vous asseoir • neemt u alstublieft plaats, gaat u zittens'asseoir à table • aan tafel gaan (zitten)s'asseoir par terre • op de grond gaan zitten1. v1) neerzetten2) vestigen2. s'asseoirv -
33 atterrer
atterrer [aaterree]〈 werkwoord〉1 verbijsteren ⇒ verpletteren, aan de grond nagelenvonthutsen, verbijsteren -
34 balayer
balayer [baaleejee]〈 werkwoord〉1 bezemen ⇒ aan-, op-, uit-, wegvegen2 gaan over, langs ⇒ slepen, strijken langs, aftasten3 verjagen ⇒ verdrijven, wegvagen, uit de weg ruimen♦voorbeelden:vent qui balaie la plaine • wind die over de vlakte jaagtv1) (aan-, op-, schoon-, weg)vegen2) aftasten, scannen3) gaan (over, langs), strijken (langs) -
35 bas
bas1 [baa]〈m.〉1 kous♦voorbeelden:bas à varices • steunkous————————bas2 [baa],basse [baas]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., bijwoord〉6 laag(st) ⇒ min(st), gering♦voorbeelden:le bas monde • het ondermaansesoleil bas • laagstaande zonla basse ville • de benedenstadle malade est bien bas • de zieke is heel minnetjess'incliner très bas • heel diep buigenle thermomètre est tombé très bas • de thermometer is flink gezaktmettre une maison à bas • een huis met de grond gelijkmakenà bas le fascisme! • weg met het fascisme!il sauta à bas de son lit • hij sprong uit zijn beden bas • beneden, omlaagla tête en bas • met het hoofd naar benedenil habite en bas • hij woont benedenen bas de la page • onderaan de bladzijded'en bas • van onderpar en bas • van onder (naar boven)être bas sur pattes • korte pootjes hebbenau bas de • onderaandu bas jusqu'en haut • van beneden naar bovenle bas • het laagst gelegen gedeeltele bas du visage • de onderkant van het gezichtle bas d'une montagne • de voet van een bergpar le bas • van onder (naar boven)bas les pattes! • handen thuis!chapeaux bas! • hoeden af!trois étages plus bas • drie verdiepingen lagervoyez plus bas • zie verderau bas mot • op z'n minst, minstensle bas peuple • het lagere volkà bas prix • voor een zacht prijsje, goedkoop1. m 2. bas/basseadj, adv1) laag2) laaggelegen3) gemeen4) verderop6) zacht, niet luid [stem]7) laag(st), min(st), gering -
36 bordure
bordure [borduur]〈v.〉1 rand ⇒ zoom, (om)lijst(ing)♦voorbeelden:bordure de trottoir • trottoirbanden bordure de • aan de rand van, langsterrains en bordure • belendende, aangrenzende grond, percelenfrand, zoom, (om)lijst(ing) -
37 carreau
carreau [kaaroo]〈m.〉2 (vloer)tegel ⇒ plavuis, vloersteen♦voorbeelden:3 coucher, jeter qn. sur le carreau • iemand op de grond gooien, neerslaan4 à carreaux • geruit, gebloktpapier à carreaux • ruitjespapierm2) (vloer)tegel3) marktplaats4) ruit(je)5) ruiten [kaarten] -
38 coin
coin [kwẽ]〈m.〉2 hoekje ⇒ plekje, lapje (grond), klein stukje3 rubriek4 wig ⇒ spie, keg♦voorbeelden:l'épicier du coin • de kruidenier op de hoekregarder du coin de l'oeil • schielijk kijkenaux quatre coins de … • in alle hoeken en gaten van …jouer aux quatre coins • boompje verwisselen, stuivertje-wisselenconnaître dans les coins • door en door kennenmettre un enfant au coin • een kind in de hoek zetten2 au coin d'un bois • op een eenzaam, verlaten plekjeje ne voudrais pas le rencontrer au coin d'un bois • ik zou hem niet graag in het donker tegenkomenau coin du feu • bij de haardun coin perdu • een klein gatle petit coin • kamer honderdun petit coin tranquille • een rustig plekje5 être frappé, marqué au coin de • gekenmerkt worden door, getuigen vanregard en coin • schuinse bliksourire en coin • bedekt glimlachenm1) hoek, (hoek)punt2) hoekje, plekje3) rubriek4) wig, spie5) stempel6) kenmerk, karakter -
39 coller
coller [kollee]♦voorbeelden:3 coller à la pensée de qn. • iemands gedachte precies uitdrukken; 〈 ook〉 zich inspannen om iemands gedachte goed te kunnen volgencoller à un texte • 〈 van vertaling〉 te woordelijk zijn; 〈 van vertaler〉 te dicht bij het origineel blijven4 ça colle! • dat gaat goed!, dat klopt!, afgesproken!ça ne colle pas entre eux • het klikt niet tussen henII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanplakken ⇒ (vast)plakken, lijmen, dichtplakken4 〈 informeel〉gooien (in, tegen) ⇒ met kracht smijten (in, tegen)6 〈 vooral onderwijs〉 een strikvraag stellen ⇒ (met een vraag) in het nauw brengen ⇒ 〈 kandidaat〉 laten zakken♦voorbeelden:coller qn. en prison • iemand in de gevangenis zettencoller qc. par terre • iets op de grond smijten7 être collé • (moeten) nablijven, nazitten♦voorbeelden:se coller du rouge à lèvres • lippenstift opdoens'y coller • 〈 bij verstoppertje spelen〉met de ogen geblinddoekt wachten, terwijl de anderen zich gaan verstoppencolle-toi là • ga daar maar zittense coller devant la télévision • zich voor de televisie installeren1. v1) kleven (aan), vastplakken (aan)2) nauw sluiten [kleding]4) gesmeerd lopen, klikken5) aanplakken, dichtplakken6) lijmen8) smijten9) toedienen10) verkopen [klap]11) aansmeren, opdringen13) laten zakken14) laten nablijven [leerling]15) lastig vallen, hinderen [door zijn onophoudelijke aanwezigheid]2. se collerv2) zich toeleggen (op) [ondanks tegenzin] -
40 coucher
coucher1 [koesĵee]〈m.〉2 onderdak ⇒ onderkomen, nachtverblijf♦voorbeelden:————————coucher2 [koesĵee]1 overnachten ⇒ de nacht doorbrengen, slapen♦voorbeelden:voiture qui couche dehors • auto die 's nachts altijd buiten staat→ chambreenvoyer coucher qn. • zich van iemand ontdoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 op schrift stellen ⇒ neer-, opschrijven, optekenen♦voorbeelden:2 zich uitstrekken ⇒ gaan liggen, zich (neer)leggen♦voorbeelden:se coucher par terre • op de grond gaan liggen→ lit1. m2) onderdak3) ondergang [zon]2. v1) overnachten, slapen4) neerleggen6) neer-, opschrijven3. se coucherv2) gaan liggen3) ondergaan [zon]
См. также в других словарях:
Grond — (called the Hammer of the Underworld) is the name of two fictional weapons from the works of J. R. R. Tolkien.LiteratureThe first Grond appears in The Silmarillion . In the First Age, Grond was the great mace of Morgoth Bauglír, the first Dark… … Wikipedia
Grond — ist der Familienname von: Erich Grond (* 19??), deutscher Mediziner und Pflegewissenschaftler Walter Grond (* 1957), österreichischer Schriftsteller Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demsel … Deutsch Wikipedia
Grond — (denominado también como El martillo de los mundos) es un objeto ficticio producto de los trabajos de J. R. R. Tolkien. En la Primera era, Grond el martillo de Morgoth, que fue utilizado como un mazo mientras luchaba contra Fingolfin. Durante la… … Enciclopedia Universal
Grond — Grond, obs. imp. of {Grind}. Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Grond (ariete) — Para otros usos de este término, véase Grond. Grond es el nombre que dio J. R. R. Tolkien a un ariete que aparece en su novela El Señor de los Anillos, concretamente en el capítulo 4 «El sitio de Gondor» del libro quinto (tercer tomo, El retorno… … Wikipedia Español
Grond (maza) — Para otros usos de este término, véase Grond. Grond es el nombre que dio J. R. R. Tolkien a la maza de Morgoth en su novela El Silmarillion. El nombre «Grond» significa solamente «maza» o «porra».[1] Grond significa «tierra» en afrikáans, lo que … Wikipedia Español
Grond — Con la palabra Grond nos podemos referir a varias cosas diferentes: a dos objetos denominados Grond en la obra ficticia de J. R. R. Tolkien: Grond es la maza que Morgoth utilizó en la Primera Edad contra Fingolfin; y Grond es también un gran… … Wikipedia Español
Grond — Liste des armes de la Terre du Milieu Voici une liste d armes présentes dans l œuvre de J. R. R. Tolkien et dans les adaptations cinématographiques de Peter Jackson du roman Le Seigneur des Anneaux. Sommaire 1 Aeglos 2 Andúril 3 Anglachel … Wikipédia en Français
Grond — 1) (battering ram) / Grond The battering ram used against the Gate of Minas Tirith. The battering ram that breached Minas Tirith s Great Gate. The battering ram used to destroy Minas Tirith s Great Gate during the Battle of the… … J.R.R. Tolkien's Middle-earth glossary
grond — past 3rd sing of grindan … Old to modern English dictionary
grond — gron … Woordenlijst Sranan