-
1 cap
cap [kaap]〈m.〉3 bepaalde grens ⇒ bepaald aantal, bepaalde hoeveelheid♦voorbeelden:doubler un cap • een kaap omzeilenle Cap • Kaapstad→ piedil a maintenant passé, doublé le cap • hij is nu de moeilijkheid te bovenelle a passé, doublé le cap de la cinquantaine • zij is over de vijftigmettre le cap sur • de steven wenden naarm1) kaap2) mijlpaal4) koers [schip, vliegtuig] -
2 change
change 〈 als opschrift〉————————change [sĵãzĵ]〈m.〉1 (het) wisselen ⇒ (wissel)koers, wisselmarkt♦voorbeelden:marché des changes • wisselmarkt, valutamarkt2 gagner, perdre au change • erop vooruit, achteruit gaanm -
3 cours
cours [koer]〈m.〉1 cursus ⇒ leergang, college, les2 cursusboek ⇒ leerboek, lesboek3 loop ⇒ verloop, (voort)gang6 (geld)omloop ⇒ circulatie, roulatie♦voorbeelden:cours accéléré • spoed-, stoomcursuscours élémentaire un, deux • tweede, derde klas lagere schoolcours moyen un, deux • vierde, vijfde klas lagere schoolcours préparatoire • eerste klas lagere schooldonner, faire un cours • (een) les, (een) college gevensuivre des cours • college lopen2 cours polycopié • syllabus, (gestencild) collegedictaat3 suivre son cours • z'n beloop hebben, z'n (gewone) gang gaanau cours de, dans le cours de • in de loop van, gedurendeen cours de construction • in aanbouwen cours de route • onderwegl'année en cours • het lopende jaartravaux en cours • werkzaamheden in uitvoeringcours inférieur • benedenloop5 le cours du change • de valutakoers, de wisselkoersau cours (du jour) • tegen de dagkoersm1) cursus, les, college2) cursusboek, lesboek3) (ver)loop, voortgang4) stroom, stroming5) koers, marktprijs6) (geld)omloop -
4 direction
direction [diereksjõ]〈v.〉1 leiding2 directie(kamer) ⇒ bestuur, (bestuurs)afdeling♦voorbeelden:chercher sa direction • zich oriënterendonner une bonne direction à • een goede wending geven aandans la direction de, en direction de • naar, in de richting vanf1) leiding2) directie, bestuur3) richting, koers -
5 orientation
-
6 route
route [roet]〈v.〉1 weg2 route ⇒ koers, richting, baan♦voorbeelden:route départementale • provinciale wegroute glissante! • slipgevaar!route meurtrière • dodenwegroute nationale • rijkswegtenir bien la route • een goede wegligging hebbenfaire fausse route • op een dwaalspoor rakenen route • onderwegse mettre en route • op weg gaanallons! en route! • vooruit! mars!faire de la route • veel rijdenfaire route avec qn. • met iemand reizenavoir qc. en route • iets op stapel hebben staanf1) weg2) route3) reis -
7 taux
taux [too]〈m.〉1 koers2 tarief3 rente(voet) ⇒ rentestandaard, voet♦voorbeelden:4 taux de chômage, de mortalité • werkloosheids-, sterftecijfertaux d'écoute • luisterdichtheidtaux de marque • winstpercentagem1) koers2) tarief3) rentevoet4) percentage5) cijfer6) gehalte -
8 tenue
tenue [tənuu]〈v.〉1 (het) houden ⇒ (het) bij-, onderhouden2 houding ⇒ gedrag, manieren4 zitting♦voorbeelden:2 un peu de tenue! • gedraag je!manquer de tenue • geen manieren, geen niveau hebbentenue de cérémonie • gala-uniformtenue de soirée • avondkledingtenue de ville • wandelkostuumen petite tenue, en tenue légère • luchtig gekleedse mettre en tenue • het uniform, de dienstkleding aantrekkenroman d'une haute tenue • moreel hoogstaande romantout d' une tenue, d' une seule tenue • aan één stuk, zonder ophoudenf2) houding, gedrag3) kleding4) zitting5) vastheid [koers] -
9 désorientation
-
10 virage
virage [vieraazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:négocier un virage • met grote snelheid een bocht nemenprendre le virage à la corde • de binnenbocht nemen, de bocht zeer kort nemen -
11 cingler
cingler [sẽglee]1 zeilen (naar) ⇒ stevenen (naar), koers zetten (naar)II 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) zeilen (naar), stevenen (naar)2) striemen, geselen, slaan3) kwetsen, scherp aanvallen -
12 côte
cote [kot]〈v.〉1 waardering(scijfer) ⇒ beoordeling, cijfer, punt2 (referentie)nummer ⇒ merk, letter, cijfer, dossiernummer3 (beurs)notering ⇒ koers, cotering♦voorbeelden:1 cote d'amour • waardering, gunstige indruk 〈 deel van het examencijfer dat bepaald wordt door gedrag, presentatie en vroegere prestaties van de kandidaat〉la cote d'un cheval • de winstkans van een paardcote de popularité • populariteitscijfer, -graadavoir la cote, bénéficier d'une cote d'amour • in een goed blaadje staanf1) kust2) rib3) helling4) rib(stuk)5) (blad)nerf6) rib(bel)7) gewelfrib, richel -
13 côté
cote [kot]〈v.〉1 waardering(scijfer) ⇒ beoordeling, cijfer, punt2 (referentie)nummer ⇒ merk, letter, cijfer, dossiernummer3 (beurs)notering ⇒ koers, cotering♦voorbeelden:1 cote d'amour • waardering, gunstige indruk 〈 deel van het examencijfer dat bepaald wordt door gedrag, presentatie en vroegere prestaties van de kandidaat〉la cote d'un cheval • de winstkans van een paardcote de popularité • populariteitscijfer, -graadavoir la cote, bénéficier d'une cote d'amour • in een goed blaadje staanm1) zijde, zij(kant), kant2) flank [dier]3) aspect, gezichtspunt4) partij, kamp -
14 course
course [koers]〈v.〉1 (het) lopen ⇒ (het) rennen, snelle loop2 wedstrijd ⇒ (wed)ren, race, (wed)loop3 tocht ⇒ rit, reis5 loop ⇒ baan, beweging♦voorbeelden:être à bout de course • uitgeput zijnprendre sa course • het op een lopen zettencourse (de ski) de fond • langlaufwedstrijdcourse de haies • hordeloopcourse d'obstacles • steeplechasecourse de taureaux • stierengevechtcourses de trot attelé • (hard)draverijencourse de vitesse • sprintcourse à pied • (het) hardlopencourse au profit • winstbejagcourse au pouvoir • strijd om de machtcourse aux armements • wapenwedloop¶ être dans la course • op de hoogte zijn, bij de tijd zijnêtre en fin de course • uitgerangeerd zijn, niet meer meetellenhors de course • buiten werking, buiten dienstf1) (het) lopen, rennen2) wedstrijd, wedren3) tocht, reis4) boodschap5) baan, beweging6) slag [machine] -
15 dériver
dériver [deerievee]1 afdrijven ⇒ op drift geraken, uit de koers geraken, afdwalen2 willoos zijn ⇒ weerstandloos zijn, z'n moed verliezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omleggen ⇒ af-, omleiden2 〈+ de〉afleiden (uit, van)v(de)1) afdrijven, op drift geraken4) omleiden -
16 écart
écart [eekaar]〈m.〉1 spreiding ⇒ tussenruimte, afstand, (span)wijdte♦voorbeelden:le grand écart • spagaatpousser à l'écart • opzij duwenêtre à l'écart de la route • ver van de weg af liggen, staanécart de jeunesse • jeugdzondeécarts de langage • afwijkend taalgebruikfaire des écarts de régime • zich niet aan zijn dieet houdenfaire un écart à droite • rechts opzij springenécart en hauteur • hoogteverschilm1) tussenruimte, afstand2) afwijking, verschil4) marge, koersverschil -
17 pas
pas1 [paa]〈m.〉1 pas ⇒ schrede, (voet)stap, (voet)spoor2 tred ⇒ gang, loop3 pas ⇒ doorgang, engte, drempel♦voorbeelden:faire les cent pas • ijsberensalle des pas perdus, les pas perdus • grote halallonger, presser le pas • sneller gaan lopen, 't tempo verhogen, zich haastenarriver sur les pas de qn. • vlak na iemand aankomendoubler le pas • zijn pas versnellenétalonner son pas • zijn passen afmetenmarcher sur les pas de qn. • iemand (na)volgenmarquer le pas • pas op de plaats makenmettre qn. au pas • iemand in het gareel laten lopenne pas quitter qn. d'un pas • voortdurend achter iemand aan lopenretourner, revenir sur ses pas • op zijn schreden terugkeren, een andere koers inslaanà deux, quatre pas (d'ici) • vlakbij, (hier)naastà pas comptés • met afgemeten passenavancer à grands pas • grote vooruitgang boeken, met rasse schreden vooruit gaanà pas de loup • op de tenen (sluipend), heel zachtjespas à pas • stapje voor stapje, voorzichtig aancela ne se trouve pas dans, sous le pas d'un cheval • dat ligt niet voor 't oprapen, dat groeit iemand maar niet op de rugpas de l'oie • ganzenpas, paradepasà pas de tortue • met een slakkengangetjeà pas de velours • zachtjes sluipendau pas • in de pas, stapvoetsau pas de course, au pas de gymnastique • in looppasse mettre au pas • zich schikken, zich aanpassenrouler au pas • stapvoets rijdende ce pas • direct, nu meteen, stante pedepas de (la) porte • drempelêtre dans un mauvais pas • zich in een lastig parket bevindentirer qn. d'un mauvais pas • iemand uit de puree helpencéder le pas à qn. • iemand laten voorgaanprendre le pas sur qn. • voor iemand uitlopen, iemand achter zich laten 〈 ook figuurlijk〉sauter, franchir le pas • de sprong wagen; stervenpas de vis • spoed, schroefgang————————pas2 [paa]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 si c'est pas malheureux! • wat erg!, erg is dat!pas mal de • heel watne pas, ne … pas • nietpas plus que lui • evenmin als hij, niet meer dan hijpas du tout • helemaal nietpas un(e) • geen enkele, niemandcomme pas un • als geen anderil ne sait pas parler • hij kan niet sprekenil sait ne pas parler • hij weet z'n mond te houden1. m1) pas, voetstap2) tred, loop3) doorgang, engte, drempel2. advniet, geen -
18 terre
terre [ter]〈v.〉1 aarde ⇒ aardbol, wereld2 aarde ⇒ vast aardoppervlak, vasteland, wal, vaste grond3 grond ⇒ land, bodem, veld, akker, platteland4 grond ⇒ grondbezit, landgoed, landerij5 land ⇒ landstreek, gebied6 aarde ⇒ klei, aardverf♦voorbeelden:2 terre ferme • vaste grond, vaste walaller, descendre à terre • aan wal gaancourir à terre • koers zetten naar het landenvoyer qn. à terre • iemand vloerenpénétrer dans les terres • landinwaarts gaantoucher terre • grond voelentransports par terre • vervoer over landsur terre et sur mer • te land en te zee〈 scheepvaart〉 terre! • land in zicht!chemin de terre • onverharde wegretour à la terre • terugkeer naar het plattelandsol en terre battue • lemen vloerpolitique de la terre brûlée • tactiek van de verschroeide aardeterres incultes • woeste grond, niet in cultuur gebrachte grondterre meuble • rulle, losse grondterre végétale • humus, bladaardeterres vierges • onontgonnen landmettre qn. plus bas que terre • iemand afbreken, de grond in borende pleine terre • van de koude grondmettre, porter qn. en terre • iemand begravenen pleine terre • in de volle grondse répandre par terre • over de vloer, grond stromen 〈 bloed, wijn enz.〉; zich over de vloer, grond verspreiden 〈 inhoud van doos, lade enz.〉s'asseoir par terre • op de grond gaan zittenramasser par terre • van de grond oprapensous terre, sous la terre • onder de grondvouloir rentrer sous terre • wel in de grond kunnen zinken (van schaamte)terre natale • geboortelandla terre promise • het beloofde landen terre étrangère • in den vreemdeterre glaise • leem, pottenbakkersaardeterre d'ombre • omberterre à potier • pottenbakkerskleiterre de Sienne • terrasienaterre cuite • terracottaterre réfractaire • vuurvaste klei1. f1) grond, aarde2) streek, gebied3) land4) wereld2. terresf plgrondbezit, landerijen3. interj -
19 amorcer un virage
amorcer un virage -
20 courir à terre
courir à terre
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Koers — ist ein norddeutscher Familienname. Inhaltsverzeichnis 1 Herkunft und Bedeutung 2 Varianten des Namens 3 Geographische Verteilung 4 Literatur … Deutsch Wikipedia
Marko Koers — Marko Koers … Wikipédia en Français
Marko Koers — at the Papendal Games in 1997 Marko Ewout Koers (born November 3, 1972 in Molenhoek, Limburg) is a retired middle distance runner from the Netherlands, who represented his native country at three consecutive Summer Olympics, starting in 1992. He… … Wikipedia
Cors — Koers ist ein norddeutscher Familienname. Inhaltsverzeichnis 1 Herkunft und Bedeutung 2 Varianten des Namens 3 Geographische Verteilung 4 Literatur // … Deutsch Wikipedia
Weg (Subst.) — 1. A guter Weg krumm, ist nint um. (Deisslingen.) – Birlinger, 203. 2. Ach Gott, den Weg möten wi all, säd de oll Frû, dôr füert de Schinner mit de Koh ût n Stall. – Hoefer, 295; Schlingmann, 461. »Einer Fraw war die Kuh gestorben. Als dieselbe… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Samtgemeinde Uelsen — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Kurs — Seminar; Bildungsmaßnahme; Weiterbildung; Kursus; Workshop; Training; Lehrgang; Devisenkurs; Wechselkurs; Kursnotierung; Quotation; Börsennotie … Universal-Lexikon
Blue Ridge Rangers — John Fogerty (vorne) in Stockholm (2005) John Cameron Fogerty (* 28. Mai 1945 in Berkeley, Kalifornien) ist ein US amerikanischer Sänger und Songwriter. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
Golliwoggs — Creedence Clearwater Revival Gründung 1967 Auflösung 1972 Genre Rock Gründungsmitglieder Leadgitarre, Gesang John Fogerty Rhythmusgitarre … Deutsch Wikipedia
Hesepe — Moorlandschaft im Emsland Moormuseum Groß Hesepe Klein und Groß Hesepe (plattdeutsch: Hääspe) sind Ortsteile der Gemeinde Geeste im niedersächsischen Landkreis Emsland. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
John Fogerty — (2010) John Cameron Fogerty (* 28. Mai 1945 in Berkeley, Kalifornien) ist ein US amerikanischer Sänger, Songwriter und Gitarrist. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia