-
21 redresser
redresser [rədressee]1 weer rechtmaken ⇒ weer rechtbuigen, weer rechtop zetten4 herstellen ⇒ corrigeren, weer op de rechte weg brengen♦voorbeelden:1 redresser la tête • het hoofd oprichten, in de nek werpen; 〈 figuurlijk〉 het hoofd niet weer buigen1 zich weer oprichten ⇒ rechtop gaan staan, zitten1. v3) optrekken [vliegtuig]4) herstellen, rechtzetten5) gelijkrichten [elektriciteit]6) het stuur terug laten komen [auto]2. se redresserv3) zich herstellen [economisch] -
22 tempe
-
23 redresser la tête
redresser la têtehet hoofd oprichten, in de nek werpen; 〈 figuurlijk〉 het hoofd niet weer buigen -
24 toquer
-
25 absent
absent [aapsã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉2 vermist♦voorbeelden:la précision est absente de ce rapport • dit rapport mist elke nauwkeurigheid〈 spreekwoord〉 les absents ont toujours tort • de afwezigen hebben altijd ongelijk, waar je niet bij bent, wordt je het hoofd niet gewassenun(e) absent(e) • afwezigeadj1) afwezig2) verstrooid3) vermist, spoorloos verdwenen -
26 accabler
accabler [aakaablee]〈 werkwoord〉2 uitputten ⇒ overmannen, terneerdrukken♦voorbeelden:être accablé de fatigue • hondsmoe zijnêtre accablé de travail • tot over zijn oren in het werk zittenêtre accablé de tristesse • diep in de put zittenaccabler qn. d' injures • iemand de huid vol scheldenaccabler qn. de questions • iemand de oren van het hoofd vragenv2) terneerslaan, ontmoedigen -
27 adresser
adresser [aadressee]2 sturen (naar) ⇒ zenden (aan), adresseren♦voorbeelden:→ Dieu1. v(à)2. s'adresser (à)v(à) -
28 ailleurs
ailleurs [aajur]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:d' ailleurs • trouwens, overigens; van elders, uit het buitenlandpar ailleurs • overigens, bovendien, anderzijds1. adv 2. d'ailleursadv1) trouwens, overigens -
29 apprendre
apprendre [aaprãdr]1 leren♦voorbeelden:je vais lui apprendre à vivre • ik zal hem eens een lesje gevenje lui apprendrai • ik zal hem mores lerencela vous apprendra! • dat is net goed, dat zal je leren!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 leren ⇒ onderwijzen, bijbrengen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v1) leren, studeren2) onderwijzen3) vernemen, horen4) mededelen -
30 arracher
arracher [aaraasĵee]1 trekken ⇒ uittrekken, losrukken2 ont-, wegrukken ⇒ halen (uit), losmaken (van)3 wegkrijgen ⇒ wegjagen, weghalen♦voorbeelden:un obus lui a arraché le bras • een granaat heeft zijn arm afgeruktarracher les mauvaises herbes • het onkruid wiedenarracher les pommes de terre • de aardappelen rooienarracher les yeux à qn. • iemand de ogen uitkrabbenarracher qn. au sommeil • iemand uit zijn slaap rukken♦voorbeelden:1 s'arracher qn., qc. • vechten om iemand, ietson se l'arrache • hij, zij is zeer gewild gezelschaps'arracher les yeux • elkaar de ogen uitkrabben1. v1) (uit)trekken, losrukken2) ontrukken, halen (uit)3) weghalen2. s'arracherv1) vechten (om) -
31 assourdir
-
32 aviser
aviser [aaviezee]1 nadenken (over) ⇒ overwegen, voorzien (in)♦voorbeelden:♦voorbeelden:¶ aviser qn. de qc. • iemand iets mededelen, iemand van iets op de hoogte stellen1 gewaarworden ⇒ ontdekken, (be)merken2 (het) wagen (om) ⇒ het in zijn hoofd halen (om), zich verstouten1. v1) nadenken (over), overwegen2. s'aviser (de)v1) ontdekken, bemerken -
33 baisser
baisser [beesee]1 dalen ⇒ zakken, verminderen, afnemen♦voorbeelden:les jours baissent • de dagen worden korterla mer baisse • het wordt eble vin a baissé • de wijn is goedkoper gewordenbaisser de 10% • dalen met 10%II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerlaten ⇒ naar beneden laten, laten zakken♦voorbeelden:baisser la tête • het hoofd buigenbaisser la vitre • het raampje naar beneden draaienbaisser les yeux • de ogen neerslaanfaire baisser les yeux à qn. • iemand beschaamd doen staan→ ton♦voorbeelden:1. v1) dalen, verminderen2) laten zakken3) verlagen4) zachter afstellen [radio]2. se baisserv -
34 balancer
balancer [baalãsee]1 schommelen ⇒ heen en weer wieg(el)en, wippen, bengelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (heen en weer) slingeren ⇒ zwaaien, wieg(el)en3 in evenwicht brengen ⇒ evenwichtig, regelmatig verdelen♦voorbeelden:balancer les hanches • met de heupen wiegenil a été balancé de l'usine • hij is uit de fabriek gegooid2 qu'est-ce qu'il m'a balancé! • wat heeft hij me niet allemaal naar het hoofd geslingerd!il y a des moments où j'ai envie de tout balancer • soms heb ik zin om de hele boel erbij neer te gooien1 schommelen ⇒ heen en weer, op en neer wippen♦voorbeelden:1. v1) schommelen2) aarzelen4) eruit gooien2. se balancerv1) schommelen -
35 bas
bas1 [baa]〈m.〉1 kous♦voorbeelden:bas à varices • steunkous————————bas2 [baa],basse [baas]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., bijwoord〉6 laag(st) ⇒ min(st), gering♦voorbeelden:le bas monde • het ondermaansesoleil bas • laagstaande zonla basse ville • de benedenstadle malade est bien bas • de zieke is heel minnetjess'incliner très bas • heel diep buigenle thermomètre est tombé très bas • de thermometer is flink gezaktmettre une maison à bas • een huis met de grond gelijkmakenà bas le fascisme! • weg met het fascisme!il sauta à bas de son lit • hij sprong uit zijn beden bas • beneden, omlaagla tête en bas • met het hoofd naar benedenil habite en bas • hij woont benedenen bas de la page • onderaan de bladzijded'en bas • van onderpar en bas • van onder (naar boven)être bas sur pattes • korte pootjes hebbenau bas de • onderaandu bas jusqu'en haut • van beneden naar bovenle bas • het laagst gelegen gedeeltele bas du visage • de onderkant van het gezichtle bas d'une montagne • de voet van een bergpar le bas • van onder (naar boven)bas les pattes! • handen thuis!chapeaux bas! • hoeden af!trois étages plus bas • drie verdiepingen lagervoyez plus bas • zie verderau bas mot • op z'n minst, minstensle bas peuple • het lagere volkà bas prix • voor een zacht prijsje, goedkoop1. m 2. bas/basseadj, adv1) laag2) laaggelegen3) gemeen4) verderop6) zacht, niet luid [stem]7) laag(st), min(st), gering -
36 bataille
bataille [baataaj]〈v.〉2 gevecht ⇒ kloppartij, strijd3 slagorde♦voorbeelden:bataille électorale • verkiezingsstrijden bataille • overdwars, (schots en) scheefchapeau en bataille • scheef op 't hoofd staande hoedcheveux en bataille • verward haarf1) (veld)slag2) gevecht3) slagorde -
37 braver
-
38 calculer
calculer [kaalkuulee]1 rekenen♦voorbeelden:→ machineII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (in)schatten ⇒ (be)ramen, taxeren3 overwegen ⇒ doordenken, afwegen♦voorbeelden:calculer que 〈+ aantonende wijs〉 • schatten, voorzien datv1) (be)rekenen2) zuinig zijn3) beramen4) overwegen -
39 caler
caler [kaalee]2 〈 informeel〉 het opgeven ⇒ stoppen, er de brui aan geven ⇒ 〈m.b.t. eten〉 niet meer kunnen ⇒ 〈 bij verwaandheid〉 inbindenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rechtzetten ⇒ vastzetten, stutten♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) (laten) afslaan [motor]2) het opgeven, stoppen4) vastzetten, stutten5) neerhalen2. se calerv -
40 capable
capable [kaapaabl]2 bekwaam ⇒ handig, kundig3 〈+ de + onbepaalde wijs〉 mogelijkerwijs ⇒ durven 〈 met verbogen werkwoordsvorm〉 ⇒ kunnen 〈+ onbepaalde wijs〉♦voorbeelden:il est capable de réussir • hij kan slagenil est capable de ne pas revenir • hij is (heel goed) in staat niet terug te komence détail est capable de passer inaperçu • dit detail zou best wel eens over het hoofd gezien kunnen wordentu serais capable d'abandonner tes enfants? • zou je je kinderen in de steek kunnen laten?adj(de)1) in staat (tot, om)2) bekwaam, kundig3) durven, kunnen
См. также в других словарях:
Hoofd — (Seew.), 1) ein in die See gehender Damm, an dem sich die Wellen brechen; meist aus Quadersteinen oft auch aus Holz auf Pfählen ruhend gebaut; 2) eine von Natur aus in die See ragende Landspitze; 3) beim Reepschläger ein gestutzter Holzkegel, mit … Pierer's Universal-Lexikon
Hoofd — (holländ., »Haupt«), eine in das Meer hineinragende, abgerundete Landspitze mit Steilufer … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Hoofd — (niederländ., d.i. Haupt), eine in die See ragende Landspitze mit Steilufer … Kleines Konversations-Lexikon
hoofd — ede … Woordenlijst Sranan
Kopf — 1. Abgehauener Kopf braucht keine Sturmhaube mehr. 2. Am Kopf des Narren lernt der Junge scheren. Die Araber in Algerien: Am Kopfe der Waise macht der Chirurg Versuche. Die ägyptischen Araber: Er lernt das Schröpfen an den Köpfen der Waisen.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haar — 1. An einem Haar zieht man mich hin, wo ich gern bin. – Körte, 2504. 2. Auch ein Haar hat seinen Schatten. – Eiselein, 266; Simrock, 4151. Böhm.: I vlas má svůj stín. (Čelakovsky, 284.) Lat.: Etiam capillus unus habet umbram suam. (Eiselein,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haupt — 1. Ain haubt von Behmer land, zway weisse ärmlin von Prafond, ain prust von Schwaben her, von Kernten zway tüttlin, ragend als ain sper, ain pauch von Oesterreich, der wär schlecht vnd geleich vnd ain Ars von pollandt, auch ein Bayrisch f. daran … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Johannes Hendrikus Becking — Dieser Artikel wurde auf den Seiten der Qualitätssicherung eingetragen. Bitte hilf mit, ihn zu verbessern, und beteilige dich bitte an der Diskussion! Folgendes muss noch verbessert werden: Wikifizieren und eventuell straffen Lutheraner… … Deutsch Wikipedia
Bauch — 1. Als de Bûk vull is, so is dat Höwet frölik. 2. Am Bauch gross, hinten bloss. – Fischart, Gesch. 3. An annrer Bauch, an annrer Brauch. (Franken.) – Frommann, VI, 164. Auf schwangere Frauenspersonen angewandt. 4. As de Buyk opgaet, brickt dat… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Boudewijn de Groot — Infobox Musical artist Name = Boudewijn de Groot Img capt = Img size = 125 Landscape = Background = solo singer Birth name = Boudewijn de Groot Alias = Born = birth date and age|1944|05|20 Died = Origin = Jakarta, Java, Dutch East Indies… … Wikipedia
Gerrit Krol — (b. Groningen, The Netherlands, 1 August 1934) is a Dutch author, essayist and writer.Krol studied mathematics and worked with Royal Dutch Shell and some of its operating units as computer programmer and system designer. Krol s debut consisted of … Wikipedia