-
1 calculer
calculer [kaalkuulee]1 rekenen♦voorbeelden:→ machineII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (in)schatten ⇒ (be)ramen, taxeren3 overwegen ⇒ doordenken, afwegen♦voorbeelden:calculer que 〈+ aantonende wijs〉 • schatten, voorzien datv1) (be)rekenen2) zuinig zijn3) beramen4) overwegen -
2 chiffrable
-
3 chiffrer
chiffrer [sĵiefree]1 oplopen ⇒ in de cijfers lopen, aantikkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 nummeren♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
4 inchiffrable
inchiffrable [ẽsĵiefraabl]1 onmetelijk ⇒ niet te becijferen, niet in geld uit te drukken
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский