-
101 polemic
adj. polemisch; argumenterend--------n. polemie, argumentatie, meningsverschilpolemic1[ pəlemmik] 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉1 polemiek ⇒ woord/pennenstrijd, twist————————polemic21 polemisch ⇒ twist-, twistziek -
102 scale
n. toonladder; schaal; maat; weegschaal; kalkaanzet; methode--------v. klimmen, naar boven gaan; stijgen; afwegen, overwegen; op schaal maken, ontschubben; ontstenen; (in computers) de afmeting wijzigen, van schaal veranderenscale1[ skeel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schub ⇒ schaal, (huid)schilfer4 schaal(verdeling) ⇒ schaalaanduiding; maatstok, meetlat♦voorbeelden:tip/turn the scale (s) • de balans doen doorslaan, de doorslag gevenscale of wages • loonschaal〈 figuurlijk〉 on a large/grand/small scale • op grote/kleine schaala map on a scale of a centimetre to the kilometre • een kaart met een schaal van 1 op 100.000draw to scale • op schaal tekenen————————scale2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ scale back/down • verlagen, verkleinen, terugschroevenscale up • verhogen, vergroten, opschroeven -
103 scent
n. luchtje; lekkere lucht; reuk; parfum; ruikt naar, is verdacht; sporen--------v. ruiken, lucht krijgen van, opsporen; parfumerenscent1[ sent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 put/throw someone off the scent • iemand van het spoor/op een dwaalspoor brengenon the (right) scent • op het goede spoor————————scent2♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
104 shame
n. schaamte; schande--------v. schamen; schaamte voelen; beschaamd maken; te schande makenshame1[ sjeem]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉2 zonde♦voorbeelden:¶ what a shame! • het is een schande!; wat jammer!2 schande ⇒ smaad, vernedering♦voorbeelden:have no shame • geen schaamte kennendon't you feel shame at having told lies? • schaam je je niet dat je leugens verteld hebt?for shame • uit schaamtebe past shame • geen schaamte meer kennenbe dead/lost to shame • alle schaamte verloren hebbencry shame on someone • schande van iemand sprekento my shame • tot mijn (grote) schande〈 tegen spreker〉 shame! • schandalig!, hoe durft u!shame on you! • schaam je!, je moest je schamen!————————shame2〈 werkwoord〉1 beschamen ⇒ beschaamd doen staan/maken♦voorbeelden:she shamed him out of copying his homework • ze maakte hem zo beschaamd, dat hij het huiswerk niet meer durfde overschrijven -
105 showdown
n. openlijke krachtmetingshowdown♦voorbeelden: -
106 skull
n. schedel; doodshoofd; hersenpan[ skul]1 schedel♦voorbeelden:3 he couldn't get it into his skull that it is impossible • het drong niet tot zijn hersenen door dat het onmogelijk is→ thick thick/ -
107 trade
adj. handel-, zaken---------n. handel, zaken; werk--------v. handelen, zaken doen, kopen, inkopen, verkopentrade1[ treed] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 vak ⇒ ambacht, beroep♦voorbeelden:terms of trade • (handels)ruilvoetbad for trade • nadelig voor de handeldo a good trade • goede zaken doenbe in trade • een zaak/winkel hebbena butcher by trade • slager van beroep→ jack jack/————————trade21 handel drijven ⇒ handelen, zaken doen2 〈Amerikaans-Engels; +at/with〉(vaste) klant zijn (van/in)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verhandelen ⇒ uitwisselen, (om)ruilen♦voorbeelden: -
108 tribunal
-
109 watch
n. horloge; klok; bewaking; aflossing; wacht; bewaker; waakzaamheid, oplettendheid; uitzicht, zicht--------v. kijken naar, gadeslaan; letten op; attentie bieden; bewaken; oppassen op; oppassen voor; opmerkzaam zijnwatch1[ wotsj]♦voorbeelden:II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉1 wacht ⇒ waakzaamheid, hoede♦voorbeelden:keep (a) (close/careful) watch on • (nauwlettend) in de gaten houdenon the watch for • wachtend op, op zijn hoede voorkeep/stand watch • op wacht staanIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 wacht ⇒ bewaking, uitkijk————————watch22 wachten5 waken♦voorbeelden:3 watch out • uitkijken, oppassenwatch (out) for • uitkijken naar, loeren opII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:watch one's weight • op zijn gewicht lettenwatch it! • pas op!, voorzichtig!watch yourself • pas op! -
110 womanhood
n. vrouwelijke staat, vrouwelijkheid; vrouwen[ woemənhoed]II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉 -
111 yoke
n. juk, heerschappij; koppeling; schouderblok met tuig (voor trekdieren); onderdrukking; balans/brug/magneetjuk--------v. onder het juk brengen; in/voorspannen; koppelen, verbindenyoke1[ jook] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.2 ook yoke〉2 koppel ⇒ span, paar♦voorbeelden:pass/come under the yoke • zich onderwerpenthrow off the yoke • in opstand komen tegen de dwingelandij2 three yoke of oxen • drie juk/stel ossen————————yoke2〈 werkwoord〉1 onder een/het juk brengen ⇒ jukken, in/voorspannen♦voorbeelden:yoke someone to another • iemand aan een ander koppelen -
112 devoir
devoir1 [dəvwaar]〈m.〉♦voorbeelden:rendre à qn. les derniers devoirs • iemand de laatste eer bewijzen————————devoir2 [dəvwaar]1 verschuldigd, schuldig zijn♦voorbeelden:2 cette famille ne veut devoir rien à personne • die familie wil tegen niemand dank je hoeven te zeggenl'homme devait tomber une heure plus tard • de man zou een uur later vallen♦voorbeelden:1. mplicht, verplichting2. devoirsm pl3. v3) moeten, behoren -
113 fonds
♦voorbeelden:het fonds voor wetenschappelijk onderzoek • les fonds pour la recherche scientifique -
114 persoon
♦voorbeelden:een belangrijk persoon • quelqu'un d'importanteen beroemd persoon • une célébritébij de juiste, verkeerde persoon aankloppen • frapper à la bonne, mauvaise portemijn persoontje • votre serviteurhet werkwoord staat in de derde persoon enkelvoud • le verbe est à la troisième personne du singuliertien gulden per persoon • dix florins par personnede duivel in eigen persoon • le diable incarnéhij heeft het in eigen persoon gebracht • il l'a apporté lui-mêmehij is de gierigheid in persoon • c'est l'avarice en personne -
115 pit
I 〈de〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:er zit pit in die meid • cette fille a du pephij werkt niet met erg veel pit • il n'est pas très énergique dans son travailgeen pit in zijn lijf hebben • manquer de tonus -
116 eroverheen
2 [figuurlijk] [het genoemde te boven gekomen] over it♦voorbeelden: -
117 ertegenover
♦voorbeelden:2 ertegenover staat dat … • on the other hand …¶ hoe sta je ertegenover? • where do you stand on that? -
118 ertussen
♦voorbeelden:het zit ertussen • it is stuck in between -
119 Reihe
Reihe〈v.; Reihe, Reihen〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 ganz aus der Reihe sein • helemaal niet in vorm, orde zijn〈 informeel〉 du hast wohl nicht alle in der Reihe! • je bent niet goed wijs!in Reih und Glied stehen • in het gelid staanjetzt kommt er an die Reihe! • nu is het zijn beurt!außer der Reihe abfertigen • afzonderlijk afhandelenaußer der Reihe sein • ongewoon zijnder Reihe nach • op volgordealles der Reihe nach erzählen • alles in goede volgorde vertellen -
120 mehrer-
См. также в других словарях:
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Herman de Coninck — (21 February 1944 ndash;22 May 1997) was a Flemish poet, essayist, journalist and publisher. LifeHerman de Coninck was born in Mechelen, Belgium, where his parents ran a Catholic bookshop. He attended the Sint Rombouts College in Mechelen where… … Wikipedia
Pol Hoste — Paul Gustaaf Julia Hoste (Lokeren, 25 March 1947), pseudonym Pol Hoste is a Belgian writer. He graduated in Germanic philology at the University of Ghent. He started his career as a teacher of the English and Dutch languages. From 1983 until 1985 … Wikipedia
Coninck — Coninck, Herman de, flämischer Schriftsteller und Journalist, * Mecheln 21. 2. 1944; seit 1984 Chefredakteur der flämischen »Neuen Weltzeitschrift«. Coninck debütierte mit spitzen Kolumnen, deren ironischer und relativierender Grundton auch für … Universal-Lexikon
Конинк, Херман де — Херман де Конинк (нидерл. Herman de Coninck, 21 февраля 1944, Мехелен 22 мая 1997, Лиссабон) фламандский поэт, журналист, эссеист, переводчик с английского. Содержание 1 Биография 2 Книги … Википедия