-
21 exclusively
adv. eenmalig, exceptioneel, exclusief[ ikskloe:sivlie]1 → exclusive exclusive/2 uitsluitend ⇒ enkel, alleen -
22 few
adj. weinig, enkele, enkel--------n. weinig, een paar, enkele; een klein aantal van--------pron. weinig, weinigenfew11 weinige(n) ⇒ weinig, enkele(n)♦voorbeelden:a faithful few • een paar trouwe volgelingenholidays are few and far between • feestdagen zijn er maar weinigno fewer than twenty • niet minder dan twintig, wel twintighe was among the few who understood • hij was een van de weinigen die het begreepa few of the chocolates • een paar chocolaatjesa few • een paar, enkele(n)a few more • nog enkele(n)quite a few • vrij veel————————few2〈determinator; fewer, vergrotende trap informeel ook less〉1 weinig ⇒ een paar, enkele♦voorbeelden:a man of few words • een man van weinig woordena few words • een paar woordenevery few days • om de zoveel dagenthe last few hours • de laatste (paar) urensome few words • (maar) een paar woorden -
23 give me one solitary example
-
24 hardly
adv. met moeite; nauwelijks; enkel[ ha:dlie]♦voorbeelden:I could hardly move • ik kon me haast niet bewegenhardly anything • bijna nietshardly anybody • vrijwel niemandhardly ever • bijna/praktisch nooit -
25 he gave his ankle a wrench
-
26 individual
adj. enig, enkel; bijzonder; apart; individueel; persoonlijk--------n. individu, enkeling, persoonindividual1[ indivvidzjoeəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————individual21 individueel ⇒ persoonlijk, eigen♦voorbeelden:they're individually different • ze zijn individueel verschillendI can't thank you all individually • ik kan u niet ieder afzonderlijk bedankeneach individual case • elk geval afzonderlijk -
27 jewellery
n. juwelen, sieraden -
28 kinsfolk
n. familie (leden), verwanten -
29 mere
adj. louter; niet meer dan--------n. meer[ miə]♦voorbeelden:a mere child • (nog) maar een kindmere imagination • zuiver inbeeldingmere nonsense • pure onzinat the mere thought of it • alleen al de gedachte eraana mere 10 pounds • niet meer dan/op de kop af 10 pond -
30 merely
-
31 midst
n. midden--------prep. in het midden, in, middenmidst11 midden♦voorbeelden:the enemy is in our midst • de vijand is in ons midden————————midst2〈 voorzetsel〉 〈 formeel〉 -
32 miss
n. mejuffrouw, juffrouwmiss1[ mis] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————miss21 missen♦voorbeelden:→ miss out miss out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ miss out miss out/ -
33 my father is antipathetic to any new idea
my father is antipathetic to any new ideaEnglish-Dutch dictionary > my father is antipathetic to any new idea
-
34 never a
-
35 never
adv. nimmer, nooit[ nevvə]♦voorbeelden:never-to-be-forgotten • onvergetelijkI never remember her saying that • ik kan me niet herinneren dat ze dat ooit gezegd heeftnever ever • nooit ofte nimmer¶ this'll never do • dit is niks, dit is niet goed genoeghe never so/as much as looked! • hij keek niet eens!never a • geen (enkel)well, I never (did)! • (wel) heb je (nu) ooit!Never Never Land • eldorado, luilekkerland -
36 no show of resistance
-
37 no way better
-
38 no
adj. nee; in het geheel niet; geen--------adv. niet; geen--------n. geen; "nee" (tegenstemmen), ergens niet mee eens zijnno1[ noo] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: noes〉♦voorbeelden:I won't take no for an answer • ik sta erop, je kunt niet weigeren————————no2〈 bijwoord〉1 nee(n)2 niet ⇒ geenszins, in geen enkel opzicht♦voorbeelden:1 oh no! • 't is niet waar!did you tell her? no I didn't • heb je het haar gezegd? neenno! • neen toch!he told her in no uncertain terms • hij zei het haar in duidelijke bewoordingentell me whether or no you are coming • zeg me of je komt of nietthe mayor himself, no less • niemand minder dan de burgemeester zelf————————no3〈 determinator〉1 geen ⇒ geen enkele, helemaal geen2 haast geen ⇒ bijna geen, heel weinig, een minimum van♦voorbeelden:there's no milk • er is geen melk in huisI'm no philosopher • ik ben geen filosoofthere was no talking sense with her • er viel niet met haar te pratenin no time • in een (mini)mum van tijd→ no-one no-one/ -
39 not get to first base
-
40 pass
n. pas; stand van zaken; doorgang; slagen bij een examen; doorgeven van een bal; handbeweging--------v. voorbijgaan, passeren; aangeven; slagen; inhalen; goedkeurenpass1[ pa:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 passage ⇒ (berg)pas; doorgang, vaargeul♦voorbeelden:it/things had come to such a pass that • het was zo ver gekomen dat————————pass21 (verder) gaan ⇒ (door)lopen, voortgaan2 voorbijgaan ⇒ passeren; voorbijkomen; overgaan, eindigen3 passeren ⇒ er door(heen) (ge)raken/komen6 aanvaard/aangenomen worden ⇒ slagen 〈 voor examen(onderdeel)〉; door de beugel kunnen 〈 grove taal bijvoorbeeld〉10 overgemaakt/overgedragen worden♦voorbeelden:pass from a solid to an oily state • van een vaste in een olieachtige stof overgaanpass to other matters • overgaan naar/tot andere zakenpass on the left • s inhalenpass unnoticed • niet opgemerkt wordeneverything must pass • aan alles moet een einde komenno passing (permitted) • geen doorgangplease, let me pass • mag ik er even langswe are only passing through • we zijn enkel op doorreispass as/for • doorgaan voor, dienen alscome to pass • gebeuren〈 juridisch〉 pass on/upon a constitutional question • een uitspraak doen/vonnis vellen over een grondwettelijke kwestie→ pass away pass away/, pass between pass between/, pass by pass by/, pass into pass into/, pass off pass off/, pass on pass on/, pass out pass out/, pass over pass over/, pass through pass through/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 passeren ⇒ voorbijlopen, voorbijtrekken2 oversteken ⇒ gaan/lopen door, komen over4 goedkeuren ⇒ aanvaarden, bevestigen5 slagen in/voor6 komen door ⇒ aanvaard/bekrachtigd worden door♦voorbeelden:pass the salt • het zout doorgevenpass the word (a)round • vertel het verderpass in • inleverenpass an opinion • een oordeel/idee geven
См. также в других словарях:
Enkel(in) — Enkel(in) … Deutsch Wörterbuch
Enkel — * Ênkel, adj. et adv. ein Nieders. Wort, welches so viel als einfach bedeutet, und auch in einigen Fabriken, z.B. in den Blechhämmern, üblich ist, wo Enkel einfache Bleche bedeutet. Das Dänische und Schwedische enkel bedeutet gleichfalls einfach … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Enkel — »Kindeskind«: Frühnhd. enikel, mhd. eninkel (ahd. enichlīn) ist eine Verkleinerung zu dem unter ↑ Ahn behandelten Wort. Der Enkel galt vielen Völkern als der wiedergeborene Großvater, wie es auch germ. Sitte war, ihm den Namen und damit Kraft und … Das Herkunftswörterbuch
Enkel — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • Enkelkind • Enkelkinder Bsp.: • Sie hat viele Enkelkinder. • Mit dem Videorekorder können sie Videofilme ihrer Kinder und Enkel ansehen … Deutsch Wörterbuch
Enkel — Enkel, meaning single , is a term formerly used by Trappist breweries to describe the basic recipe [Geert van Lierde et al., In het Spoor van de Trappisten ISBN 90 261 0704 8 pp 25 26] of their beers. Currently, there are no Trappist (or secular) … Wikipedia
Enkel — Enkel, in der Börsensprache Actien dritter Emission … Pierer's Universal-Lexikon
Enkel — (der) … Kölsch Dialekt Lexikon
Enkel — Die Verwandtschaftsbeziehung drückt die Art der Verwandtschaft oder im weiteren Sinne auch der Schwägerschaft von Personen aus. In den verschiedenen Kulturen haben sich hierfür mehr oder weniger komplexe Schemata entwickelt, gekennzeichnet durch… … Deutsch Wikipedia
Enkel — Enkelkind * * * En|kel [ ɛŋkl̩], der; s, , En|ke|lin [ ɛŋkəlɪn], die; , nen: Kind des Sohnes oder der Tochter: die Großmutter liest dem Enkel ein Märchen vor; der Großvater geht mit seiner Enkelin spazieren. * * * Ẹn|kel1 〈m. 5〉 1. Sohn des… … Universal-Lexikon
Enkel — Enkel1 Sm Kindeskind std. (12. Jh.), mhd. eninkel, spahd. eniklīn, enichlin Stammwort. Verkleinerungsform zu ahd. ano Ahn (Ahn), es wird also das gleiche Verwandtschaftsverhältnis von der anderen Seite her betrachtet. Eine entsprechende Herkunft… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Enkel — der Enkel, (Grundstufe) Sohn des eigenen Kindes Beispiel: Sie hat schon vier Enkel … Extremes Deutsch