-
81 catch
n. vangen; grijpen; betrappen; nemen, halen--------v. vangen; grijpen; betrappen; nemen, halencatch1[ kætsj]3 vangbal7 vergrendeling ⇒ pal, k♦voorbeelden:no catch • geen aanwinst————————catch25 klem/vast komen te zitten ⇒ blijven haken/zitten♦voorbeelden:the nut doesn't catch • de moer pakt nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)vangen ⇒ pakken, grijpen4 inhalen♦voorbeelden:1 catch fish/thieves • vis/dieven vangena nail caught his shirt • hij bleef met zijn overhemd aan een spijker haken/hangenI caught my thumb in the car door • ik ben met mijn duim tussen het portier gekomencatch one's foot on something • met zijn voet ergens achter blijven haken, over iets struikelen〈 ironisch〉 catch me! • ik kijk wel uit!8 catch someone's attention/interest • iemands aandacht trekken/belangstelling wekkencatch oneself • zich plotseling inhouden, opeens stoppen -
82 cough
n. hoest; de waarheid ophoesten,bekennen--------v. hoesten; bekennencough1[ kof] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kuch(je) ⇒ hoestbui/aanval♦voorbeelden:1 have a bad cough • erg/lelijk hoesten————————cough2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
83 cut out
automatische schakelaar (een electrische schakelaar die de electrisiteit uitstelt bij te zware belasting); stoppen; wegsnijdencut out1 uitvallen ⇒ defect raken, het begeven2 afslaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitsnijden/knippen/hakken ⇒ modelleren, vormen♦voorbeelden:3 cut it/that out! • hou (er/daarmee/over) op! -
84 cylinder
n. hoge hoed, cilinder (ook in computers); (in computers) een fysieke opslageenheid op de harde schijf[ sillində]1 cilinder2 〈 benaming voor〉 cilindrisch voorwerp ⇒ magazijn/cilinder 〈 van revolver〉; rol, wals, trommel; buis, pijp; (gas)fles♦voorbeelden: -
85 explosive
adj. explosief, ontplofbaar--------n. springstofexplosive1[ iksploosiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 explosief ⇒ ontplofbare stof, springstof♦voorbeelden:————————explosive2〈bijvoeglijk naamwoord; explosiveness〉3 explosief ⇒ gevaarlijk, controversieel♦voorbeelden:explosive engine • explosie/ontploffingsmotorexplosive population increase • enorme bevolkingsgroei -
86 gas motor
-
87 gun
n. geweer; pistool; kanon; pistool (i.d. spreektaal)--------v. neerschieten, doodschieten; (motor) laten razengun1[ gun] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 vuurwapen ⇒ (jacht)geweer, pistool5 → gunman gunman/♦voorbeelden:spike someone's guns • iemand de wind uit de zeilen nemenstick to one's guns • voet bij stuk houden→ great great/————————gun2〈 gunned〉1 jagen ⇒ op jacht zijn/gaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
88 kick
n. trap; schop; terugstoot; genot (spreektaal); gekheid die weer overgaat; kracht--------v. schoppen; eruit schoppen; eruit gooien; tijdelijk iemand van het internet verwijderen (in computers); aanmoedigen; laden (van een geweer); tegenstand bieden; klagen (slang); spartelenkick1[ kik]♦voorbeelden:3 do something for kicks • iets voor de lol/sensatie doen1 kracht ⇒ fut, energie♦voorbeelden:this martini has a lot of kick in it • deze martini is heel koppig————————kick2♦voorbeelden:3 kick against/at • protesteren/rebelleren tegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schoppen ⇒ trappen, wegtrappen♦voorbeelden:kick back • terugschoppenkick out • eruit schoppen/trappen, verstoten, ontslaan -
89 locomotive
adj. zich (automatisch) voortbewegend; bewegend, gedreven, van locomotief--------n. locomotieflocomotive1[ lookəmootiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————locomotive22 voortbewegings- ⇒ met betrekking tot/van het verkeer/het reizen♦voorbeelden: -
90 race
n. race; wedstrijd; ras, soort, afkomst--------v. rennen; deelnemen aan een wedlooprace1[ rees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wedren/loop ⇒ race2 sterke stroom/stroming4 ras5 volk ⇒ natie, stam; slag, klasse♦voorbeelden:out of/in the race • kansloos/met een goede kans (om te winnen)the races • de (honden/paarden)rennen————————race21 wedlopen ⇒ aan een wedloop deelnemen, een wedstrijd houden2 rennen ⇒ hollen, snellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
91 radial
adj. radiaal, stralendradial1[ reediəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————radial21 radiaal ⇒ stervormig, straal-♦voorbeelden:radial tyre • radiaalband -
92 ramjet
-
93 reciprocate
v. beantwoorden; op gelijke manier behandelen, uitwisselen[ rissiprəkeet] 〈zelfstandig naamwoord: reciprocation〉2 heen en weer/op en neer bewegen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
94 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
95 shriek
n. schreeuw, gil--------v. gillen, gieren (v.h. lachen)shriek1[ sjrie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schreeuw ⇒ gil, (schrille) kreet♦voorbeelden:shriek of pain • gil van de pijn————————shriek2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:shriek out • uitschreeuwenshriek with laughter • gieren van het lachen -
96 sputter
n. gesputter, gestamel--------v. sputteren, stamelen, brabbelensputter1[ sputtə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————sputter2〈 werkwoord〉2 sputteren ⇒ stamelen, brabbelen♦voorbeelden:the engine only sputtered a bit • de motor sputterde alleen een beetjethe riot sputtered out when the police arrived • het oproer bloedde dood toen de politie er aankwam -
97 transmit
v. afleveren, doorgeven; uitzenden[ trænzmit, træns-] 〈 transmitted〉♦voorbeelden:transmit power from the engine to the weels • kracht van de motor naar de wielen overbrengen -
98 trouble
n. zorg; moeite; last--------v. moeite nemen; hinderen; lastig vallentrouble1[ trubl]2 tegenslag ⇒ narigheid; probleem♦voorbeelden:1 that is the least of my troubles! • dat is mij een zorg!2 get into trouble • in moeilijkheden raken/brengenno trouble at all! • het is geen moeite hoor, graag gedaan!♦voorbeelden:————————trouble2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 kwellen♦voorbeelden:what troubles me is … • wat me dwars zit is …2 may I trouble you for the salt? • wilt u het zout even geven?
См. также в других словарях:
Engine — En gine ([e^]n j[i^]n), n. [F. engin skill, machine, engine, L. ingenium natural capacity, invention; in in + the root of gignere to produce. See {Genius}, and cf. {Ingenious}, {Gin} a snare.] 1. Note: (Pronounced, in this sense, [e^]n*j[=e]n .)… … The Collaborative International Dictionary of English
engine — UK US /ˈendʒɪn/ noun [C] ► a machine that uses energy to produce movement: »a jet engine »a car/aircraft engine ► something that makes something happen, or that influences it strongly: »For much of the 19th century Britain was the workshop of the … Financial and business terms
Engine — En gine, v. t. 1. To assault with an engine. [Obs.] [1913 Webster] To engine and batter our walls. T. Adams. [1913 Webster] 2. To equip with an engine; said especially of steam vessels; as, vessels are often built by one firm and engined by… … The Collaborative International Dictionary of English
Engine — [dt. »Maschine, Motor«], zentraler Teil eines Programms für grundlegende Teilaufgaben (z. B. Grafik Engine zur Ausgabe der Grafikdaten). Manchmal auch verkürzt für »Search Engine« (Suchmaschine) gebraucht … Universal-Lexikon
engine — ► NOUN 1) a machine with moving parts that converts power into motion. 2) (also railway engine) a locomotive. 3) historical a mechanical device or instrument, especially one used in warfare: a siege engine. DERIVATIVES engined adjective… … English terms dictionary
enginé — Enginé, En Oolin, pour Ensorcelé, Enchanté, Charmé, Fascinatus. Ainsi dit on par metaphore, Il est bien enginé de cette femme, Perbelle captus est … Thresor de la langue françoyse
engine — [en′jən] n. [ME engin, native talent, hence something produced by this < OFr < L ingenium, natural ability, genius < in , in + base of gignere, to beget: see GENUS] 1. any machine that uses energy to develop mechanical power; esp., a… … English World dictionary
engine — c.1300, mechanical device, also skill, craft, from O.Fr. engin skill, cleverness, also trick, deceit, stratagem; war machine (12c.), from L. ingenium inborn qualities, talent (see INGENIOUS (Cf. ingenious)). At first meaning a trick or device, or … Etymology dictionary
engine — *machine, mechanism, machinery, apparatus, motor … New Dictionary of Synonyms
engine — [n] device that drives a machine agent, apparatus, appliance, barrel, contrivance, cylinder, diesel, dynamo, fan, generator, horses*, implement, instrument, means, mechanism, motor, piston, pot*, powerhouse, power plant, power train, putt putt*,… … New thesaurus
Engine — This article is about a machine to convert energy into useful mechanical motion. For other uses of engine, see Engine (disambiguation). For other uses of motor, see Motor (disambiguation). A V6 internal combustion engine from a Mercedes car An… … Wikipedia