-
1 disconcert
v. verontrusten; in verlegenheid brengen; verijdelen[ diskənsə:t] -
2 disturb
v. storen; komen aan; verontrusten[ distə:b]2 storen♦voorbeelden:disturbing facts • verontrustende feitenplease do not disturb! • a.u.b. niet storen! -
3 agitate
v. ageren, schudden; lastig vallen; opwinden (bij propaganda)[ ædzjitteet]1 ageren♦voorbeelden:1 agitate for/against • actie voeren voor/tegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schudden ⇒ roeren, bewegen2 verontrusten ⇒ opwinden, (be)roeren -
4 alarm
raket dat infrarode straling uitzendt gericht op doelen die warmte afgevenALARM (Air-Launched Anti-Radiation Missile)alarm1[ əla:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 alarm ⇒ schrik, paniek2 alarm ⇒ waarschuwing, alarmsignaal3 wekker♦voorbeelden:take alarm at • opschrikken van, in paniek raken bij2 give/raise/sound the alarm • alarm geven/slaan————————alarm2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 alarmeren ⇒ opschrikken, verontrusten -
5 concern
n. bezorgdheid; interesse; onderneming, fabriek; conglomeraat--------v. zich bezig houden met; bezorgd makenconcern1[ kənsə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aangelegenheid ⇒ belang, interesse2 (be)zorg(dheid) ⇒ begaanheid, (gevoel van) betrokkenheid3 bedrijf ⇒ onderneming, firma♦voorbeelden:1 your drinking habits aren't my concern/are no concern of mine • uw drinkgewoonten gaan mij niet aan/zijn mijn zaak nietlook at someone in concern • begaan/zorgelijk naar iemand kijkenpaying concern • winstgevend/rendabel bedrijf4 have a concern in a business • aandelen/een belang hebben in een zaak————————concern2〈 werkwoord〉1 aangaan ⇒ raken, van belang zijn voor2 betreffen ⇒ gaan/handelen over3 met zorg vervullen ⇒ dwars zitten, verontrusten♦voorbeelden:where money is concerned • als het om geld gaatso/as far as your role is concerned • wat uw rol aangaatas far as I'm concerned • wat mij betreft, voor mijn part4 be concerned/concern oneself about/in/over/with something • zich ergens mee bezighouden/voor inzetten/zorgen om maken -
6 distress
n. nood, gevaar; verdriet, spijt--------v. leed berokkenen, pijn/verdriet doendistress1[ distres]1 leed ⇒ verdriet, zorg1 nood ⇒ armoede, tegenspoed♦voorbeelden:utter a cry of distress • een noodkreet slaken————————distress2〈 werkwoord〉1 leed berokkenen ⇒ pijn/verdriet doen♦voorbeelden:2 the sight of all those poor people distressed me • bij het zien van al die arme mensen raakte ik van streek -
7 put out
put out♦voorbeelden:put out to sea • zee kiezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 aanwenden ⇒ inzetten, gebruiken3 uitdoen ⇒ (uit)doven, blussen4 verdoven ⇒ bewusteloos maken/slaan5 van zijn stuk brengen ⇒ verontrusten, irriteren♦voorbeelden:put one's tongue out • zijn tong uitsteken3 put out the fire/light • het vuur/licht doven8 the calculations may have been put out by one percent • er kan een afwijking van een percent in de berekeningen geslopen zijnput out an official statement • een communiqué uitgeven -
8 shake
n. beving; schudding; milkshake; oogopslag (spreektaal)--------v. schudden; bibberen; door elkaar schudden, verbijsteren; doen bewegen; krullen; schudden, geven (v.e. hand)shake1[ sjeek]♦voorbeelden:he said no with a shake of the head • hij schudde (van) neebe all of a shake • over zijn hele lichaam trillen3 in two shakes (of a lamb's tail) • zo, direct, in een secondeII 〈meervoud; the〉→ great great/————————shake21 schudden ⇒ schokken, beven, (t)rillen2 wankelen♦voorbeelden:3 shake (on it)! • geef me de vijf!, hand erop!→ shake down shake down/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen schudden ⇒ schokken, doen beven/trillen2 (uit)schudden ⇒ zwaaien, heen en weer schudden♦voorbeelden:shake sugar on bread • suiker op brood strooienshake out • uit/leegschuddenshake before use/using • schudden voor gebruik4 mother was shaken by Paul's death • moeder was getroffen/geschokt door de dood van Paul5 these stories have shaken the firm's credit • deze verhalen hebben de firma in diskrediet gebracht→ shake down shake down/, shake up shake up/ -
9 stir
n. het roeren, het poken; beroering, opwinding; gevangenis--------v. oproeren; oproer veroorzaken; roeren; gevoelens opwekken; rondlopenstir1[ stə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beroering ⇒ opwinding, sensatie♦voorbeelden:————————stir2〈 stirred〉♦voorbeelden:1 don't stir! • beweeg niet!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 stir oneself • in beweging komen, actief wordenstir the fire • het vuur oppoken/opporren -
10 trouble
n. zorg; moeite; last--------v. moeite nemen; hinderen; lastig vallentrouble1[ trubl]2 tegenslag ⇒ narigheid; probleem♦voorbeelden:1 that is the least of my troubles! • dat is mij een zorg!2 get into trouble • in moeilijkheden raken/brengenno trouble at all! • het is geen moeite hoor, graag gedaan!♦voorbeelden:————————trouble2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 kwellen♦voorbeelden:what troubles me is … • wat me dwars zit is …2 may I trouble you for the salt? • wilt u het zout even geven? -
11 vex
-
12 alarmable
adj. wat te verontrusten is, wat gemakkelijk op te schrikken is -
13 disturbing
adj. in beroering brengen, verontrusten
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский