-
1 galakleding
♦voorbeelden: -
2 laag
laag1〈de〉1 [met betrekking tot een stof, voorwerpen] layer ⇒ 〈 beschermlaag〉 coating, 〈 dun〉 film, 〈 dun〉 sheet, 〈 geologie〉 bed, 〈 geologie〉 stratum, 〈 erts〉 deposit, 〈 verf〉 coat2 [stand in de maatschappij] stratum♦voorbeelden:1 een laag steenkool • a seam, a bed of coaleen dikke laag stof • a thick layer of dust〈 geologie〉 bovenliggende/onderliggende laag • overlying/underlying stratumde onderste lagen van de bevolking • the lower strata/ranks of society————————laag2♦voorbeelden:een laag vertrek • a low(-ceilinged) roomhet gas laag draaien • turn the gas downzijn gewicht/de prijs laag houden • keep one's weight/the price downte laag schatten • underestimateolieaandelen staan laag genoteerd • oil shares have been marked down/are lowde lire staat laag • the lira is low/downde barometer staat laag • the barometer is lowzijn eisen lager stellen • lower one's demandseen laag uitgesneden japon • a low(-necked/cut) dresszet jij de soep wat lager? • will you turn down the gas (under the soup)?〈 handel〉 de aandelen waren twee punten lager dan gisteren • shares were two points down on yesterday2 een lage daad begaan • commit a vile/foul deedeen laag karakter • a mean characteriemand laag behandelen • treat someone meanly -
3 zitten
1 [gezeten zijn] sit2 [zich met een doel ergens bevinden] sit3 [een functie bekleden] be4 [geruime tijd ergens vertoeven; verblijven] be5 [wonen] live6 [zich bevinden in de genoemde toestand] be7 [met betrekking tot een volharden in, gelaten worden op een plaats, in een toestand] 〈 zie voorbeelden〉8 [met betrekking tot zaken, zich bevinden, bevestigd zijn] be9 [met betrekking tot kleding] fit10 [gevuld, bedekt zijn met] be12 [met onbepaalde wijs] [bezig zijn met] be (… -ing), sit (… -ing)♦voorbeelden:1 blijf zitten • stay sitting (down), remain seatedgaan zitten • sit down, take a seat〈 figuurlijk〉 er eens voor gaan zitten • 〈 ter hand nemen〉 get (right) down to something/business; 〈 omstandig gaan vertellen〉 launch into one's storyzit je goed/lekker? • are you comfortable?aan de koffie zitten • be having coffeebij welke groep zit jij? • which group are you in?Jones zit in een vergadering • Jones is at a meeting3 in het bestuur zitten • be/serve on the boardop een kantoor zitten • be/work in an officewaar zit hij toch? • where can he be?nog in de kleine kinderen zitten • still have young children (on one's hands)hij zit in de amusementswereld/olie-industrie • he is in entertainment/oilwij zitten nog midden in de examens • we are still in the middle of the examsmet een gebroken been zitten • have a broken legop zware lasten zitten • have heavy expenseszonder werk/benzine zitten • be out of work/petrol(bijna) zonder geld zitten • have run short of moneyhij zit erover in dat hij zijn auto moet verkopen • he's upset about having to sell his car7 〈 figuurlijk〉 die weduwe bleef met twee kinderen zitten • that widow was left with two children (on her hands)op school blijven zitten • stay down a classer is iets tussen mijn tanden blijven zitten • something has (got) stuck between my teeth〈 figuurlijk〉 hij liet het er niet bij zitten • 〈 niet over zijn kant laten gaan〉 he didn't take it lying down; 〈 erover blijven zeuren〉 he wouldn't leave it alonedaar zitten we dan! • now we're in a messmet een probleem zitten • have a problemhoe zit het (dan) met …? • what about … (then)?het blijft niet zitten • it won't stay putlaat maar zitten • keep the changedat zit • that will holdhoe zit dat in elkaar? • how does it (all) fit together?; 〈 figuurlijk ook〉 how does that work?〈 figuurlijk〉 hem hebben zitten • 〈 uit zijn humeur zijn〉 be in a bad mood; 〈 dronken zijn〉 have had (a drop) too much〈 figuurlijk〉 daar zit het 'm in • that makes all the difference; 〈 daar gaat het juist om〉 that's the whole point〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • 〈 ook〉 there's more to it (than meets the eye); 〈 verborgen moeilijkheid〉 there must be a catch to it〈 figuurlijk〉 er zat niets anders op dan toe te geven • there was nothing (else) for it but to give in〈 figuurlijk〉 wat zit er anders op? • what else is there to do?het zit los/scheef • it is loose/crooked〈 figuurlijk〉 alles zit hem mee/tegen • everything is going his way/against himzit het goed vast? • is it well secured?〈 figuurlijk〉 waar zit het hem in? • 〈 wat is de moeilijkheid〉 what's the problem?; 〈 oorzaak〉 what caused/what's causing it?in sla zit vitamine C • lettuce contains vitamin Cer zit onweer in de lucht • a thunderstorm is brewingheb jij geld in zijn zaak zitten? • have you got money in his business?er zit een vlek op je jurk • there is a stain on your dress〈 figuurlijk〉 〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier • I'm fed up (to the back teeth) with it〈 figuurlijk〉 hoe zit dat? gaan we of blijven we thuis? • what about it now? are we going or are we staying at home?die roman/film zit uitstekend in elkaar • that novel/film is beautifully constructed〈 figuurlijk〉 weet jij, hoe de zaak precies in elkaar zit? • do you know all the ins and outs of the matter?ergens vol mee zitten • be full of somethingonder de modder/luizen/schulden zitten • be covered with mud/lice, be (up to one's ears) in debt12 we zitten te eten • we are having dinner/lunchze zit daar maar te piekeren • she just sits there broodinghij zit te springen om naar huis te gaan • he can't wait to go homein zijn eentje zitten zingen/drinken • sit singing to oneself, be a lone drinkerzitten te zitten • hang/sit aroundhet zit er aan te komen • it's on its wayop tekenles zitten • be taking drawing lessonsop water en brood zitten • be (kept) on bread and waterwegens diefstal zitten • do time for thefthij zit overal aan • he cannot leave anything aloneachter de meisjes aan zitten • chase ((around) after) girlsdaar zit een vrouw achter • there is a woman involvedde zomer zit er weer op • the summer's over againmijn taak zit er weer op • that's my job out of the wayhet zit erop • that's that (done)wie heeft er aan mijn recorder gezeten? • who has been at/ 〈 ernstiger〉tampering with my cassette-player?〈 figuurlijk〉 achter iemand/iets aan zitten • pursue someone/something; 〈 proberen relatie aan te knopen〉 be after someone; 〈 volgen〉 follow someoneer zit een actrice in haar • she has the makings of an actress (in her)ze zit goed in de kleren • she is well off for clothesdeze auto zit al gauw op 120 km • this car does 120 km fairly easily -
4 neervallen
1 [op de grond vallen] fall/drop down2 [neerhangen] fall, hang3 [neerknielen] fall/drop down on one's knees4 [gaan zitten] drop/flop (down)♦voorbeelden:1 dood neervallen • fall/drop down deadwerken tot men erbij neervalt • work oneself to death, work one's fingers to the bone4 zij liet zich in een stoel neervallen • she dropped/flopped into a chair -
5 aan
aan11 [zich aan het lichaam bevindend] on3 [in werking, brandend] on4 [aan de gang] on♦voorbeelden:daar is niets aan • 〈 gemakkelijk〉 there's nothing to it; (it's a) piece of cake; 〈 saai〉 it's a waste of time; 〈 niet stuk〉 there's nothing the matter with itII 〈 bijwoord〉1 [na plaatsaanduidend bijwoord] 〈 vaak onvertaald, zie voorbeelden〉2 [in samengestelde werkwoord] 〈 vaak onvertaald, zie voorbeelden〉3 [op genoemde wijze] 〈 vaak onvertaald, zie voorbeelden〉♦voorbeelden:daar zijn we nog niet aan toe • we haven't got that far yet2 stel je niet zo aan! • stop carrying on like that!3 rustig aan! • calm down!, take it easy!¶ er goed/beroerd aan toe zijn • be (doing) well, be in a bad wayvan nu af aan • from now onvan voren af aan • from the beginningvan jongs af aan • from childhoodjij kunt ervan op aan dat … • you can count on it that …————————aan2〈 voorzetsel〉1 [met betrekking tot een fysieke verbondenheid] on ⇒ at, by2 [met betrekking tot een figuurlijk verbondenheid] by, with3 [bij werkwoord die een beweging aanduiden] to4 [tengevolge van] of, from5 [wat betreft] of6 [in de macht van] up to♦voorbeelden:aan een krant werken • work on a newspaperKoen stond aan het raam • Koen stood at the windowaan zee/de kust/een gracht wonen • live by the sea/on the coast/on a canaldoen aan • do, go in fortwee aan twee • two by twohij geeft les aan de universiteit • he lectures at the universityer is geen beginnen aan • that's impossibleaan wal gaan • go ashoreaan het werk gaan aan iets • go to work on somethinghoe kom je aan dat spul? • how did you get hold of that stuff?6 het is aan mij ervoor te zorgen dat … • it's up to me to see that …hij heeft het aan zijn hart • he's got heart troublehij is aan het joggen • he's out jogginghij is aan het strijken • he's (busy) ironingze zijn aan vakantie toe • they could do with a holiday -
6 fel
1 [de zintuigen sterk treffend] fierce 〈 hitte, wind, stralen〉 ⇒ bitter 〈 kou〉, sharp 〈 pijn, vorst〉, bright 〈 kleuren〉, vivid 〈 kleuren〉, blazing 〈 licht〉, glaring 〈 licht〉3 [vurig] fierce ⇒ fiery 〈 temperament〉, vehement 〈 protest〉, spirited 〈 persoon〉, scathing 〈 woorden, aanval〉, biting 〈 woorden, aanval〉♦voorbeelden:de zon schijnt fel • the sun is blazing down2 een felle brand • a blazing/raging fire¶ dat kind is fel op auto's • that child is (dead) keen on/mad about cars -
7 gauw
♦voorbeelden:1 ga zitten en gauw een beetje • sit down and hurry up about it!/and make it snappy!ga nu maar gauw • off you go now!dat heb je gauw gedaan, dat is gauw • that was quick (work)ik zal maar gauw even gaan • I'll just/'d better go quicklyik zou maar gauw een jurk aantrekken • (if I were you) I'd just slip into a dresshij wist niet hoe gauw hij er vandoor moest gaan • he couldn't get away quick enoughII 〈 bijwoord〉2 [gemakkelijk] easily♦voorbeelden:ik merkte al gauw dat … • I soon noticed that …hij had er al gauw genoeg van • he had soon had enough (of it)hij zal nu wel gauw hier zijn • he won't be long nowdat zou ik zo gauw niet weten • I couldn't say offhand2 ik ben niet gauw bang, maar … • I'm not easily scared, but …gauw vuil worden • get dirty easilydat kost al gauw ƒ100 • that can easily cost 100 guildersdie zal ik ook zo gauw niet meer uitnodigen • I won't invite him/her againzo gauw ik iets weet, zal ik je bellen • as soon as I hear anything I'll ring you -
8 hangen
1 [neerwaarts gestrekt/boven de grond gehouden worden] hang3 [met een bocht verlopen] sag4 [overhellen] lean (over) ⇒ hang (over), 〈 met betrekking tot lusteloze persoon〉 loll, 〈 met betrekking tot lusteloze persoon〉 slouch, 〈 niets doen〉 hang around6 [vast (blijven) zitten] stick/cling (to) ⇒ 〈 met kleding〉 be/get stuck (in)7 [zweven] hang8 [onbeslist zijn] hang ⇒ be up in the air/undecided♦voorbeelden:de zeilen hangen slap • the sails are slack/hanging (loose)het schilderij hangt scheef • the painting is (hanging) crookedzijn kamer hangt vol posters • his room is hung with postersde sleutel hangt aan de spijker • the key is (hanging) on the nailaan het plafond hangen • hang/swing/be suspended from the ceilingaan het spit hangen • be on the spit3 het koord hangt slap • the rope is sagging/slackde teugels laten hangen • loosen/drop the reins4 hij hangt ieder weekend aan/in de bar • he hangs out Bat the pub/in bars every weekendhij hing op zijn stoel • he lay slouched/sprawled in a chair, he lolled in his chairhang niet zo tegen die kast • stop leaning against the cupboardmet hangen en wurgen • by the skin of one's teethdaarvoor zal hij hangen! • he'll hang/swing for it!er is niet veel van mijn Latijn blijven hangen • very little of my Latin has stuckde naald blijft hangen • the needle is stuck〈 figuurlijk〉 hij hangt erg aan zijn oudste zoon • he's very fond of/attached to his eldest son〈 figuurlijk〉 ze hangen erg aan elkaar • they are devoted to/wrapped up in each otherze bleef met haar japon aan een spijker hangen • her dress caught/snagged on a nailzij hangt altijd om hem heen • she's always hanging/hovering about himhij bleef in de vierde klas hangen op zijn wiskunde • he was kept down in the fourth form because of his mathsde wolken hangen laag • the clouds are (hanging) lowhet hangt erom • it's up in the air9 naar iets hangen (en verlangen) • crave (for) something, have a longing/craving for something¶ hij zal moeten hangen • he's in for it/for the high jumphij hangt • he's lumbered/stuck (with it)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [bevestigen] hang (up)2 [met betrekking tot personen, ophangen] hang♦voorbeelden:zijn jas aan de kapstok hangen • hang one's coat on the peg -
9 recht
recht1〈 het〉2 [rechtsregels; rechtsgeleerdheid] law3 [rechtspraak] justice4 [proces] court5 [bevoegdheid, voorrecht] right6 [meervoud] [bevoegdheden behorend bij een stand/positie] rights8 [meervoud] [bevoegdheid tot reproductie van een boek/film enz.] (copy)right(s)9 [belasting] duty♦voorbeelden:recht doen aan iets • do justice to something〈 figuurlijk〉 iemand/iets geen recht doen • be unfair to someone/somethinghet recht handhaven • uphold the lawhet recht met voeten treden • trample justice underfootin zijn recht zijn/staan • be within one's rightsje kan je met recht afvragen wat … • you may well wonder what …met recht razend zijn • have good reason to be furiousagrarisch/fiscaal/militair recht • agrarian/fiscal/military lawburgerlijk recht • civil lawhet geschreven recht • written/statute lawhet ongeschreven recht • unwritten/common lawpubliek en privaat recht • public and private lawRomeins recht • Roman lawhet recht in eigen handen nemen • take the law into one's own handsrechten studeren • read/study lawmeester in de rechten • Master of Lawskrachtens recht en gewoonte • by right and customkrachtens/volgens Engels recht • under English lawnaar Nederlands recht • according to Dutch lawrecht doen in een zaak • decide on a caserecht vorderen/zoeken • demand/seek justice4 in rechte iets afdwingen/eisen/vorderen • enforce/demand something in a court of lawhet recht van de sterkste • the law of the jungleaangeboren en verworven rechten • birthrights and acquired rightsdat is mijn goed recht • that is my righthet volste recht hebben om … • have every right to …zijn graad geeft hem het recht om … • his degree qualifies him to …het recht hebben om zijn kinderen te zien • have access to one's childrenniet het recht hebben iets te doen • have no right to do somethingiemand het recht ontzeggen om … • deny someone the right to …evenveel recht van spreken hebben als de rest • have an equal voice with the restgeen recht van spreken hebben • have no right to speakdoor dat te doen had hij geen recht van spreken meer • by doing that he put himself out of courtiedereen heeft het recht om … • everyone has the right to …op zijn recht(en) staan • insist on one's right(s)〈 figuurlijk〉 zijn kwaliteiten komen daar veel beter tot hun recht • he can make far better use of his talents there〈 figuurlijk〉 iemand/iets (niet) tot zijn recht laten komen • do (no) justice to someone/somethingvoor zijn recht(en) opkomen • defend one's right(s)de rechten van de vrouw • women's rightsburgerlijke/politieke rechten • civil/political rightsde oudste rechten hebben • have first claimgeen recht hebben op • have no right/claim tozijn rechten laten gelden • exercise one's rightsrecht hebben/geven op iets • have/give the right to somethingalle rechten voorbehouden • all rights reservedvrij van rechten • free of duties————————recht21 [niet gebogen/bochtig; niet scheef/schuin] straight2 [rechtop] straight (up), upright3 [normaal] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 right 〈 kant van stof〉; direct 〈 evenredigheid〉; 〈 bijwoord〉 directly 〈 evenredig〉♦voorbeelden:op het laatste rechte stuk • on the home straightje bord moet je wel recht houden • you must keep your plate straightde auto kwam recht op ons af • the car was coming straight at usiets recht leggen • put something straightrecht op iemand/iets afgaan • go straight for someone/somethingiets recht snijden • cut something (off) straightrecht omhoog/omlaag • straight up/downiemand recht in de ogen kijken • look someone straight in the eyerecht op zijn doel afgaan • go straight for one's goalrecht van lijf en leden • straight-limbedrecht voor zich uitkijken • look/stare straight aheadrecht op zijn benen staan • stand up straightrecht zitten/staan • sit/stand up straightrecht overeind • straight up, bolt uprightrecht evenredig zijn met • be directly proportional to〈 breien〉 eerst drie averecht, dan drie recht • first three purl, then three plainhet rechte van iets weten • know the ins and outs of somethingII 〈 bijwoord〉1 [formeel] [echt] really2 [precies] straight♦voorbeelden:2 hangt/zit mijn jurk recht? • is my dress straight?ze reden recht op elkaar in • they collided head-onhij woont recht tegenover mij • he lives straight across from merecht tegenover elkaar • face-to-face -
10 sluiting
1 [handeling] shutting (off), closing; closure 〈 van debat, bedrijf〉; conclusion 〈 van vrede, debat〉4 [U-vormige ijzeren schakel] shackle♦voorbeelden:de sluiting van de jaarlijkse vergadering • the closing of the annual meetingeen blinde sluiting • an invisible fastening3 vrijwillige/gedwongen sluiting • voluntary/compulsory closure
См. также в других словарях:
dress-down — [dres′doun΄] adj. of or relating to a policy allowing casual attire in an activity, job, etc. that ordinarily requires more formal dress * * * … Universalium
dress down — ► dress down informal 1) reprimand. 2) wear informal clothes. Main Entry: ↑dress … English terms dictionary
dress-down — [dres′doun΄] adj. of or relating to a policy allowing casual attire in an activity, job, etc. that ordinarily requires more formal dress … English World dictionary
dress down — index browbeat, denounce (condemn), disapprove (condemn), fault, reprehend, reprimand Burton s Lega … Law dictionary
dress down — [v] scold bawl out, berate, carpet, castigate, censure, chew out*, lash, rail, rake over coals*, ream, rebuke, reprimand, reprove, tear into*, tell off*, tongue lash*, upbraid; concept 52 Ant. compliment, flatter, praise … New thesaurus
dress down — verb 1. censure severely or angrily The mother scolded the child for entering a stranger s car The deputy ragged the Prime Minister The customer dressed down the waiter for bringing cold soup • Syn: ↑call on the carpet, ↑take to task, ↑rebuke, ↑ … Useful english dictionary
dress down — phrasal verb Word forms dress down : present tense I/you/we/they dress down he/she/it dresses down present participle dressing down past tense dressed down past participle dressed down 1) [intransitive] to wear clothes that are more informal than … English dictionary
dress down — 1) even the execs dress down on Fridays Syn: dress informally, dress casually 2) never dress down an employee in front of his colleagues See reprimand 1 … Thesaurus of popular words
dress-down — /ˈdrɛs daʊn/ (say dres down) adjective of or relating to a work day, event, etc., for which one dresses casually: dress down Friday. {derived from phrasal verb dress down. (See dress def. 18b) …
dress down — 1) PHRASAL VERB If you dress down, you wear clothes that are less smart than usual. [V P] She dresses down in dark glasses and baggy clothes to avoid hordes of admirers. 2) PHRASAL VERB If you dress someone down, you speak angrily to them because … English dictionary
dress down — UK US dress down Phrasal Verb with dress({{}}/dres/ verb ► WORKPLACE to wear more informal clothes to work than you usually do: »Staff have been told that they can dress down on Fridays … Financial and business terms