-
1 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:¶ iemands doen en laten • les faits et gestes de qn.uit zijn gewone doen zijn • ne pas être dans son assiettein goeden doen zijn • vivre dans l'aisanceergens mee van doen hebben • avoir à voir dans qc.voor hun doen • pour euxdat is geen doen • ça n'est pas faisable————————doen21 [algemeen] faire2 [ergens plaatsen; ook m.b.t. tijdsduur] mettre3 [+ het][gewenste (uit)werking hebben] faire♦voorbeelden:1 iemand iets cadeau doen • faire cadeau de qc. à qn.die toeristen deden Europa in 7 dagen • ces touristes ont fait l'Europe en 7 joursze doet het erom • elle le fait exprèsde kamer doen • faire le ménageeen oproep doen • faire un appelgewichtig doen • faire l'importantiemand doen begrijpen dat … • faire comprendre à qn. que …wat heeft dat kind gedaan? • qu'est-ce qu'il a fait de mal, ce petit?het is met hem gedaan • c'en est fait de luinu is het gedaan • c'est la fin de toutiets gedaan weten te krijgen • obtenir qc. (de qn.)als je het dan toch moet doen … • tant qu'à faire …roken doet hij niet • il ne fume pasdoen toenemen • augmenterdat wordt altijd zo gedaan • c'est l'habitudedat doet men niet • cela ne se fait pasik doe het • d'accordhet deed me niets • ça ne m'a rien faitwat doet die man (voor de kost)? • que fait cet homme (dans la vie)?moet je wat doen? • tu dois aller quelque part?zo'n ervaring doet je wat • une expérience comme ça, ça (te) fait quelque choseal doende leert men • en faisant, on apprendwat moet ik daarmee doen? • qu'est-ce que vous voulez que j'en fasse?u zou er beter aan doen uw mond te houden • vous feriez mieux de vous taireik doe er twee uur over • je mets deux heures (à <+ onbepaalde wijs>); 〈m.b.t. werk ook〉 je le fais en deux heureszout erbij doen • ajouter du seldat doet mij goed • cela me fait du bienheb ik daar kwaad aan gedaan? • est-ce que j'ai mal fait?lief doen • se montrer aimablehij heeft het meer gedaan • il n'en est pas à son coup d'essaizij deed niets dan praten • elle n'a fait que parlerverstandig doen • agir de façon raisonnablevreemd doen • avoir un comportement bizarrehij zingt beter dan hij vroeger deed • il chante mieux qu'avantzij doen niets aan hun geloof • ils ne sont pas pratiquantsaan de slanke lijn doen • faire un régime (amaigrissant)aan sport doen • faire du sporthij doet in textiel • il est dans le textilehij doet lang over dat boek • il met du temps à lire ce livreveel te doen hebben • avoir beaucoup à fairein die stad is veel te doen • dans cette ville on peut faire un tas de chosesniet weten wat te doen • ne savoir que fairedat is te doen • c'est faisableer is veel over te doen geweest • cela a fait du bruitkunt u iets voor hem doen? • pouvez-vous (faire) qc. pour lui?je doet maar! • (tu) fais ce que tu veux!2 iets in zijn zak doen • mettre qc. dans sa pochedie poster doet het daar goed • cette affiche fait bien à cet endroithet zijn onze programma's die het hem doen • c'est la qualité de nos programmes qui fait notre succèsde kleur doet het hem • tout est dans la couleurik doe het ermee • avec ça, j'arrive à m'en tirerhij kan het ermee doen • ça lui apprendrahet moeten doen met … • devoir se contenter de …ik kan er niets aan doen • je n'y peux rienkan ik er iets aan doen! • qu'est-ce que tu veux que j'y fasse!er het zwijgen toe doen • préférer se tairedat doet er niets toe • cela ne fait rienmet iemand te doen hebben • 〈 ruzie〉 avoir un compte à régler avec qn.; 〈 medelijden〉 avoir pitié de qn.met iemand te doen krijgen • avoir affaire à qn.het is hem te doen om • ce qu'il veut, c'esthet is me niet om het geld te doen • ce n'est pas pour ce que ça me rapportezich aan iets te goed doen • se régaler de qc. 〈 ook figuurlijk〉 -
2 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
3 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
4 poot
♦voorbeelden:de achterste poten • les pattes de derrièreop zijn achterste poten gaan staan • monter sur ses ergotsgeef eens een poot! • donne la patte!pootjes geven • donner la pattemijn pen heeft pootjes gekregen • mon stylo s'est envolé2 de poten onder het kabinet wegzagen • 〈 de basis wegnemen〉 saper le gouvernement; 〈 bekritiseren〉 démolir le gouvernement〈 figuurlijk〉 iets op poten zetten • mettre sur pied qc.een tafel op vier poten • une table à quatre piedsiemand pootje haken • faire un croche-pied à qn.; 〈 figuurlijk〉 faire un croc-en-jambe à qn.geen poot meer kunnen verzetten • ne plus pouvoir mettre un pied devant l'autreblijf er af met je poten! • bas les pattes!geen poot aan de grond krijgen • n'avoir aucune chance de succèsgeen poot uitsteken • ne pas remuer le petit doigtgeen poot verzetten • ne pas bouger d'un poucegeen poot hebben om op te staan • ne pas faire le poids4 iemand een poot geven • serrer la pince à qn.op zijn poot spelen • réagir violemmenteen brief op poten schrijven • écrire une lettre dans laquelle on ne mâche pas ses mots -
5 slim
1 [schrander; blijk gevend van slimheid] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 malin 〈v.: maligne〉; 〈 bijwoord〉 d'un air malin♦voorbeelden:de slimme jongen uithangen • faire le malineen slim me kerel • un gars intelligentslimme oogjes • de petits yeux malinsniet een van de slimsten zijn • ne pas être une lumière〈 ironisch〉 hij is ook een slimme! • quel dégourdi!iemand te slim af zijn • mettre qn. dans sa pocheiemand te slim af willen zijn • jouer au plus malin avec qn.→ link=sterk sterk2 het slimme van de zaak is, dat … • ce qu'il y a de fâcheux dans cette affaire, c'est que … -
6 buiten
buiten1〈 bijwoord〉1 dehors♦voorbeelden:de kinderen spelen buiten • les enfants jouent dehorsde voeten naar buiten zetten • tourner les pieds en dehorsnaar buiten gaan • sortirzich (aan iets) te buiten gaan • abuser de qc.van buiten • vu(e) de l'extérieureen stad van buiten kennen • connaître une ville comme sa pochevan buiten komen • venir de l'extérieuriets van buiten kennen • connaître qc. par coeureen buiten • une maison de campagne————————buiten2〈 voorzetsel〉2 [niet betrokken bij] en dehors de3 [behalve] excepté4 [zonder] hors de♦voorbeelden:buiten de deur • à l'extérieur〈 figuurlijk〉 iets buiten de deur houden • tenir qc. à distancezich buiten schot houden • se tenir à l'abrihij was buiten zichzelf van angst • il était hors de lui de peuriemand ergens buiten houden • ne pas impliquer qn. dans une affairezich ergens buiten houden • se tenir à l'écart de qc.3 buiten zijn oude vader had hij niemand lief • excepté son vieux père, il n'aimait personne't is buiten mijn medeweten, buiten mij om gebeurd • c'est arrivé à mon insudat is buiten zijn schuld • il n'y est pour rienhij kon niet buiten mij • il ne pouvait pas se passer de moihij heeft de zaak buiten mij om beslist • il a réglé l'affaire sans me consulter→ link=adem adem -
7 uit
uit1I 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ mijn huis uit! • dehors!ik ben er helemaal uit • (ça y est,) je m'en suis sortiik zou er graag eens uit willen zijn • je voudrais bien être débarrassé de tout celaer even helemaal uit zijn • être loin des problèmes quotidiensik kan er niet over uit • je n'en reviens pas〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 daar kan ik niet aan uit • 〈m.b.t. verlies〉 j'en suis de ma poche; 〈m.b.t. begrip〉 je ne m'en sors pasvoor zich uit praten • parler tout seulvoor zich uit kijken • regarder dans le videII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [elders, niet thuis] sorti2 [afgelopen] fini3 [niet brandend] éteint♦voorbeelden:het boek is uit • le livre est finidat moet nu eens uit zijn • il faut en finir une bonne fois pour touteshet is uit met de pret! • finie la belle vie!uit! en daarmee uit! • un point c'est tout4 een vetkuif is uit • une banane, c'est outop iets uit zijn • viser qc.op een betrekking uit zijn • avoir une position en vue————————uit2〈 voorzetsel〉1 [niet in] de2 [afkomstig van, door middel van; vanwege] par♦voorbeelden:1 uit uw brief vernam ik … • j'ai appris par votre lettre (que) …stoffen uit Engeland • étoffes venues d'Angleterreuit een fles schenken • servir à boire d'une bouteilleeen kind uit zijn eerste huwelijk • un enfant de son premier mariageuit school komen • sortir de l'écoleje hoorde hem boven alle anderen uit • on n'entendait que lui→ link=boze bozeuit elkaar gaan • se séparer -
8 kat
♦voorbeelden:een cyperse kat • un chat tigréde Gelaarsde Kat • le Chat bottéer uitzien als een verzopen kat • être trempé comme une soupede kat uit de boom kijken • se tenir sur la réservede kat in het donker knijpen • agir en dessousmaak dat de kat wijs! • à d'autres!dat weet de (onze) kat ook • ce n'est pas bien sorcierde kat zit in de gordijnen • ça va chaufferzo vals als een kat • méchant comme un âne rougezich als een kat in een vreemd pakhuis voelen • se sentir tout à fait dépaysézo nat als een kat • trempé comme un canard, comme une soupede kat de bel aanbinden • attacher le greloteen kat in de zak kopen • acheter chat en pochekat in het bakkie • c'est du gâteau〈 spreekwoord〉 als de kat van huis is, dansen de muizen in het voorhuis (op tafel) • quand le chat n'est pas là, les souris dansent〈 spreekwoord〉 men moet de kat niet bij het spek zetten, op het spek binden • il ne faut pas enfermer le loup dans la bergerie4 iemand een kat geven • lancer des piques à qn. -
9 halen
2 [bij zich laten komen] faire venir3 [behalen] obtenir♦voorbeelden:1 waar haal jij je vlees? • où achètes-tu ta viande?iemand komen halen • venir prendre qn.een zakdoek uit z'n zak halen • sortir un mouchoir de sa pocheiets uit een la halen • prendre qc. dans un tiroirwaar moet ik dat geld vandaan halen? • et où trouverai-je tout cet argent?daar valt niets te halen • il n'y a rien à y gagnerwaar haalt hij het vandaan? • où a-t-il pris ça?; 〈 ironisch〉 où va-t-il chercher ça?iets naar zich toe halen • 〈 figuurlijk〉 mettre son empreinte sur qc.de boot halen • arriver à temps pour prendre le bateaude trein niet halen • manquer le trainhij haalt het niet bij jou • il ne t'arrive pas à la chevilledat haalt het niet bij … • cela n'est rien auprès de …hij weet nog een aardig geluid uit de piano te halen • il arrive à tirer des sons très convenables de ce pianoer van alles bij halen • se perdre dans des digressionsiemand erin halen • associer qn. à qc. 〈bijv. zaak, gesprek〉eruit halen wat erin zit • 〈 het uiterste vergen〉 tirer le maximum de qc.; 〈 maximaal van iets gebruik maken〉 profiter au maximum de qc.omhoog halen • monteromlaag halen • descendreiemand onderuit halen • étaler qn.alles overhoop halen • tout chambouler〈 figuurlijk〉 iemand naar beneden halen • mettre qn. plus bas que terreiemand uit de wedstrijd halen • retirer un joueur de la compétitionvlekken uit kleren halen • détacher des vêtementsvechters uit elkaar halen • séparer des combattantsgaren uit elkaar halen • démêler les fils d'un écheveaueen machine uit elkaar halen • démonter une machine〈 figuurlijk〉 voor zich halen • se représenter (qc.) en esprit1 [met moeite ademen] respirer avec difficulté♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
C'est dans la poche — Matilda Comédie de Daniel Mann, avec Elliott Gould, Robert Mitchum. Pays: États Unis Date de sortie: 1977 Technique: couleurs Durée: 1 h 35 Résumé Un ex champion tente de trouver un challenger pour un combat de boxe avec Matilda … Dictionnaire mondial des Films
Poche (vetement) — Poche (vêtement) Pour les articles homonymes, voir poche. Poche d un Jeans Une poche est un compartiment d un vêtement, d … Wikipédia en Français
Le Diable est dans les détails — Auteur Marc Durin Valois Genre Roman Pays d origine France Éditeur JC Lattès 2003 Livre de Poche 2005 Date de parution 2003 Nombre de pages … Wikipédia en Français
Être dans la poche — ● Être dans la poche être quelque chose dont la réussite, le succès est assuré, être chose faite … Encyclopédie Universelle
Un oursin dans la poche — Comédie de Pascal Thomas, avec Bernard Menez, Darry Cowl, Maurice Risch. Pays: France Date de sortie: 1977 Technique: couleurs Durée: 1 h 45 Résumé Le richissime et très avare Félix se résout à financer une comédie musicale. La… … Dictionnaire mondial des Films
poche — 1. poche [ pɔʃ ] n. f. • XIVe; puche « petit sac » XIIe; frq. °pokka 1 ♦ Vx Sac. Fig. Acheter chat en poche. ♢ Mod. Grand sac de toile pour le blé, l avoine. ⇒ emballage. Petit sac en papier, en matière plastique. ⇒ pochette … Encyclopédie Universelle
poché — 1. poche [ pɔʃ ] n. f. • XIVe; puche « petit sac » XIIe; frq. °pokka 1 ♦ Vx Sac. Fig. Acheter chat en poche. ♢ Mod. Grand sac de toile pour le blé, l avoine. ⇒ emballage. Petit sac en papier, en mat … Encyclopédie Universelle
poche-revolver — 1. poche [ pɔʃ ] n. f. • XIVe; puche « petit sac » XIIe; frq. °pokka 1 ♦ Vx Sac. Fig. Acheter chat en poche. ♢ Mod. Grand sac de toile pour le blé, l avoine. ⇒ emballage. Petit sac en papier, en mat … Encyclopédie Universelle
Poche (vêtement) — Pour les articles homonymes, voir poche. Poche d un Jeans Une poche est un compartiment d un vêtement, d un sac à main ou d un sa … Wikipédia en Français
Poche de Chambois — Poche de Falaise Bataille de la Poche de Falaise Carte de la bataille de Normandie Informations générales Date Du 12 août au 21 août 1944 Lieu … Wikipédia en Français
Poche de falaise — Bataille de la Poche de Falaise Carte de la bataille de Normandie Informations générales Date Du 12 août au 21 août 1944 Lieu … Wikipédia en Français