-
1 fâché
fâché [faasĵee]1 boos ⇒ kwaad, ontstemd♦voorbeelden:ils sont fâchés • zij zijn boos op elkaar, zij hebben ruzieêtre fâché avec qn. • met iemand gebrouilleerd zijnêtre fâché contre qn. • boos op iemand zijnadjboos, kwaad -
2 fâcher
fâcher [faasĵee]1 kwaad, boos maken ⇒ ontstemmen, ergeren♦voorbeelden:se fâcher avec qn. • met iemand gebrouilleerd rakense fâcher contre, après qn. • boos worden op iemand -
3 vexer
vexer [veksee]1 kwetsen ⇒ grieven, beledigen♦voorbeelden:1 zich gekwetst, beledigd voelen ⇒ boos wordenvkwetsen, beledigen -
4 indigner
indigner [ẽdienjee]1 zich verontwaardigen (over) ⇒ zich boos maken (over), zich ergeren (aan)♦voorbeelden:1 s'indigner contre qn., de qc. • zich aan iemand, iets ergeren, boos worden op iemand, tegen iets in opstand komen -
5 bouder
bouder [boedee]1 mokken ⇒ pruilen, bouderen♦voorbeelden:bouder contre son ventre • uit boosheid niet willen etenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) mokken3) mijden, negeren -
6 mauvais
mauvais [moove]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m., v.〉1 slecht ⇒ verkeerd, ongunstig2 boos(aardig) ⇒ gemeen, laag, vals♦voorbeelden:mauvais joueur • speler die niet tegen zijn verlies kanmauvaise odeur • vieze lucht, stankun mauvais quart d'heure • een benauwd kwartiertjel'avoir mauvaise • er beroerd aan toe zijnil fait mauvais • het is slecht weerça sent mauvais! • dat stinkt!; 〈 figuurlijk〉daar zit een luchtje aan!〈 informeel〉 pas mauvais ça! • niet gek!le mauvais • het kwade; de deugnietle Mauvais • de duiveladj1) slecht, verkeerd2) boos, gemeen, vals -
7 monter
monter1 [mõtee]〈m.〉————————monter2 [mõtee]2 instappen ⇒ opstappen, gaan (zitten) in, gaan (staan) op♦voorbeelden:monter sur, à un arbre • in een boom klimmenla mer monte • het wordt vloedle ton monte • het gesprek raakt verhitmonter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenles larmes lui montaient aux yeux • de tranen schoten haar, hem in de ogenle vin lui monte à la tête • de wijn stijgt haar, hem naar het hoofdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan3 naar boven brengen ⇒ omhoog halen, optrekken5 uitrusten ⇒ geheel voorzien van, inrichten6 plaats nemen in, op ⇒ instappen in♦voorbeelden:v1) klimmen, naar boven gaan2) instappen3) toenemen4) opstijgen6) paardrijden9) reiken (tot)10) bestijgen11) hoger plaatsen13) in elkaar zetten14) uitrusten, inrichten15) dekken [koe]16) opkloppen [eiwit]17) hoger stemmen [muziek]18) ophitsen -
8 décolérer
-
9 agacer
agacer [aagaasee]1 ergeren ⇒ irriteren, boos maken♦voorbeelden:il m'agaçait un peu • hij hing me een beetje de keel uit1 zich ergeren ⇒ zenuwachtig worden, gek worden van1. vergeren, irriteren2. s'agacerv -
10 bouillir
bouillir [boejier]♦voorbeelden:→ marmiteII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) (uit)koken3) doen koken -
11 boule
boule [boel]〈v.〉♦voorbeelden:boule de neige • sneeuwbalboule de Noël • kerstbalboule de signaux • seinbalfaire boule de neige • een sneeuwbaleffect hebbenen boule • opgerold, als een bol〈 informeel〉 se mettre en boule • boos worden, zijn stekels opzetten→ nerfperdre la boule • de kluts kwijtraken, gek wordenf1) bal, bol, kogel2) aardbol3) kop, knikker4) snoepje -
12 braquer
braquer [braakee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 être braqué contre qn. • een wrok tegen iemand koesteren, vooringenomen zijn tegen iemandêtre braqué contre qc. • vijandig tegenover iets staan1 zich verzetten ⇒ opstuiven, boos worden1. v1) richten (op)2) draaien, keren5) wendbaar zijn [auto]2. se braquer (contre)v -
13 courroucer
courroucer [koeroesee]〈 formeel〉1 de toorn opwekken van ⇒ driftig maken, ergeren1 in toorn ontsteken ⇒ boos, driftig worden1. v 2. se courroucerv -
14 dent
dent [dã]〈v.〉♦voorbeelden:dent à pivot, à tenon • stifttanddent de sagesse • verstandskiesmordre à belles dents • lekker happen inrire à belles dents • hartelijk lachenil y en a pour une dent creuse • er is net genoeg om een holle kies mee te vullenavoir la dent dure • een scherpe tong hebbenavoir la dent mauvaise • kwaadsprekenavoir une dent contre qn. • gebeten zijn op iemandse casser les dents • falenclaquer des dents • klappertandenne pas desserrer les dents • zijn kiezen op elkaar houden, zijn mond niet opendoens'escrimer des dents • met smaak etenfaire, percer ses dents • tanden krijgengrincer des dents • knarsetandenpercer ses dents • tandjes krijgenserrer les dents • zijn kiezen op elkaar klemmenparler entre ses dents • binnensmonds pratenn'avoir rien à se mettre sous la dent • niets te eten hebbenil mange tout ce qui lui tombe sous la dent • hij eet alles wat hij krijgen kanêtre sur les dents • op zijn tandvlees lopengarder une dent contre qn. • boos blijven op iemandf1) tand, kies2) bergpiek, top -
15 froid
froid1 [frwaa]〈m.〉1 kou♦voorbeelden:1 un froid de canard, de chien, de loup • ijzige, bittere kouavoir froid aux mains • koude handen hebbenla saison des grands froids • het koude jaargetijdefroid noir • ijzige, bittere kouvert de froid • blauw van de kouavoir froid • het koud hebbencela me fait froid dans le dos • de koude rillingen lopen ervan over mijn rugil fait froid • het is koudle temps se met au froid • het wordt koudjeter un froid • een pijnlijke stilte teweegbrengen————————froid2 [frwaa]2 onbewogen ⇒ onverstoorbaar, gereserveerd♦voorbeelden:1. m1) kou2) verkoudheid2. adj1) koud, koel2) onbewogen, onverstoorbaar3) zonder gevoel/expressie [kunst] -
16 irriter
irriter [ierietee]1 irriteren ⇒ prikkelen, ergeren1 boos worden ⇒ zich ergeren, zich opwinden♦voorbeelden:1 s'irriter contre qn., de qc. • zich over iemand, iets opwindenv1) irriteren, ergeren2) prikkelen, licht doen ontsteken -
17 malveillance
malveillance [maalvejjãs]〈v.〉♦voorbeelden:regarder qn. avec malveillance • iemand onvriendelijk aankijkenf -
18 méchant
méchant [meesĵã]1 boos(aardig) ⇒ kwaad(aardig), hard, onaangenaam, gemeen2 slecht ⇒ waardeloos, erbarmelijk♦voorbeelden:être méchant comme le diable, la gale, un âne rouge • zo vals als een kat zijnce n'est pas bien méchant • daar steekt geen kwaad in〈 informeel〉 faire le méchant • driftig worden, zich verzetten→ chien1. m (f - méchante) 2. = méchante; méchantadj1) kwaadaardig, hard, gemeen2) slecht, waardeloos3) stout, ondeugend -
19 monde
monde [mõd]〈m.〉1 wereld ⇒ heelal, kosmos2 wereld ⇒ aardbol, planeet♦voorbeelden:il y a un monde entre les deux frères • er is een hemelsbreed verschil tussen de twee broersc'est un monde! • dat is kras!c'est un monde que ce travail • dit is een buitengewoon veelomvattend werkl'autre monde • het hiernamaalsde l'autre monde • van het hiernamaals, uit een ver verleden, uit het jaar nulavoir des idées de l'autre monde • er ouderwetse ideeën op na houdendans le monde entier • in, over de hele wereldcourir le monde • veel reizenil n'est plus de ce monde • hij is heengegaanexpédier, envoyer qn. dans l'autre monde • iemand naar de andere wereld helpenpasser dans l'autre monde • stervenainsi va le monde • zo gaat het in de werelddu train où va le monde • als de dingen zo doorgaanfaire, donner tout au monde pour • er alles voor over hebben omje ne le ferais pour rien au monde • ik zou dat voor geen geld doenmettre un enfant au monde • een kind ter wereld brengenvenir au monde • ter wereld komenêtre seul au monde • alleen op de wereld staande par le monde • overal ter wereldc'est le meilleur homme du monde • het is een bovenste beste manêtre le mieux du monde avec qn. • op zeer goede voet met iemand staantu es fâché? pas le moins du monde • ben je boos? niet in het minstdepuis que le monde est monde • sinds mensenheugenis→ tourle monde antique • de Oudheidle grand monde • de hoogste kringenêtre du même monde • uit hetzelfde milieu komenle petit monde • de kinderenc'est le monde renversé, à l'envers • dat is de omgekeerde wereldle tiers monde • de derde wereldmourir au monde • de wereld verzakenquitter le monde • in het klooster gaanvivre dans le monde • midden in de wereld staan4 le beau monde • de uitgaande wereld, de grote wereldle monde est méchant • de mensen zijn slechttout le monde • iedereenil y a un monde fou • er zijn ontzettend veel mensenconnaître son monde • zijn pappenheimers kennenc'est se moquer du monde • dat is wel heel brutaal¶ (pas) le moins du monde • in het minst niet, allerminstm1) wereld2) mensen -
20 piquer
piquer [piekee]1 plotseling dalen ⇒ plotseling vallen, duiken2 wegstuiven ⇒ recht afgaan (op), aanrijden (op), afvliegen (op)♦voorbeelden:piquer du nez • voorovertuimelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 een injectie, prik geven ⇒ inenten3 prikkelen ⇒ prikken, irriteren, bijten5 aantasten ⇒ vlekken maken op, bespikkelen6 prikkelen ⇒ opwekken, gaande maken♦voorbeelden:2 faire piquer son chat • zijn kat een spuitje laten geven, laten afmaken3 ça me pique • dat steekt me, dat hindert mevent qui pique • snijdende windpiquer à la machine • op de machine stikken6 piquer qn. au vif • iemand diep krenken, beledigenpiquer un galop, un cent mètres • het op een drafje zetten, een sprintje trekkenpiquer un petit somme • een tukje doen¶ piquer une tête • duiken, een duik nemenpiquer des deux (éperons) • zijn paard de sporen geven3 plekjes gaan vertonen ⇒ vlekken krijgen, schimmelplekken gaan vertonen♦voorbeelden:2 il se pique • hij is verslaafd, hij spuitv1) plotseling vallen, duiken3) steken, prikken5) bijten, prikkelen7) bespikkelen8) opwekken10) jatten
См. также в других словарях:
Boos — ist der Name folgender Orte und Verwaltungseinheiten: in Deutschland: Boos (Eifel), Gemeinde im Landkreis Mayen Koblenz in Rheinland Pfalz Boos (Nahe), Gemeinde im Landkreis Bad Kreuznach in Rheinland Pfalz Boos (Schwaben), Gemeinde im Landkreis… … Deutsch Wikipedia
Boos — can refer to :urname* Tino Boos (1975 ), a German ice hockey player, * Martin Boos, evangelical Roman Catholic theologian * Count Ludwig von Boos Waldeck * Ten Cel Count Alexander Boos von Waldeck, Spouse of Princess Sophie killed in the Archduke … Wikipedia
Boós — Saltar a navegación, búsqueda Boós Bandera … Wikipedia Español
Boos — Assez courant en Alsace, le nom correspond à l allemand moderne böse (= mauvais, méchant). Il était utilisé au moyen âge comme nom de personne (Boso). A noter cependant que Boos est aussi un toponyme rencontré en Allemagne, mais j en ignore la… … Noms de famille
Boos [1] — Boos, 1) Dorf (Marktflecken) u. Torfmoor im Herrschaftsgericht des Grafen von Fugger Babenhausen,[81] im baierischen Kreise Schwaben; Schloß; 600 Ew.; 2) Flecken im Arrondissement Rouen des französischen Departements Nieder Seine; 800 Ew … Pierer's Universal-Lexikon
Boos [2] — Boos, Martin, Kanonikus zu Grönenbach im Stifte Kempten; er wurde wegen seines Dringens auf praktisches Christenthum u. Glauben an die alleinige Versöhnung mit Gott durch Christum verfolgt u. 1797 mit Einkerkerung bestraft; er st. 1826 als… … Pierer's Universal-Lexikon
Boos — *Boos, Martin, geb. 24./25. Decbr. 1762 zu Huttenried in Baiern, studirte in Dillingen u. wurde Canonicus zu Grönenbach in der Diöcese Kempten. Wegen seines Dringens auf praktisches Christenthum u. auf den Glauben an die alleinige Versöhnung… … Pierer's Universal-Lexikon
Boos — Boos, 1) Martin, kath. Theolog, geb. 25. Dez. 1762 zu Huttenried in Bayern, gest. 29. Aug. 1825 in Sayn, Urheber einer religiösen Bewegung, die, insbes. seitdem er 1806 Pfarrer in Gallneukirchen bei Linz geworden, tief in die Laienkreise, aber… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Böös — (spr. böhsch), Großgemeinde im ungar. Komitat Preßburg, auf der Großen Schütt, (1900) 2715 E.; hier 16. Juni 1849 Sieg des Generals Reischach über die ungar. Insurgenten … Kleines Konversations-Lexikon
Boos — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Boos peut faire référence à : diverses localités : Boos, une commune française des Landes, Boos, une commune française de la Seine Maritime,… … Wikipédia en Français
Boos — 1 Original name in latin Boos Name in other language State code DE Continent/City Europe/Berlin longitude 50.31667 latitude 7.01667 altitude 506 Population 643 Date 2011 04 25 2 Original name in latin Boos Name in other language State code DE… … Cities with a population over 1000 database