-
41 moral
moral1 [morraal]〈m.〉♦voorbeelden:remonter, relever le moral à qn. • iemand een hart onder de riem stekense remonter le moral • zichzelf moed inspreken————————moral2 [morraal],moraux [morroo]♦voorbeelden:→ personne1. m1) moreel2) stemming2. adj1) moreel, zedelijk2) ethisch3) innerlijk, geest- -
42 mutuel
mutuel [muutuu.el]♦voorbeelden:1 enseignement mutuel •〈 onderwijs waarbij de betere leerling de minder goede helpt〉société d'assurance mutuelle • onderlinge verzekeringsmaatschappijune mutuelle • (coöperatieve) verzekering, ondersteuningsfonds→ pari= mutuelle; adj -
43 numérique
-
44 officiel
officiel [offiesjel]♦voorbeelden:1 de source officielle • uit officiële bron, van ambtelijke zijdevisite officielle • staats-, staatsiebezoekvoiture officielle • dienstauto= officielle; adjofficieel, ambtelijk -
45 ordinaire
ordinaire1 [ordiener]〈m.〉♦voorbeelden:à l'ordinaire, d' ordinaire • gewoonlijkcomme à mon ordinaire • zoals ik gewoon ben————————ordinaire2 [ordiener]♦voorbeelden:1 avec sa gaieté ordinaire • met de hem, haar eigen vrolijkheid〈 informeel〉 ça alors, c'est pas ordinaire! • dat is raar!adj1) gewoon2) alledaags -
46 passager
passager1 [paasaazĵee],passagère [paasaazĵer]〈m., v.〉♦voorbeelden:————————passager2 [paasaazĵee],passagère [paasaazĵer]1. m (f - passagère) 2. = passagère; adj1) op doorreis2) tijdelijk, kortstondig3) druk -
47 plein
plein1 [plẽ]〈m.〉1 (het) vol zijn ⇒ volheid, (het) gevuld zijn2 maximum ⇒ grens, limiet♦voorbeelden:plein de la mer • vloedtrain qui roule à plein • volledig bezette treinen plein • preciesla bombe est tombée en plein sur la gare • de bom is precies op het station gevallenle candidat a fait le plein de ses voix • de kandidaat heeft alle mogelijke stemmen binnengehaald————————plein2 [plẽ]2 volkomen ⇒ volledig, geheel♦voorbeelden:une femelle pleine • een drachtig wijfjeune journée pleine • een drukke dagvisage plein • vollemaansgezichtplein à craquer • propvolêtre plein de qc. • vol zijn van ietsau sens plein du mot • in de volle zin van het woord————————plein3 [plẽ]〈bijwoord; ook voorzetsel〉1 vol(op) ⇒ veel, plenty♦voorbeelden:sonner plein • een volle klank hebbentout plein • uiterstc'est mignon tout plein • het is hartstikke leukavoir plein d' argent • geld zat hebbentout plein de • hartstikke veel→ botte1. adj1) vol (met), gevuld (met)2) massief3) volkomen, volledig2. advvolop, veel -
48 préalable
-
49 respectif
respectif [respektief]= respective; adj -
50 sérieux
sérieux [seerie.eu]♦voorbeelden:le sérieux • de ernstsérieusement? • meen je dat nou?ce n'est pas sérieux! • dat meen je niet!le sérieux • de ernst, oprechtheid, gemeendheidtravail sérieux • gedegen werk4 situation sérieuse • ernstige, verontrustende situatie1. mernst, oprechtheid2. sérieux/-euseadj1) serieus, ernstig2) gemeend, oprecht3) betrouwbaar4) belangrijk -
51 social
social [sosjaal],sociaux [sosjoo]♦voorbeelden:le social • de sociale problemen, sectoradj1) sociaal, maatschappelijk2) firma- -
52 sournois
-
53 suprême
suprême1 [suuprem]〈m.〉1 (verfijnd gerecht van) kip-, wild- of visfilet————————suprême2 [suuprem]1 hoogst ⇒ uiterst ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 opper(st) ⇒ 〈 bijwoord ook〉 bijzonder, buitengewoon♦voorbeelden:ennuyeux au suprême degré • stierlijk vervelendEtre suprême • Opperwezenheure suprême • laatste uuradj1) (aller)hoogst, opper2) weergaloos3) uiterst, laatst -
54 théorique
théorique [tee.orriek]♦voorbeelden:adj -
55 traditionnel
traditionnel [traadiesjonnel]1 traditioneel ⇒ traditiegetrouw ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 gebruikelijk ⇒ 〈 bijwoord ook〉 volgens de traditie= traditionnelle; adjtraditioneel, gebruikelijk -
56 tyrannique
tyrannique [tieraaniek]1 tiranniek ⇒ autoritair ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 alles overheersend ⇒ 〈 bijwoord ook〉 als een tiranadjtiranniek, alles overheersend -
57 filial
filial [fieljaal],filiaux [fieljoo]♦voorbeelden: -
58 fraternel
fraternel [fraaternel]1 broederlijk, zusterlijk ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 broeder-, zuster- ⇒ 〈 bijwoord ook〉 als broers, zusters♦voorbeelden: -
59 initial
initial [ieniesjaal],initiaux [ieniesjoo]♦voorbeelden:vitesse initiale • aanvangssnelheidune (lettre) initiale • een beginletter, voorletter -
60 intégral
intégral [ẽteegraal],intégraux [ẽteegroo]1 volledig ⇒ integraal, onverkort ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 (al)geheel ⇒ 〈 bijwoord ook〉 in zijn geheel, in extenso♦voorbeelden:
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский
bijwoord+ook
Страницы