-
81 normal
normal [normaal],normaux [normoo]♦voorbeelden:en temps normal • normaliter→ écoleadjgewoon, normaal -
82 préventif
-
83 remarquable
remarquable [rəmaarkaabl]♦voorbeelden:adj1) opmerkelijk, merkwaardig -
84 savoureux
savoureux [saavoereu]2 kostelijk ⇒ amusant, pikant= savoureuse; adj1) smakelijk, lekker2) kostelijk, amusant -
85 semestriel
semestriel [səmestrie.el]= semestrielle; adj -
86 sobre
sobre [sobr]♦voorbeelden:adjsober, matig -
87 spécial
spécial [speesjaal],spéciaux [speesjoo]♦voorbeelden:¶ c'est un peu spécial • dat is een beetje vreemd, raaradj1) bijzonder, speciaal2) specialistisch, vak- -
88 spontané
-
89 subit
subit [suubie]adj -
90 universel
universel [uunieversel]♦voorbeelden:= universelle; adj1) universeel, algemeen2) alomvattend3) veelzijdig4) wereld- -
91 véridique
véridique [veeriediek]adj -
92 abusif
-
93 alternatif
-
94 conjoint
conjoint1 [kõzĵwẽ],conjointe [kõzĵwẽt]〈m., v.〉 〈 formeel〉1 echtgenoot, -genote♦voorbeelden:————————conjoint2 [kõzĵwẽ]♦voorbeelden: -
95 épisodique
épisodique [eepiezoddiek] -
96 global
global [globbaal],globaux [globboo] -
97 hypothécaire
hypothécaire [iepotteeker]♦voorbeelden: -
98 immanquable
immanquable [ẽmãkaabl] -
99 indiscutable
indiscutable [ẽdieskuutaabl]♦voorbeelden: -
100 indivis
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский
bijwoord+ook
Страницы