-
1 bijvoeglijk naamwoord
bijvoeglijk naamwoordVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bijvoeglijk naamwoord
-
2 bijvoeglijk naamwoord
прил.грам. имя прилагательное -
3 bijvoeglijk naamwoord
hetAdjektiv n -
4 bijvoeglijk naamwoord
n. adjective -
5 bijvoeglijk naamwoord
sıfat -
6 bijvoeglijk naamwoord
adjectif -
7 bijvoeglijk naamwoord
athetivo -
8 een bijvoeglijk naamwoord
-
9 een bijvoeglijk naamwoord
een bijvoeglijk naamwoordVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een bijvoeglijk naamwoord
-
10 bijvoeglijk
♦voorbeelden:bijvoeglijk gebruikt • employé adjectivement -
11 bijvoeglijk
〈 taalkunde〉1 [nader bepalend] adjectival♦voorbeelden:bijvoeglijk naamwoord • adjectiveII 〈 bijwoord〉1 [als bijvoeglijke bepaling] attributively♦voorbeelden:1 een bijvoeglijk gebruikt voornaamwoord/telwoord • a pronoun/number used attributively -
12 naamwoord
♦voorbeelden:een zelfstandig naamwoord • un substantif -
13 naamwoord
-
14 scherp
scherp1〈 het〉♦voorbeelden:met scherp schieten • tirer à balles————————scherp2♦voorbeelden:een scherp potlood • un crayon pointuscherpe trekken • traits en lame de couteaumaak die punt wat scherper • aiguise un peu cette pointeeen scherp licht • une lumière cruescherpe pijnen • douleurs aiguësde wind is scherp • le vent est âpreiemand scherp bekritiseren • critiquer qn. violemmentscherp gekant zijn tegen • être fortement hostile àscherp reageren • réagir avec véhémencescherp uitvallen • se répandre en invectiveszich scherp aftekenen tegen • se détacher suriets scherp uit laten komen • accentuer qc.scherp horen • avoir l'oreille finescherp luisteren • tendre l'oreillescherp zien • avoir la vue perçanteeen scherp verhoor • un interrogatoire serréscherp beoordelen • juger sévèrementscherp concurreren • faire une concurrence acharnéeeen bocht scherp nemen • prendre un virage à la corde -
15 los
2 [niet bevestigd, gebonden] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 détaché; 〈 verwijderbaar〉 amovible; 〈 niet gebonden〉 défait♦voorbeelden:een losse tand • une dent qui branleer is een schroef los • une des vis s'est desserréehaar hoest werd losser • sa toux devenait plus grasseeen losse voering • une doublure amoviblealles wat los en vast zit • tout le saint-frusquinde hond is los • le chien n'est pas attachéde leeuw is los • le lion s'est échappélos! • lâche(z)!→ link=zand zandlosse melk • lait en vraclos werk • du travail occasionnellos werkman • ouvrier à la journéethee wordt bijna niet meer los verkocht • le thé ne se vend pratiquement plus au poidsdat is niet los te denken van • c'est indissociable delos van • abstraction faite de¶ ze leven er maar op los • 〈 zonder nadenken〉 ils vivent au jour le jour; 〈 bandeloos〉 ils mènent une vie de bâton de chaiseer gemakkelijk op los slaan • avoir la main leste -
16 druk
druk1〈de〉♦voorbeelden:een gebied van hoge druk • un anticyclonedruk uitoefenen • faire pression (sur)iemand onder druk zetten • faire pression sur qn.onder druk leven • vivre sous tensiononder de druk der omstandigheden handelen • agir sous la pression des circonstanceseen druk op de knop is voldoende • il suffit de presser le boutonoorlog door een druk op de knop • guerre presse-boutonin druk verschijnen • paraîtrede tweede druk • la seconde édition————————druk2♦voorbeelden:een drukke zaak • un commerce actifdruk aan het schrijven zijn • être très occupé à écrirehij is druk aan het werk • il travaille intensémenthij is erg druk • il est très affairéhij is erg druk • il ne tient pas en placehet was er erg druk • il y avait un monde foueen druk bezocht college • un cours très suivizich niet druk maken • ne pas s'en fairedruk praten • parler en gesticulantdie kinderen zijn te druk • ces enfants sont fatigants -
17 rond
rond1♦voorbeelden:rond maken • arrondirde zaak is rond • l'affaire est concluerond voor zijn mening uitkomen • afficher ses opinionshij keek angstig in het rond • il regardait anxieusement autour de lui→ link=bewoordingen bewoordingen————————rond2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] autour de2 [omstreeks] vers♦voorbeelden:hij is rond de dertig • il a la trentaine -
18 flauw
♦voorbeelden:flauwe soep • soupe fadeeen flauw licht • une lueur pâleflauwe tegenstand • faible résistanceeen flauw vermoeden van iets hebben • soupçonner vaguement qc.ik ben flauw van de honger • je meurs de faimdoe niet zo flauw • ne fais pas l'enfanteen flauwe glooiing • une pente douce -
19 plat
plat1〈 het〉♦voorbeelden:————————plat2♦voorbeelden:een korte platte neus • un nez épatéeen plat vlak • une surface planeplat op de buik • à plat ventre〈 figuurlijk〉 iemand plat krijgen • arriver à retourner qn.de patiënt moet twee weken plat • le malade doit garder le lit pendant deux semainesplat op de grond vallen • s'aplatir de tout son longplatte taal • un langage vulgairezich plat uitdrukken • s'exprimer grossièrement7 ik ben er plat voor • je suis pour à 100 % -
20 ruw
1 [niet glad] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 rugueux 〈v.: rugueuse〉; 〈m.b.t. stof, huid〉 rêche; 〈 bijwoord〉 avec des inégalités3 [globaal; onbeschaafd] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 grossier 〈v.: grossière〉; 〈 bijwoord〉 grossièrement♦voorbeelden:in ruwe trekken • grosso modoiets ruw afbreken • rompre qc. brutalementiemand ruw behandelen • rudoyer qn.een ruwe wind • un vent âpre
См. также в других словарях:
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia