-
1 lam
lam1〈 het〉♦voorbeelden:als een lam ter slachtbank geleid worden • se laisser égorger comme un moutonzo gedwee, mak als een lam • doux comme un agneau————————lam22 [stukgedraaid] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 fou/fol/folle♦voorbeelden:iemand lam slaan • battre qn. comme plâtrezich (half) lam werken • travailler comme une bête de sommeeen lamme vent • un type barbant -
2 lam
1. oagneau/agnelle, agnelet m2. bn1) paralysé2) fou/fol/folle3) faible4) ennuyeux/-euse5) rond3. bw2) faiblement -
3 de angst slaat hem om het hart
de angst slaat hem om het hart————————de angst slaat hem om het hart -
4 verlammen
-
5 lam leggen
v. paralyze, paralyse -
6 verlammen
v. paralyze, paralyse, cripple, palsy, benumb, numb, throttle -
7 plat
-
8 aan één zijde verlamd
aan één zijde verlamd -
9 als lam geslagen van schrik
als lam geslagen van schrik -
10 angst
♦voorbeelden:angst doorstaan • être en proie à l'anxiétéde angst slaat hem om het hart • l'angoisse le paralysein angst zitten • avoir peurin angst en vrees zitten • vivre dans l'anxiétéuit angst voor • par peur deduizend angsten uitstaan • souffrir mille morts -
11 hij is aan de rechterzijde verlamd
hij is aan de rechterzijde verlamdDeens-Russisch woordenboek > hij is aan de rechterzijde verlamd
-
12 lamheid
♦voorbeelden: -
13 met lamheid geslagen zijn
met lamheid geslagen zijn -
14 plat
plat1〈 het〉♦voorbeelden:————————plat2♦voorbeelden:een korte platte neus • un nez épatéeen plat vlak • une surface planeplat op de buik • à plat ventre〈 figuurlijk〉 iemand plat krijgen • arriver à retourner qn.de patiënt moet twee weken plat • le malade doit garder le lit pendant deux semainesplat op de grond vallen • s'aplatir de tout son longplatte taal • un langage vulgairezich plat uitdrukken • s'exprimer grossièrement7 ik ben er plat voor • je suis pour à 100 % -
15 platliggen
1 [omverliggen] être renversé2 [ziek te bed liggen] être alité3 [stilliggen door een staking] être paralysé -
16 slaan
2 〈 in het gezicht〉 gifler (qn.)3 [door een zwaaiende beweging op, van de plaats brengen; ook m.b.t. het oog, de blik] jeter4 [van het speelbord verwijderen] prendre♦voorbeelden:een steen sloeg een barst in het raam • une pierre a fêlé la vitreeiwit slaan • battre les blancs d'oeufsde gevangenen werden geslagen • les prisonniers étaient battuseen spijker in de muur slaan • enfoncer un clou dans le murde trommel slaan • battre le tambouralles kort en klein slaan • tout démolirzich door het werk heen slaan • venir à bout de son travail〈 figuurlijk〉 niet van iemand af te slaan zijn • être toujours pendu aux basques de qn.〈 figuurlijk〉 ergens niet weg te slaan zijn • ne pouvoir être délogé de qp.iemand in elkaar slaan • rouer qn. de coupsiemand in het gezicht slaan • frapper qn. au visagede bal over het hek slaan • envoyer le ballon par-dessus la grillestof uit een tapijt slaan • battre un tapisstof van zijn jas slaan • secouer la poussière de son manteau; épousseter son manteau 〈 met borstel〉2 iemand een mantel om het lichaam slaan • envelopper qn. dans un manteaude armen om de hals van iemand slaan • jeter les bras autour du cou de qn.zijn arm om iemand heen slaan • enlacer qn.de armen over elkaar slaan • croiser les bras2 [m.b.t. hart, pols; ook deur, trom] battre3 [m.b.t. klok] sonner4 [+ op][betreffen] concerner5 [begin maken met] se mettre (à faire qc.)♦voorbeelden:hard slaan • taper durmet de vleugels slaan • battre des ailesmet de armen en benen slaan • se démenerer maar op los slaan, in het wilde weg slaan • taper dans le taser flink op los slaan • ne pas y aller de main mortehet schip slaat aan stukken • le navire se brisehet water slaat tegen het schip • l'eau bat le navirede regen slaat tegen de ruit • la pluie fouette contre la vitrehet slaan van het hart • le battement du coeurhet slaan van de regen • le fouettement de la pluiehet slaat twee uur • deux heures sonnentdat slaat nergens op • ça ne rime à riendat slaat op de huidige situatie • cela se rapporte à la situation actuelleoverboord slaan • passer par-dessus bordde angst slaat hem om het hart • l'angoisse le paralysede rook slaat me op de adem • la fumée me suffoquetegen de grond slaan • tomber par terrede vlammen sloegen uit het dak • les flammes jaillissaient du toit -
17 stijf van angst
stijf van angst -
18 stijf
♦voorbeelden:1 wat een stijve hark! • 〈 letterlijk〉 il, elle est raide comme un échalas; 〈 figuurlijk〉 quel(le) empoté(e)!een stijf knikje • un salut compasséstijve manieren • manières guindéeseen stijve rug • des courbatures dans le dosstijf lopen • marcher sans souplesse〈 figuurlijk〉 iemand stijf schelden, vloeken • engueuler qn. un bon coupstijf van de kou • engourdi par le froidstijf van angst • paralysé par la peurstijf laten worden • laisser prendreze hield het pak stijf vast • elle serra le paquet entre ses mains -
19 stilliggen
1 [rustig liggen] être couché tranquillement2 [blijven liggen, uit de vaart zijn] être immobilisé3 [niet functioneren] être paralysé -
20 stilvallen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
paralysé — paralysé, ée [ paralize ] adj. et n. • v. 1560; de paralysie ♦ Atteint de paralysie. ⇒ paralytique. Bras, jambes paralysés. Paralysé d un bras, des deux jambes. ♢ N. Les paralysés. ⇒ hémiplégique, paraplégique, tétraplégique. ● paralysé,… … Encyclopédie Universelle
Paralyse — Paralȳse (Paralўsis, grch.), Gliederlähmung; allgemeine progressive P., Geisteskrankheit, s. Progressive Paralyse der Irren; paralysieren, lähmen; überhaupt hemmen, unwirksam machen; paralȳtisch, gelähmt, vom Schlagfluß getroffen … Kleines Konversations-Lexikon
paralysé — paralysé, ée (pa ra li zé, zée) part. passé de paralyser. Un homme paralysé de la moitié du corps … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
paralyse — UK US UK (US paralyze) /ˈpærəlaɪz/ verb [T] ► to cause a person, group, or organization to stop working: »The fuel protesters have threatened to try to paralyse the country again on November 13. »The company was paralyzed by debt for more than… … Financial and business terms
Paralyse — Sf Lähmung per. Wortschatz fach. (14. Jh.) Entlehnung. Im Mittelhochdeutschen (par[a]lis) entlehnt aus l. paralysis, dieses aus gr. parálysis Lähmung , zu gr. paralӯein wegnehmen, auflösen, lähmen , aus gr. lӯein lösen (Analyse) und gr. pára,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Paralyse — Par a*lyse, v. t. Same as {Paralyze}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Paralyse — (griech.), Lähmung (s. d.); Paralysis agitans, Schüttellähmung; P. cordis, Herzlähmung; P. glosso labio laryngea, Bulbärparalyse; P. glottidis, Stimmbandlähmung (s. Kehlkopf, S. 807); P. vesicae, Blasenlähmung; paralysieren, lähmen, schwächen,… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Paralyse — Paralyse,die:⇨Lähmung … Das Wörterbuch der Synonyme
paralyse — (v.) alternative (chiefly British) spelling of PARALYZE (Cf. paralyze). For ending, see IZE (Cf. ize). Related: Paralysed; paralysing … Etymology dictionary
paralyse — (chiefly US also paralyze) ► VERB 1) cause (a person or part of the body) to become partly or wholly incapable of movement. 2) bring to a standstill by causing disruption … English terms dictionary
Paralyse — Unter einer Plegie (griechisch πληγή, plijí, altgriechische Aussprache plēgḗ, ursprünglich „Schlag“, „Lähmung“, heute „Wunde“) versteht man eine vollständige Lähmung von Skelettmuskeln. Als Synonym verwendet man oft auch den Begriff der Paralyse… … Deutsch Wikipedia