-
101 bead
n. kraal; druppel--------v. met kralen versieren; bidden; bruisendbead1[ bie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kraal♦voorbeelden:————————bead2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
102 bid
n. bod, prijsopgave, offerte--------v. zegenen, toewensen; een prijs voorstellen; verhandelen; bestellenbid1[ bid] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bod♦voorbeelden:no bid • pas————————bid23 dingen♦voorbeelden:————————bid3♦voorbeelden:bid someone welcome • iemand welkom heten -
103 church
n. kerk--------v. kerk; bidden[ tsjə:tsj]♦voorbeelden:go into the church • in het ambt gaan, geestelijke/predikant wordengo to church • naar de kerk gaan -
104 crave
-
105 entreat assistance
-
106 office
n. bureau, kantoor; ambt[ offis]♦voorbeelden:¶ Office for the Dead • lijkdienst, dodenmisperform the last offices • de laatste eer bewijzenthe Foreign office • het ministerie van Buitenlandse Zakensay (divine) office • getijden bidden, brevieren1 ambt ⇒ openbare betrekking, functie♦voorbeelden:hold office • een ambt bekledenseek office • solliciteren naar een ambt -
107 paternoster
n. onzevader, paternoster; zetlijn[ pætənostə]♦voorbeelden: -
108 prayer
n. gebed; iem. die bidtprayer1[ preə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————prayer2[ preeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉 -
109 rosary
n. rozenkrans, rosarium, rozenperk, rozentuin[ roozrie] 〈meervoud: rosaries〉♦voorbeelden: -
110 say (divine) office
getijden bidden, brevieren -
111 say grace/one's prayers
say grace/one's prayersdank zeggen, bidden -
112 say ten paternosters
-
113 say the rosary
-
114 say
adv. hé, zeg, bij wijze v. spreken--------n. mening; gesproken woord; spreekrecht; woord--------v. zeggen; veronderstellen; van mening zijnsay1[ see] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉♦voorbeelden:he has the say about that matter • hij heeft het voor het zeggen in die zaak2 have/say one's say • zijn zegje zeggen/doen————————say21 zeggen ⇒ praten, vertellen♦voorbeelden:〈Brits-Engels; informeel〉 I say! • hé (zeg), zeg; je meent het!so to say • bij wijze van sprekenit's not for me to say • daar kan ik niet over beslissen/me niet over uitlatenI'd rather not say • ik laat me er liever niet over uita man, they say, of bad reputation • een man, (zo) zegt men, met een slechte reputatie〈 informeel〉 you don't say (so) • 't is niet waar!, ongelofelijk!→ dare dare/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)zeggen ⇒ uiten, (uit)spreken2 zeggen ⇒ vermelden, verkondigen3 zeggen ⇒ aanvoeren, te kennen geven4 zeggen ⇒ aannemen, veronderstellen5 aangeven ⇒ tonen, zeggen♦voorbeelden:1 say grace/one's prayers • dank zeggen, biddensay one's lesson • zijn les opzeggenI dare say that • het zou zelfs heel goed kunnen datsay no more! • geen woord meer!; praat er mij niet van!; dat zegt al genoeg!to say nothing of • om nog maar te zwijgen oversay to oneself • bij zichzelf denkenI've something to say to you • ik moet je iets vertellen〈 vaak schertsend〉 as they say • zoals men zegt/dat noemt, zoals dat heetwho shall I say, sir? • wie kan ik zeggen dat er is, meneer?that is to say • met andere woorden, dat wil zeggen, tenminsteto say the least • op zijn zachtst uitgedruktshe is said to be very rich • men zegt dat ze heel rijk is, ze zou heel rijk zijnit is said/they say • men zegt/ze zeggenit says on the bottle • op de fles staatit says here that • hier staat dat3 what have you to say for yourself? • wat heb je ter verdediging aan te voeren?let's do it together, what do you say? • laten we het samen doen, wat zou je daarvan zeggen/vinden?what do you say to this? • wat zou je hiervan vinden/zeggen?4 let's say, shall we say • laten we zeggen/aannemensay it were true • aangenomen/stel dat het waar issay seven a.m. • laten we zeggen/pakweg zeven uur ('s ochtends)5 what time does your watch say? • hoe laat is het op jouw horloge?¶ when all is said and done • alles bij elkaar genomen, al met alno sooner said than done • zo gezegd, zo gedaanit goes without saying • het spreekt vanzelf〈 informeel〉 I'll say, you can say that again, 〈 Amerikaans-Engels〉you said it • zeg dat wel, daar zeg je zo iets, en of!say when • zeg het als 't genoeg is -
115 urge
n. behoefte, drift, hartstocht--------v. aanmoedigen, versnellenurge1[ ə:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 drang ⇒ impuls, neiging, behoefte————————urge2〈 werkwoord〉2 dringend verzoeken ⇒ bidden, smeken♦voorbeelden:4 she urged (up)on us the need for secrecy • zij drukte ons de noodzaak van geheimhouding op het hart -
116 worship
n. aanbidding; cultus, eredienst; gebed; het werk van god--------v. aanbidden; bidden; het werk van god; iemand vererenworship1[ wə:sjip] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————worship2〈 worshipped〉 -
117 Kaaba
n. ka'aba (kaäba, ka'bah), zwart kubusvormig gebouw van steen van ca. 12 Ö 10 Ö 15 meter in de grote moskee in Mekka, centrale heiligdom van de islam, bekend als Beit Allah ("Huis van Allah"), Islamitische bezienswaardigheid in Mekka waarheen de Mohammedanen zich moeten richten als ze bidden -
118 attend church
naar de kerk gaan, gaan bidden -
119 beadsman
n. iemand die voor ander moet bidden uit plicht -
120 caaba
n. heilige plaats van moslims in Mekka met zwarte steen in welke richting de moslims bidden (Islam)
См. также в других словарях:
Bidden — Bid den, p. p. of {Bid}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
bidden — pp. of BID (Cf. bid) and BIDE (Cf. bide) … Etymology dictionary
bidden — bidden1 [bid′ n] vt., vi. alt. pp. of BID1 bidden2 [bid′ n] vi. obs. pp. of BIDE … English World dictionary
Bidden — Bid Bid (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request … The Collaborative International Dictionary of English
Bidden — infobox UK place country = England static static image caption= latitude= 51.23 longitude= 00.99 official name =Bidden population = shire district= shire county= Hampshire region= South East England constituency westminster= post town= postcode… … Wikipedia
bidden — [[t]bɪ̱d(ə)n[/t]] Bidden is a past participle of bid … English dictionary
bidden — /bid n/, v. 1. a pp. of bid. adj. 2. invited. * * * … Universalium
bidden — bid|den the past participle of bid1 3 … Usage of the words and phrases in modern English
bidden — bid· || bɪd v. congratulate; offer a price; plead; summon, call n. tender; offer, proposal … English contemporary dictionary
bidden — archaic or literary past participle of bid2 … English new terms dictionary
bidden — UK [ˈbɪd(ə)n] / US the past participle of bid I, 3) … English dictionary