-
1 bid
n. bod, prijsopgave, offerte--------v. zegenen, toewensen; een prijs voorstellen; verhandelen; bestellenbid1[ bid] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bod♦voorbeelden:no bid • pas————————bid23 dingen♦voorbeelden:————————bid3♦voorbeelden:bid someone welcome • iemand welkom heten -
2 conclude
v. tot de conclusie komen; afmaken, beëindigen[ kənkloe:d]1 eindigen ⇒ ten einde komen, aflopen2 tot een conclusie/besluit/akkoord komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ (af/be)sluiten, afronden3 concluderen ⇒ afleiden, vaststellen♦voorbeelden: -
3 he felt no qualms about inviting himself
he felt no qualms about inviting himselfEnglish-Dutch dictionary > he felt no qualms about inviting himself
-
4 qualm
n. onbehaaglijk gevoel; scrupule; spijt; twijfel; zwakte; misselijkheid[ kwa:m, kwo:m] 〈 vaak meervoud〉1 (gevoel van) onzekerheid ⇒ ongemakkelijk/onbehaaglijk gevoel♦voorbeelden:he felt no qualms about inviting himself • hij had er geen moeite mee zichzelf uit te nodigen -
5 we concluded not to invite him
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский