-
41 злополучный
adjgener. rampspoedig, ongelukkig, beroerd, rampzalig -
42 неприятный
-
43 очень плохо
advgener. uit den boze, beroerd slecht -
44 bad
adj. (Canadese en Amerikaanse Slang) goed, buitengewoon, groots, wonderbaarlijk--------adj. schadelijk; minderwaardig; ernstig, acuut; kwaadaardig (Bv.: Roken is schadelijk voor de gezondheid); gebrekkig, niet juist werkend; bedorven, verrot (zoals bedorven vlees)--------adv. slecht, naar; vals--------n. slecht, naar; valsbad1[ bæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pech♦voorbeelden:take the bad with the good • het goede met het kwade nemen————————bad21 slecht ⇒ minderwaardig, verkeerd2 kwaad ⇒ kwaadaardig, stout, ondeugend3 ziek ⇒ naar, pijnlijk4 erg ⇒ ernstig, lelijk6 vals♦voorbeelden:1 bad air/meat • bedorven lucht/vleesbad conscience • slecht gewetenin bad order • in slechte staat〈 spreekwoord〉 a bad workman always blames his tools • een kwaad werkman vindt nooit goed gereedschapgo bad • bedervenbad-mannered • ongemanierdnot half/so bad • niet zo gek/slechtI am bad at football • ik ben niet goed in voetballenbad boy • stoute jongenin bad faith • te kwader trouwbad feeling • bitterheidbad language • grove taalfrom bad to worse • van kwaad tot ergerfeel/be taken bad • zich ziek/beroerd voelenbad debt • oninbare schuld/vorderingcome to a bad end • slecht aflopenbe in a bad way • er slecht aan toe zijnmake the best of a bad bargain • er het beste van makenbe in someone's bad book(s) • bij iemand in een slecht blaadje staanmake someone appear in a bad light • iemand in een kwaad daglicht stellenbad luck • pechbe on bad terms with • een slechte verstandhouding hebben metthat looks bad • dat voorspelt niet veel goeds〈 informeel〉 (that's) too bad • (dat is) zonde/jammer(just) too bad (for you) • pech gehad, daar kan ik niets aan veranderenwith (a) bad grace • met tegenzinkeep bad hours • laat naar bed gaan————————bad3〈bijvoeglijk naamwoord; badder〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 fantastisch ⇒ geweldig, prima, fijn————————bad4〈 bijwoord〉→ badly badly/ -
45 crummy
adj. slecht; armoedig1 waardeloos ⇒ goedkoop, akelig, rot -
46 feel/be taken bad
feel/be taken badzich ziek/beroerd voelen -
47 grim
adj. grim(lach); wreed; woedend; beangstigend; vreselijk; duivels♦voorbeelden:grim prospects • ongunstige vooruitzichten¶ hang/hold on to something like grim death • zich ergens wanhopig aan vastklampen, hardnekkig doorzetten -
48 grotty
1 rottig ⇒ vies, waardeloos -
49 ill
adj. ziek; slecht, kwaad; kwalijk; niet geslaagd--------adv. nauwelijks; niet goed, op slechte wijze; luidruchtig; vijandig--------n. problemen; schade; ziekteill1[ il] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kwaad ⇒ onheil, vloek♦voorbeelden:————————ill21 ziek ⇒ beroerd, ongezond♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 schadelijk ⇒ nadelig, ongunstig♦voorbeelden:1 ill fame • slechte naam/reputatieill health • slechte gezondheidill humour/temper • chagrijn, slecht humeurill luck • pech3 ill feeling • haatdragendheid, kwaadwilligheid, wrok————————ill3〈 bijwoord〉1 slecht ⇒ kwalijk, verkeerd2 nauwelijks ⇒ amper, onvoldoende♦voorbeelden:1 ill at ease • slecht op zijn/haar gemakit ill becomes you to complain • het past je niet te klagen, jij hebt niets te klagen -
50 jolly miserable
-
51 jolly
adj. vrolijk--------adv. heel; drommels--------v. blij maken, opbeuren; doordraaien; iemand begunstigen om bij hem in een goed blaadje te komenjolly1[ dzjollie] 〈bijvoeglijk naamwoord; jollily〉♦voorbeelden:Jolly Roger • piratenvlag————————jolly2〈werkwoord; jollied〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:1 jolly along/up • zoet houden, bepratenjolly someone into something • iemand tot iets overhalen————————jolly3〈 bijwoord〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 heel ⇒ zeer, f, aardig♦voorbeelden:1 a jolly good fellow • een beste/patente kerelhave jolly good luck • boffenjolly miserable • erg beroerdyou jolly well will! • en nou en of je het doet! -
52 lousy
-
53 miserable
adj. miserabel; armzalig, armoedig; gevaarlijk--------n. triest, droevig, armzalig[ mizrəbl] 〈 miserably〉♦voorbeelden: -
54 ropy
-
55 rotten
adj. rot, verrot; bedorven[ rotn] 〈 rottenness〉1 rot ⇒ verrot, bedorven♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; geschiedenis, politiek〉 rotten borough 〈stad met weinig/geen stemgerechtigden, maar toch met de macht een parlementslid te kiezen〉 -
56 vile
adj. gemeen, verachtelijk -
57 wretched
adj. in gevaar brengend; armoedig; medelijden verwekkend; zielig; verachtelijk; minderwaardig; gemeen[ retsjid] 〈 wretchedness〉1 beklagenswaardig ⇒ zielig, droevig4 waardeloos ⇒ beroerd, rot- -
58 agitable
adj. kan beroerd worden, kan emotioneel geprikkeld worden, kan van streek gebracht worden -
59 feel miserable
verschrikkelijk voelen, zich beroerd voelen -
60 feels lousy
voelt zich beroerd
Страницы