-
1 bitterheid
-
2 bitterheid
-
3 bitterheid
горечь; язвительность; колкость; едкость; жёлчность* * *сущ.общ. горечь, язвительность, едкость, жёлчность, колкость -
4 bitterheid
amargura; amarguraDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > bitterheid
-
5 bitterheid
n. bitterness, sourness, acridness; unpleasantness, unhappiness -
6 bitterheid
vamertume f -
7 bitterheid
âcreté -
8 bitterheid
amargura; amargura -
9 amargura
bitterheid [F], verbittering [F]; bitterheid [F]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > amargura
-
10 amargura
bitterheid [F], verbittering [F]; bitterheid [F] -
11 горечь
bitterheid, bittere smaak -
12 bitter
adj. bitter--------n. bitter bier; bitterheidbitter1[ bittə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————bitter2〈bijvoeglijk naamwoord; bijwoord; bitterness〉♦voorbeelden:a bitter wind • een bitter koude/bijtende wind -
13 gall
n. galblaas; bitterheid; rancune--------v. verbitteren, kwellen, ergerengall1[ go:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 gal ⇒ galnoot/appel♦voorbeelden:¶ write in gall • zijn pen/woorden in gal dopen————————gall2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
14 acidité
acidité [aasiedietee]〈v.〉1 zuurheid ⇒ wrangheid, zure smaakf1) zuurheid, zure smaak, zuurte2) scherpte, bitterheid -
15 aigreur
aigreur [egrur]〈v.〉2 bitterheid ⇒ vinnigheid, bitsheid♦voorbeelden:f1) zuurheid, wrangheid2) bitterheid, bitsheid -
16 amertume
-
17 горечь
ngener. bitterheid -
18 едкость
ngener. bitterheid -
19 жёлчность
-
20 колкость
n1) gener. onaangenaamheid, onbeleefdheid, pikanterie, bitsheid, bitterheid, speldeprik, veeg2) liter. scherpheid, scherpte
См. также в других словарях:
Süsses — 1. Auch wenn man Süsses gefunden, muss man zu schlucken aufhören. 2. Das süss hat sawr zu lohn. – Lehmann, 73, 29. Lat.: Post sussum saurum, post vinum bibite laurum. (Lehmann, 73, 29; Grubb, 175.) 3. Das süss vberkompt keiner, er hab denn das… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon