-
1 considérer
kɔ̃sideʀev1) betrachten, ansehen2) ( réfléchir) überlegen, erwägen, bedenken3) ( tenir compte de) berücksichtigen4)considérerconsidérer [kõsideʀe] <5>1 (étudier) nachdenken über +accusatif überdenken, bedenken détail; Beispiel: tout bien considéré nach reiflicher Erwägung; Beispiel: considérant que... wenn man bedenkt, dass...3 (contempler) [eingehend] betrachten(se tenir pour) Beispiel: se considérer comme le responsable sich für den Verantwortlichen halten -
2 penser
pɑ̃sev1)penser à qc — an etw denken, etw bedenken
2) ( croire) glauben, meinenpenserpenser [pãse] <1>1 (réfléchir) denken; Beispiel: faculté de penser Denkvermögen neutre; Beispiel: penser à quelque chose über etwas Accusatif nachdenken3 (songer à) Beispiel: penser à quelqu'un/quelque chose an jemanden/etwas denken; Beispiel: sans penser à mal ohne [sich datif ] Böses dabei zu denken4 (ne pas oublier) Beispiel: penser à quelqu'un/quelque chose an jemanden/etwas denken; Beispiel: penser à faire quelque chose daran denken etwas zu tun; Beispiel: faire penser à quelqu'un/quelque chose an jemanden/etwas erinnern; Beispiel: cela me fait penser que das erinnert mich daran, dass►Wendungen: je pense bien! familier und ob!; donner [ oder laisser] à penser zu denken geben; laisser à penser que quelqu'un a fait quelque chose darauf schließen lassen, dass jemand etwas getan hat; mais j'y pense... da fällt mir ein...; tu n'y penses pas! familier das ist doch wohl nicht dein Ernst!; [là] où je pense euphémisme familier in den Allerwertesten familier; tu penses! ( familier: tu plaisantes) das soll wohl ein Witz sein!, wo denkst du hin!; (et comment) und ob!1 (avoir comme opinion) denken; Beispiel: penser quelque chose de quelqu'un/quelque chose etw von jemandem/etwas halten2 (imaginer) Beispiel: penser quelque chose de quelqu'un etw von jemandem denken; Beispiel: c'est bien ce que je pensais das habe ich mir [doch] gedacht3 (croire) glauben; Beispiel: penses-tu que... ? glaubst du, dass... ?; Beispiel: penser quelqu'un intelligent/sincère jdn für intelligent/ehrlich halten; Beispiel: je pense que oui/que non ich denke ja/ich glaube nicht; Beispiel: vous pensez bien que... quelqu'un a fait quelque chose familier Sie können sich datif wohl denken, dass...4 (avoir l'intention de) Beispiel: penser faire quelque chose vorhaben etwas zu tun; Beispiel: que pensez-vous faire à présent? was haben Sie jetzt vor?►Wendungen: n'en penser pas moins sich datif sein Teil denken; pensez que quelqu'un a fait quelque chose (tenez compte) bedenken Sie, dass jemand etwas getan hat; (imaginez) stellen Sie sich datif vor, dass jemand etwas getan hat -
3 combiner
combiner [kõbienee]2 organiseren ⇒ uitwerken, bedenken, beramen♦voorbeelden:1. v1) verenigen, combineren2) organiseren3) bedenken, beramen2. se combinerv -
4 concevoir
concevoir [kõsəvwaar]1 begrijpen ⇒ inzien, zich (kunnen) voorstellen2 ontwerpen ⇒ uitdenken, bedenken♦voorbeelden:3 concevoir de l'amitié pour qn. • vriendschap voor iemand koesteren, opvattenmessage conçu en ces termes • boodschap die als volgt luidt♦voorbeelden:v1) begrijpen, inzien2) ontwerpen, bedenken3) koesteren -
5 imaginer
imaginer [iemaazĵienee]2 uitvinden ⇒ verzinnen, bedenken♦voorbeelden:il est libre, j'imagine • hij is vrij, veronderstel ik1. v2) uitvinden, bedenken2. s'imaginerv -
6 inventer
-
7 penser
penser [pãsee]♦voorbeelden:1 les animaux pensent-ils? • beschikken dieren over een denkvermogen?façon de penser • zienswijzefaites-moi penser à lui écrire • help me eraan herinneren dat ik hem nog moet schrijvenlaisser, donner à penser • te denken gevenvous n'y pensez pas! • dat meent u niet!ah, j'y pense • tussen twee haakjesil ne dit rien, mais il n'en pense pas moins • hij zegt niets, maar denkt zoveel te meerpense aux voisins! • denk om de buren!sans penser à mal • zonder kwade bedoelingsans y penser • onbewust, automatisch, zonder opzetpenses-tu!, pensez-vous! • wel nee!pensez-donc! • stel je voor!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 denken ⇒ menen, vinden2 veronderstellen ⇒ vermoeden, geloven3 van plan zijn ⇒ zich voornemen, zich voorstellen5 hopen6 bedenken ⇒ doordenken, uitdenken♦voorbeelden:1 qu'est-ce qui vous fait penser cela? • hoe komt u daarbij?marcher dans ce que je pense • trappen in je-weet-welqu'en pensez-vous? • wat vindt u ervan?un coup de pied où je pense • een schop onder zijn je-weet-welvous pensez bien que • u kunt zich wel voorstellen datne pas penser que 〈+ aanvoegende wijs〉 • niet denken, niet geloven datv1) denken (aan)2) menen, vinden6) hopen7) bedenken -
8 y regarder à deux fois
y regarder à deux fois————————y regarder à deux fois -
9 pensez que quelqu'un a fait quelque chose
pensez que quelqu'un a fait quelque chose(tenez compte) bedenken Sie, dass jemand etwas getan hatDictionnaire Français-Allemand > pensez que quelqu'un a fait quelque chose
-
10 préméditer
pʀemeditevvorher bedenken, vorher überlegenpréméditerpréméditer [pʀemedite] <1>planen; Beispiel: préméditer de faire quelque chose planen etwas zu tun -
11 prévoir
pʀevwaʀv irr1) berechnen2) ( prédire) absehen, voraussehen, vorhersehen3) ( calculer avec) einkalkulieren4)prévoir1 (envisager ce qui va se passer) Beispiel: prévoir quelque chose etw vorhersehen; Beispiel: il faut prévoir les conséquences de ses actes man muss die Folgen seines Handelns [vorher] bedenken; Beispiel: laisser prévoir un malheur Böses ahnen lassen; Beispiel: plus beau/moins cher que prévu schöner/billiger als erwartet2 (projeter) vorsehen; Beispiel: l'arrivée de nos hôtes est prévue pour [oder à] 3 heures wir erwarten unsere Gäste um 3 Uhr3 (envisager) vorsehen, [vor]sorgen für casse-croûte, couvertures; Beispiel: ils avaient tout prévu sie hatten an alles gedacht; Beispiel: c'est prévu daran ist gedacht; Beispiel: tout est prévu pour ton arrivée für deine Ankunft ist alles vorbereitet -
12 scrupule
skʀypylm1) Skrupel m2) ( soin) Sorgfalt f3)scrupules — pl Gewissenhaftigkeit f
4)scrupules — pl (remords) Gewissensbisse pl
scrupulescrupule [skʀypyl]1 souvent pluriel (hésitation) Skrupel masculin; Beispiel: avoir des scrupules à faire quelque chose Hemmungen haben etwas zu tun; Beispiel: comprendre les scrupules de quelqu'un jds Bedenken verstehen; Beispiel: être sans scrupule[s] keine Skrupel haben; Beispiel: un individu sans scrupules ein skrupelloses Individuum -
13 ajuster
ajuster [aazĵuustee]1 passend maken ⇒ aanpassen, op elkaar afstemmen2 aanleggen op ⇒ mikken op, richten♦voorbeelden:ajuster son coup • iets goed bedenken, in elkaar zettenvêtement ajusté • nauwsluitend kledingstukvêtement mal ajusté • slecht zittend kledingstuk1 passen (bij, in, op)1. v1) pasklaar/passend maken, aanpassen2) in orde brengen [kleding]3) richten, mikken (op) [wapen]2. s'ajusterv -
14 combinaison
combinaison [kõbienezzõ]〈v.〉4 overall♦voorbeelden:trouver une combinaison pour en sortir • een foefje bedenken1. f1) verbinding, combinatie2) plan, opzet3) foefje, truc4) onderjurk5) overall2. combinaisonsf pl -
15 créer
créer [kree.ee]2 scheppen ⇒ uitvinden, uit-, bedenken3 oprichten ⇒ stichten, instellen, in 't leven roepen, scheppen5 benoemen♦voorbeelden:créer une science • de grondslag leggen voor een wetenschap1 (bij, voor zichzelf) maken ⇒ scheppen, doen ontstaan♦voorbeelden:se créer des illusions • zich illusies makenv1) scheppen2) oprichten3) produceren4) benoemen -
16 deux
deux [deu]〈telwoord; ook m.〉1 twee ⇒ een paar, beide2 enkele ⇒ enige, een paar3 tweede♦voorbeelden:tous deux, tous les deux • allebeiêtre deux • met z'n tweeën zijnne faire ni une ni deux • zich geen tweemaal bedenkença fait deux • dat zijn twee geheel verschillende zakenen moins de deux • in minder dan geen tijdà deux • met z'n tweeënà nous deux maintenant • en nu is de beurt aan onsdeux à deux, deux par deux • twee aan twee, paarsgewijs〈 vulgair〉 de mes deux (testicules) • waardeloos, kloteentre les deux • er tussenin, zo'n beetje tussenbeide〈 spreekwoord〉 jamais deux sans trois • alle goede dingen bestaan in drieën, driemaal is scheepsrechtle deux novembre • twee novemberm, adj -
17 dire
dire1 [dier]〈m.〉♦voorbeelden:au(x) dire(s) de, selon le(s) dire(s) de • volgens————————dire2 [dier]4 opzeggen ⇒ voordragen, voorlezen♦voorbeelden:que veut dire cette phrase? • wat betekent deze zin?vouloir dire • bedoelenceci dit • na dit te hebben gezegden dire de belles • gekke dingen zeggenson visage me dit qc. • zijn gezicht komt me bekend vooron dit que • het gerucht doet de ronde datc'est moi qui vous le dis • dat verzeker ik uà qui le dites vous? • zeg dat wel!ne rien dire qui vaille • niets goeds voorspellenrien à dire, il n'y a pas à dire • daar valt niets tegen in te brengenc'est tout dire • daarmee is alles gezegdpour tout dire • in één woordtu l'as dit! • gelijk heb je!pour ainsi dire, autant dire • als het wareaussitôt dit que fait, aussitôt dit, aussitôt fait • zo gezegd zo gedaanvous avez beau dire • al je argumenten ten spijtc'est beaucoup dire • dat is overdrevenil ne croit pas si bien dire • hij weet niet hoe waar het isje vous l'avais bien dit • ik had je gewaarschuwdc'est bientôt, vite dit • dat is gemakkelijk gezegddites donc • zeg(cela) soit dit en passant • dit terzijdecela en dit long • dat zegt genoegpour mieux dire • beter nogdire pis que pendre de qn. • erg kwaad spreken over iemandproprement dit • eigenlijkvous m'en direz tant! • zit dat zó!, u kunt me nog meer vertellen!à vrai dire • eigenlijksoit dit entre nous • onder ons gezegdsans mot dire • in stiltecela va sans dire • dat spreekt vanzelfil ne sera pas dit que • ik zal niet dulden datc'est dire si • je ziet hoe(zeer)qui l'eût dit? • wie had dat gedacht?et dire que • en dan te bedenken daton dirait que • het lijkt wel of4 dire la messe • de mis zeggen, lezen1 bij, tot zichzelf zeggen, denken♦voorbeelden:1. mbewering, oordeel2. v1) zeggen2) bevelen3) besluiten4) denken, menen5) voordragen6) weergeven3. se direv1) bij/tot zichzelf zeggen3) zich noemen -
18 fois
fois [fwaa]〈v.〉♦voorbeelden:1 l'autre fois • een tijdje geleden, onlangsune bonne fois • eens en voor altijdc'est cent fois mieux • dat is veel betervous avez cent fois raison • u hebt volkomen gelijkcertaines fois • somsarbre deux fois centenaire • twee eeuwen oude boomdeux fois plus grand • twee keer zo grootvous avez mille fois raison • u heeft groot gelijktoutes les fois que • steeds alsla seule et unique fois • absoluut de enige keerencore une fois • nogmaals, ik zeg je nog eens, ik herhaalplus d'une fois • vaakà la fois • tegelijk(ertijd)y regarder à deux fois • zich tweemaal bedenken〈 formeel〉 par deux fois, par trois fois • twee keer, drie keerune fois pour toutes • eens en voor altijddes fois • somsil y avait une fois, il était une fois • er was eensune fois en route elle ne s'arrêtait plus • toen ze eenmaal op weg was gegaan, stopte ze niet meerune fois, deux fois, trois fois • één, twee, drie 〈 voor het uitvoeren van een bedreiging〉fkeer, maal -
19 regarder
regarder [rəgaardee]♦voorbeelden:y regarder de près • erg precies zijnregarder à la dépense • op de kleintjes passenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 beschouwen ⇒ bekijken, letten op4 uitzien op ⇒ liggen op, gericht zijn naar♦voorbeelden:regardez voir! • kom eens kijken!regarder qn. de haut • iemand hooghartig aankijken, behandelen〈 informeel〉 vous ne m'avez pas regardé! • weet je wel wie je voor je hebt?→ oeil1 zich, elkaar bekijken♦voorbeelden:→ chienv2) letten (op)3) betreffen4) uitzien (op) -
20 tenir
tenir [tənier]1 houden ⇒ vastzitten, weerstand bieden, standhouden2 een plaats, onderkomen vinden♦voorbeelden:le beau temps tiendra • het mooie weer houdt aantenir bon • volhouden, niet toegeventenir tout seul • blijven staanne plus pouvoir tenir, ne pouvoir y tenir • zijn geduld verliezen, ten einde raad zijncela tient toujours pour samedi? • gaat het zaterdag nog door? 〈 afspraak〉elle ne tenait plus debout (de fatigue) • ze kon niet meer op haar benen blijven staan (van vermoeidheid)cette histoire ne tient pas debout • dat verhaal snijdt geen hout2 ce que nous avons dit tient en quelques mots • wat we hebben gezegd kan in enkele woorden worden samengevat4 à quoi cela tient-il? • hoe komt dat?cela ne tient qu'à moi • dat hangt alleen van mij afqu'à cela ne tienne! • dat is geen bezwaar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden ⇒ vast-, tegenhouden4 (plaats) innemen ⇒ beslaan, bevatten♦voorbeelden:la colère le tient • hij is woedendtenir la comptabilité • de boekhouding voerentenir ses engagements • zijn verplichtingen nakomentenir ses larmes • zijn tranen inhoudence mal le tient • die ziekte houdt hem in haar greeptenir le pouvoir • de macht in handen hebbentenir qn. • iemand in zijn macht hebbentenir les voleurs • de dieven te pakken hebbenfaire tenir qc. à qn. • iemand iets doen toekomen〈 spreekwoord〉 un tiens vaut mieux que deux tu l'auras • één vogel in de hand is beter dan tien in de luchttenez, voilà votre argent • hier hebt u uw geldtiens! je ne l'aurais pas cru • hé, dat had ik niet gedachttiens, tiens! • wel, wel!→ bout, boutique, classe, cordon, estime, haleine, langue, lieu, mer, pari, parole, quitte, tête, vin1 zich vasthouden ⇒ leunen (tegen), zich houden2 staan ⇒ zich bevinden, plaats hebben3 waarschijnlijk, steekhoudend zijn ⇒ goed in elkaar zitten, met elkaar samenhangen♦voorbeelden:1 s'en tenir là • stoppen, ophoudensavoir à quoi s'en tenir • weten waar men zich aan te houden heeftse tenir à quatre • z'n woede met moeite bedwingen¶ s'en tenir à • zich houden aan, blijven bijse tenir qc. pour dit • zich iets voor gezegd houdenv1) vastzitten2) standhouden5) voortkomen6) lijken (op)7) (vast)houden8) tegenhouden9) hebben10) weerstand bieden11) in beslag nemen12) beschouwen (als)13) onderhouden
- 1
- 2
См. также в других словарях:
bedenken — bedenken … Deutsch Wörterbuch
Bedenken — Bedênken, verb. irreg. act. S. Denken. 1) Über etwas nachdenken. Ich habe die Sache hin und her bedacht. Ich gebe dir dieses zu bedenken. Sprichw. Vor gethan und nach bedacht, hat manchen in groß Leid gebracht. Ein bedachter Rath, Apostelg. 2. 23 … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
bedenken — V. (Mittelstufe) etw. gründlich durchdenken, sich etw. überlegen Synonyme: erwägen, überdenken, reflektieren (geh.) Beispiel: Zuerst muss ich alles genau bedenken. Kollokation: einen Plan bedenken bedenken V. (Aufbaustufe) etw. zur Kenntnis… … Extremes Deutsch
bedenken — Vsw std. (8. Jh.), mhd. bedenken, ahd. bithenken, as. bithenkian Stammwort. Präfigierung zu denken, auch in ae. beþencan, afr. bithenzia, gt. biþagkjan; die Bedeutung beschenken aus sich gedanklich jemandem zuwenden (vgl. mit etwas an jemanden… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Bedenken — Bedenken, 1) die Verstandesoperation, wodurch etwas zum besondern Gegenstand einer Vorstellung gemacht wird; 2) das Resultat dieser Verstandesoperation, sofern es einen Zustand der Ungewißheit od. des Zweifels veranlaßt; 3) ein nach vorgängiger… … Pierer's Universal-Lexikon
bedenken — bedenken, Bedenken, bedenklich ↑ denken … Das Herkunftswörterbuch
Bedenken — bedenken, Bedenken, bedenklich ↑ denken … Das Herkunftswörterbuch
Bedenken — ↑Skepsis, ↑Skrupel … Das große Fremdwörterbuch
bedenken — (sich) etwas merken; an etwas denken; grübeln; nachsinnen; sinnieren (über); überdenken; nachgrübeln; nachdenken; überlegen; vorhersehen; … Universal-Lexikon
Bedenken — Vorbehalte; Skrupel; Verunsicherung; Ungewissheit; Zweifel; Hader; Unsicherheit; Zwiespalt * * * be|den|ken [bə dɛŋkn̩], bedachte, bedacht: 1. a) <tr.; hat … Universal-Lexikon
Bedenken — 1. Ach ich habe viel zu bedenken, sagte der Schultheiss, da er im Bade sass und nit wusst, ob er gezwagt hatt . – Fischart. 2. Bedacht hat kein Schaden gebracht. – Lehmann, 60, 12. 3. Bedenke das Ende, so wirst du nimmer Böses thun. – Reche, I, 5 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon