-
101 rigging
n. uitrusting, want, tuigage, tuig, plunje[ riging] 〈 the〉 -
102 risk
n. risico, gevaar; verantwoordelijkheid--------v. riskerenrisk1[ risk]1 risico ⇒ kans, gevaar♦voorbeelden:take risks • risico's nemenat risk • in gevaarat one's own risk • op/voor eigen risicoI don't want to run the risk of losing my job • ik wil mijn baan niet op het spel zetten————————risk2〈 werkwoord〉2 riskeren ⇒ gevaar/kans lopen -
103 shall
v. hulpwerkwoord "zullen" om de toekomst aan te geven1 zullen♦voorbeelden:1 how shall I recognize her? • hoe zal ik haar herkennen?you shall have the book you want • je kríjgt het boek dat je wil hebbenthou shalt not kill • gij zult niet doden3 what shall we do when Jimmy leaves us? • wat moeten we doen als Jimmy ons verlaat?shall I open the window? • zal ik het raam openzetten? -
104 shroud
n. (doods)kleed; lijkwade, sluier--------v. omhullen, verbergenshroud1[ sjraud] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:wrapped in a shroud of mystery • in een sluier van geheimzinnigheid gehuld————————shroud2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
105 since
adv. sinds, sindsdien, nadien; vanaf; daar--------conj. sindsdien--------prep. sindssince11 sindsdien ⇒ van dan af, ondertussen, inmiddels2 geleden♦voorbeelden:I've lived here ever since • ik heb hier sindsdien onafgebroken gewoondit has long since become obvious that • het is allang duidelijk (geworden) dat————————since2〈 voorzetsel〉1 sinds ⇒ sedert, van … af♦voorbeelden:1 he has never been the same since his wife's death • hij is nooit meer dezelfde geweest sinds de dood van zijn vrouw————————since3♦voorbeelden:1 I haven't seen you since you were a child • ik heb je niet meer gezien sinds je klein was.2 since you don't want me around I might as well leave • aangezien je me niet in de buurt wilt hebben, kan ik evengoed vertrekken -
106 supply
n. proviand, voorraad; voorzien van, aanbod, opslag, bevoorrading, goederen, levering--------v. levering, aflevering, bevoorradingsupply1[ səplaj] 〈meervoud: supplies〉1 voorraad♦voorbeelden:→ short short/1 bevoorrading ⇒ aanvoer, toevoer, levering2 aanbod♦voorbeelden:1 (mond)voorraad ⇒ proviand, benodigdheden————————supply2〈werkwoord; supplied〉1 leveren ⇒ verschaffen, bezorgen, voorzien van2 voorzien in ⇒ verhelpen, vervullen♦voorbeelden:1 supply something to someone, supply someone with something • iemand iets bezorgen, iemand van iets voorzien2 supply a need/want • voorzien in een behoefte/noodsupply a demand • aan een verzoek voldoen -
107 that
adj. die, dat--------adv. die, dat--------conj. dat--------pron. die, datthat11 die/dat2 die/datgene ⇒ hij, zij, dat♦voorbeelden:that's life • zo is het leventhat is (to say) • dat wil zeggen, te weten, tenminstewho's that crying? • wie huilt daar (zo)?〈 aan telefoon, Brits-Engels〉 who's that? • met wie spreek ik?the best linen is that from Flanders • het beste linnen komt uit Vlaanderenjust like that • zo maar (even)don't yell like that • schreeuw niet zohe's into Zen and all that • hij interesseert zich voor zen en zohe isn't as stupid as all that • zo stom is hij ook weer nietthat's that • dat was het dan, zo, voor mekaar, dat zit erop; 〈 als bevel〉en nou is 't uit!¶ 〈 informeel〉 that's it • dat is 't hem nu juist, dat is (nu juist) het probleem; dat is wat we nodig hebben/de oplossing/het; dit/dat is het eindeit's practical and beautiful at that • het is praktisch, en bovendien nog mooi ookwe left it at that • we lieten het daarbij/maar zowith that • (onmiddellijk) daarna1 die/dat ⇒ wat, welke♦voorbeelden:2 the day that he arrived • de dag dat/waarop hij aankwamthe house that he lives in • het huis waarin hij woont————————that22 heel ⇒ heel erg, zo♦voorbeelden:————————that3[ ðæt] 〈determinator; meervoud: those〉1 die/dat2 dat/die ⇒ de/het♦voorbeelden:do you see that house? • zie je dat huis daar?do you want this hat or that one? • wil je deze hoed of die?————————that4♦voorbeelden:1 it was only then that I found out that … • pas toen ontdekte ik dat …she knew that he was ill • ze wist dat hij ziek was3 he's the better candidate in that he has experience • hij is de beste kandidaat omdat hij ervaring heeftnot that I care, but … • niet dat het mij iets kan schelen, maar …I didn't go, that he would not follow me • ik ben niet gegaan, zodat hij me niet zou volgenanywhere that you would like to go • waar je ook naar toe zou willenII 〈nevenschikkend voegwoord; in uitroep〉1 dat♦voorbeelden:1 that it should come to this! • dat het zover moest komen! -
108 think of
denken over; herinnerenthink of4 bedenken ⇒ voorstellen, verzinnen, (uit)vinden♦voorbeelden:1 (just/to) think of it! • stel je voor!now that I come to think of it • nu, als ik me goed bedenk2 be thinking of doing something • (juist) overwegen/van plan zijn iets te doenhe would never think of (doing) such a thing • zo iets zou nooit bij hem opkomenI won't/wouldn't/can't/couldn't think of it! • ik denk er niet aan!, geen sprake van!4 think of a number • neem/kies een getalwe'll think of something • we vinden er wel iets opthink little/not much of • een lage dunk hebben van; heel gewoon/niets bijzonders vindenbe well thought of • hoog aangeslagen worden¶ think better of it • zich bedenken, ervan afzien -
109 this
adj. deze, dit--------adv. dat; dit--------pron. dit; datthis1[ ðis] 〈voornaamwoord; meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 nu ⇒ dit♦voorbeelden:a fine mess, this • een mooie rommel is ditthe points at issue are these: housing, employment, … • de punten waarover het gaat zijn de volgende: huisvesting, tewerkstelling, …this is a rose and that a lily • dit is een roos en dat een leliewhat's all this? • wat is hier (allemaal) aan de hand?this is where I live • hier woon ik〈 Amerikaans-Engels, aan telefoon〉 who is this? • met wie spreek ik?do it like this • doe het zoit's/things are like this • 't zit zo, de zaken liggen zoafter this • hiernaat this • op dit/dat ogenblik¶ this is it! • dit is het einde/geweldig; nu heb ik er genoeg van!they talked about this and that • ze praatten over ditjes en datjesfor all this • niettegenstaande dit alles————————this2〈 bijwoord〉1 zo♦voorbeelden:I know this much, that the idea's crazy • ik weet in elk geval dat het een krankzinnig idee is————————this3〈meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 〈 temporele nabijheid〉laatste/voorbije♦voorbeelden:this very moment • op ditzelfde ogenblikdo you want this suit or that one? • wil je dit pak of dat?2 this day • (de dag van) vandaag/hedenshe's so grumpy these days • ze is tegenwoordig zo humeurigthis morning • vanmorgenafter all these years • na al die jaren3 where are you travelling this summer? • waar ga je de komende zomer naar toe?I'm leaving this Wednesday • ik vertrek (aanstaande) woensdag♦voorbeelden:this fellow came cycling along • er kwam een kerel aangefietst -
110 touch
n. aanraking; contact; tikje; trekje; aanslag--------v. aanraken; betreffen--------zes punten in Amerikaanse voetbal verkregen bij het treden in het gebied van de tegenstander als de bal vastgehouden wordttouch (touchdown)touch1[ tutsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 toets ⇒ stijl, manier♦voorbeelden:it will break at a touch • het breekt zodra men het aanraaktbe/keep in touch with • contact/voeling hebben/onderhouden metbe out of touch with • geen contact/voeling (meer) hebben metlose touch with • uit het oog verliezenwithin touch of • binnen bereik vanhave a touch of the tarbrush • enig neger/indianenbloed hebbennot the least touch of • niet het minste beetjegive/put the final/finishing touch(es) to something • de laatste hand leggen aan ietslose one's touch • achteruitgaan, het verleren¶ play at touch • krijgertje/tikkertje spelen————————touch2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:you haven't touched your meal • je hebt nog geen hap gegetentouch a topic • een onderwerp aanroerenblossom touched by the frost • door de vorst aangetaste bloesemnothing will touch those stains • niets kan deze vlekken wegkrijgenthe matter touches him closely • de zaak is van groot belang voor hem6 the thermometer touched 50° • de thermometer liep tot 50° opnothing can touch his talent • niets kan zijn talent evenarentouch someone for a fiver • iemand vijf pond aftroggelen7 touch in • bijtekenen/schilderen -
111 trouble
n. zorg; moeite; last--------v. moeite nemen; hinderen; lastig vallentrouble1[ trubl]2 tegenslag ⇒ narigheid; probleem♦voorbeelden:1 that is the least of my troubles! • dat is mij een zorg!2 get into trouble • in moeilijkheden raken/brengenno trouble at all! • het is geen moeite hoor, graag gedaan!♦voorbeelden:————————trouble2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 kwellen♦voorbeelden:what troubles me is … • wat me dwars zit is …2 may I trouble you for the salt? • wilt u het zout even geven? -
112 wanna
v. willen (computers - internet slang)[ wonnə] 〈 samentrekking van want to, informeel; gewestelijk〉 -
113 wanted ad
-
114 waste
adj. overbodig, overtollig, niet uitgebuit; afvals-; verlaten; geruïneerd; woest; vervallen--------n. verkwisting; uitbuiting; verlies; vernieling; vernietiging; wildernis; woestijn; afval; bijprodukten van afval; riool (water)--------v. verkwisten, uitbuiten; ruïneren; beschadigen; uitdunnen; vergaan; vernietigd worden; likwideren; vermoorden (slang)waste1[ weest] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 afval(product) ⇒ puin, vuilnis♦voorbeelden:3 go to waste, run to waste • verloren gaan, verspild worden————————waste21 woest ⇒ braak(liggend), verlaten♦voorbeelden:lay waste • verwoestenlie waste • braak liggen————————waste3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:waste time on something • tijd verspillen aan iets -
115 worth
n. Worth, dorp in Illinois (V.S.); stad in Missoure (V.S.); streek in Georgia (V.S.)worth1[ wə:θ] 〈zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉2 markt/tegenwaarde♦voorbeelden:of great/little/no worth • van grote/geringe/geen waarde————————worth21 waard♦voorbeelden:1 land worth 100,000 dollars • land met een waarde van 100.000 dollarwhat's your old man worth? • hoeveel bezit jouw vader?any biologist worth the name • iedere bioloog van enige naamit is worth (one's) while • het is de moeite waardworth seeing • bezienswaardigit's well worth doing • het loont ruimschoots de moeitefor what it's worth • voor wat het waard isit's worth it • het is de moeite waard¶ not worth the paper it is printed/written on • zonde van het papier, waardeloosnot worth a red cent • geen cent waardhe is (not) worth his salt • hij is zijn geld (niet) waarda trick worth two of that • een beter middelmake it worth your while • het de moeite waard maken voor jefor all one is worth • uit alle macht -
116 DANKA
verspil geen tijd met een vraag te stellen want niemand is zeker over het antwoord (Internet Slang)DANKA (don't ask nobody knows anyway) -
117 dataglove
n. electronische want met computer verbonden en in virtuele werkelijkheid gebruikt -
118 go figure
v. (Slang) stel je de irrationaliteit of tegenstrijdigheden over wat ik zojuist verteld heb voor, want ik kan het niet begrijpen (bv. "Jane vertelde me dat Tom haar type man niet is en ze moet niet met zo'n man doorgaan voor de rest van haar leven en ik hoorde dat ze verleden week getrouwd zijn - stel je voor!") -
119 let us eat and drink for tomorrow we shall die
laat ons nu eten en drinken want morgen gaan we dood (een gezegde die ons uitlegt dat we moeten genieten van het leven)English-Dutch dictionary > let us eat and drink for tomorrow we shall die
-
120 let us eat and drink, for tomorrow we shall die
laten we eten en drinken, want morgen zullen we stervenEnglish-Dutch dictionary > let us eat and drink, for tomorrow we shall die
См. также в других словарях:
want — verb. 1. Want is of Norse origin and came into English in the 13c. The dominant meaning in current usage is ‘to desire or wish for’ (Tom wants a computer for Christmas / What do you want to do now?), and a range of earlier meanings equivalent to… … Modern English usage
want — [wänt, wônt] vt. [ME wanten < ON vanta, to be lacking, want: see WANT the n.] 1. to have too little of; be deficient in; lack 2. to be short by (a specified amount) [it wants twelve minutes of midnight] 3. to feel the need of; long for; crave… … English World dictionary
Want — Want, v. t. [imp. & p. p. {Wanted}; p. pr. & vb. n. {Wanting}.] [1913 Webster] 1. To be without; to be destitute of, or deficient in; not to have; to lack; as, to want knowledge; to want judgment; to want learning; to want food and clothing.… … The Collaborative International Dictionary of English
Want (disambiguation) — Want may refer to:* Want One , album by Rufus Wainwright * Want Two , album by Rufus Wainwright * Want , a repackaging of the Rufus Wainwright albums Want One and Want Two as one album, with some extra tracks. * Want is one of the two children of … Wikipedia
Want Me, Want Me — Single par Namie Amuro extrait de l’album Queen of Hip Pop Face A Want Me, Want Me Face B Handle Me Sortie 6 avril 2005 … Wikipédia en Français
Want (3OH!3 album) — Want Studio album by 3OH!3 Released July 8, 2008 … Wikipedia
Want — Want … Википедия
Want — Album par 3OH!3 Sortie 8 Juillet 2008[1],[2] Durée 42:47 … Wikipédia en Français
Want — (277), n. [Originally an adj., from Icel. vant, neuter of vanr lacking, deficient. [root]139. See {Wane}, v. i.] [1913 Webster] 1. The state of not having; the condition of being without anything; absence or scarcity of what is needed or desired; … The Collaborative International Dictionary of English
Want It — Studioalbum von SheSays Veröffentlichung 1. Juni 2007 Label Virgin Records Format … Deutsch Wikipedia
want — I noun absence, conatus, dearth, default, defect, deficiency, deficit, desideratum, desire, destitution, distress, exigency, impoverishment, insufficiency, lack, meagerness, necessitude, necessity, need, needfulness, neediness, paucity, pauperism … Law dictionary