-
1 separate
adj. afzonderlijk; anders--------v. afscheiden; scheiden; afsluiten; opmerkenseparate1[ seprət] 〈bijvoeglijk naamwoord; separateness〉1 afzonderlijk ⇒ (af)gescheiden, apart; verschillend, onderscheiden; op zichzelf staand, alleenstaand♦voorbeelden:one's own separate interests • zijn eigen, persoonlijke belangenseparate ownership • particulier eigendom(srecht)we went our separate ways home • we gingen (elk) apart naar huiskeep separate from • afgezonderd/(af)gescheiden houden vanbe separate from • verschillen/los staan van————————separate2[ seppəreet]1 zich (van elkaar) afscheiden ⇒ zich afzonderen/verdelen, uiteenvallen♦voorbeelden:separate (up) into • (onder)verdeeld kunnen worden/uiteenvallen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (van elkaar) (af/onder)scheiden ⇒ afzonderen, losmaken, verdelen♦voorbeelden:legally separated • gescheiden van tafel en bedwidely separated • ver uit elkaar gelegenseparate something (up) into • iets verdelen/scheiden inseparate from • (af/onder)scheiden/afzonderen van; 〈 scheikunde〉(af)scheiden/extraheren uit -
2 segregate
-
3 sequester
v. afzonderen; beslag leggen op1 afzonderen ⇒ verborgen/afgezonderd houden -
4 cloister
-
5 detach
v. afsnijden, afbreken; afscheiden, afzonderen[ ditætsj] -
6 divorce
n. echtscheiding; scheiding--------v. scheiden; zich laten scheiden van; afscheid nemen vandivorce1[ divvo:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————divorce2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 isolate
-
8 part
adj. gedeelte; rol; stem; steek--------adv. gedeeltelijk--------n. gedeelte, deel; stuk; gedeelte v.e land, gebied; gedeelte bij een overeenkomst; taak--------v. delen; verdelen; scheiden; afscheid nemenpart1[ pa:t]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 play a part • een rol spelen, veinzen〈 figuurlijk〉 play a part in • een rol spelen bij/in→ private private/2 aandeel ⇒ part, functie♦voorbeelden:the better/best/greater/most part • de meerderheid, het overgrote deelthe dreadful part of it • het verschrikkelijke ervanpart by part • stuk voor stukhave a part in • iets te maken hebben mettake part in • deelnemen aan, betrokken zijn bijfor my part • wat mij betreftin part(s) • gedeeltelijk, ten deleon the part of • van de kant vanfor the most part • meestal, in de meeste gevallen; vooral♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉1 streek ⇒ gebied, gewest♦voorbeelden:2 a man of good/many parts • een erg bekwaam/begaafd man————————part21 van/uit elkaar gaan ⇒ scheiden♦voorbeelden:part (as) friends • als vrienden uit elkaar gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheiden ⇒ (ver)delen, breken3 een scheiding kammen/leggen in 〈 haar〉♦voorbeelden:he wouldn't be parted from his money • hij wilde niet betalen————————part3〈 bijwoord〉1 deels ⇒ gedeeltelijk, voor een deel -
9 pen
n. hok; kooi; box (baby-)--------n. pen; schrijver; manier van schrijven--------v. beperken; opsluiten--------v. schrijvenpen1[ pen] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pen ⇒ balpen, vulpen3 hok ⇒ kooi, cel♦voorbeelden:————————pen2〈werkwoord; penned〉♦voorbeelden:2 pen in • opsluiten, beperkenpen up • opsluiten -
10 recluse
adj. alleenstaand--------n. kluizenaar--------v. zichzelf uit een speciale situatie of positie halen; zichzelf apart zetten, zichzelf afzonderen[ rikloe:s] -
11 retire
v. op pensioen gaan, pensioneren; afzonderen; ontslaan; ontslag nemen; naar bed gaan, gaan slapen[ rittajjə]♦voorbeelden:1 retire for the night/to bed • zich ter ruste/te bed begevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 retire bonds/debts • obligaties/schulden aflossen -
12 seclude
v. afscheiden; verwijderen; afsluiten; eenzaam zijn; als een kluizenaar leven; scheiden (tussen)[ sikloe:d]1 afzonderen ⇒ af/opsluiten, afschermen -
13 separate from
separate from(af/onder)scheiden/afzonderen van; 〈 scheikunde〉(af)scheiden/extraheren uit————————separate from -
14 set apart
terzijde leggen, reserverenset apart♦voorbeelden: -
15 solitary
adj. alleen; eenzaam; eenpersoons; zich afzonderen; veraf gelegen, geïsoleerd--------n. celstraf; eenzame monniksolitary1[ sollitrie] 〈meervoud: solitaries〉1 eenzame opsluiting ⇒ afzondering, isoleercel————————solitary2〈bijvoeglijk naamwoord; solitariness〉4 enkel♦voorbeelden: -
16 disaffiliate
v. afscheiden, afzonderen -
17 ghettoize
v. in getto komen; zich afzonderen -
18 reseparate
v. opnieuw uiteenvallen, opnieuw zich afzonderen; opnieuw uit elkaar gaan; in aparte stukjes uiteenvallen -
19 reseparating
n. het opnieuw uiteenvallen, het opnieuw zich afzonderen; het opnieuw uit elkaar gaan; het in aparte stukjes uiteenvallen -
20 the problem of communal segregation
het probleem van gemeente afzondering (het afzonderen van verschillende gemeentes)English-Dutch dictionary > the problem of communal segregation
См. также в других словарях:
Absondern — Absondern, verb. reg. act. von einem andern Dinge sondern oder trennen, als ein allgemeiner Ausdruck, der die besondere Art und Weise unbestimmt läßt. 1) Eigentlich, dem Orte nach. Ein räudiges Schaf von der Herde, die Lämmer von den Schafen… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
sondern — sondern1 Konj std. (8. Jh.) Stammwort. Frühe Spezialisierung des Adverbs mhd. sunder, ahd. suntar, as. sundar (afr. sunder, ae. sundor, anord. sundr, mit abweichender Endung gt. sundro) abseits, gesondert, für sich , die im Deutschen noch als… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache