-
1 afschilderen
-
2 afschilderen
1 [afbeelden] paint2 [uitbeelden] portray, depict♦voorbeelden:2 je hoeft het niet mooier af te schilderen dan het is • you needn't paint a nicer picture of it than it really isiemand afschilderen als • portray someone as, make someone out to be -
3 afschilderen
описать, обрисовать; представлять; изображать; описывать; написать* * *гл.общ. представлять, изображать, описывать, написать (красками) -
4 afschilderen
v. depict, portray, characterize, describe -
5 afschilderen
dépeindre, peindre -
6 de menselijke hartstochten afschilderen
de menselijke hartstochten afschilderenDeens-Russisch woordenboek > de menselijke hartstochten afschilderen
-
7 iemand afschilderen als
iemand afschilderen alsportray someone as, make someone out to beVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand afschilderen als
-
8 malen
malenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉1 schilderen ⇒ kleuren, verven♦voorbeelden:rot gemalte Lippen • rood geverfde lippenin Öl malen • in, met olieverf schilderennach dem Leben malen • naar het leven schildereneine Landschaft zum Malen schön • een landschap dat je zó zou willen schilderen -
9 schwarz
〈 schwärzer, (am) schwärzest(en)〉2 〈 figuurlijk〉somber, pessimistisch3 〈 figuurlijk〉boos, gemeen, slecht ⇒ snood, infaam♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 jemandem nicht das Schwarze unter dem Nagel gönnen • iemand het licht in de ogen niet gunnen2 schwarz malen • somber afschilderen, inzien, in sombere kleuren (af)schilderendu darfst dir alles nicht so schwarz (aus)malen, vorstellen • je moet alles niet zo somber inzienschwarz sehen • pessimistisch zijnda sehe ich schwarz • dat zie ik donker inalles schwarz in schwarz malen, schildern • alles zwarter afschilderen dan het in werkelijkheid is -
10 изображать
v1) gener. afbeelden, beschrijven, afmalen, afschilderen, schilderen, uitbeelden, uittekenen, verbeelden2) ironic. konterfeiten3) liter. tekenen -
11 написать
-
12 описывать
vgener. (что-л.) invulling geven aan (iets), aanduiden, schilderen, afbeelden, afschilderen, beschrijven (êðóã), beslag leggen op (имущество), omschrijven, omtrekken, schetsen, uitduiden, uittekenen -
13 представлять
v1) gener. inleven, (кого-то) pleiten, afschilderen, onderstellen (ñåáå), opvoeren, overleggen (документы), presenteren, voorleggen, voorstellen (кого-л., что-л.), afbeelden, affecteren, bijbrengen (довод, свидетельство), de mogelijkheid bieden, inleiden (человека), uitbeelden, uithalen, verbeelden, vertegenwoordigen, vertonen, voordragen (к должности), voorstaan (интерес), zich inbeelden (ñåáå)2) law. (документ) gelegd3) theatre. vertolken4) busin. (в бухг. отчётности) verwerken -
14 flatter
-
15 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
16 paint
n. verf--------v. verven; schilderenpaint1[ peent]♦voorbeelden:wet paint! • pas geverfd!facial paint • maquillageII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————paint2♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
17 render
v. doen; veranderen; veroorzaken; presenteren; indienen, doorgeven (in computers) tekenen, beeldconverteren van driedimensionale tekeningen in foto-realistische beelden[ rendə]1 (terug)geven ⇒ geven, vergelden; betalen 〈 tol〉; betonen 〈 gehoorzaamheid〉; verlenen, verschaffen 〈 hulp〉; bewijzen 〈 dienst〉; betuigen 〈 dank〉; opgeven 〈 reden〉; voorleggen 〈 rekening〉; afleggen 〈 rekenschap〉; uitbrengen 〈 verslag〉; uitspreken 〈 vonnis〉3 vertolken ⇒ weergeven, spelen; afschilderen4 vertalen ⇒ om/overzetten♦voorbeelden:render good for evil • kwaad met goed vergeldenservices rendered • bewezen diensten〈 spreekwoord〉 render unto Caesar the things that are Caesar's • geef de keizer wat de keizer toekomt en God wat God toekomt -
18 montrer
montrer [mõtree]1 tonen ⇒ laten zien, (aan)wijzen2 laten blijken ⇒ getuigen van, wijzen op4 laten zien ⇒ aantonen, uitleggen, leren♦voorbeelden:1 zich vertonen ⇒ zich laten zien, zich laten kennen♦voorbeelden:v1) (aan)tonen2) laten blijken, wijzen (op)3) beschrijven -
19 noircir
noircir [nwaarsier]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:v1) zwart worden/maken2) vuil maken4) belasteren -
20 présenter
présenter [preezãtee]♦voorbeelden:¶ présenter bien, mal • een goede, slechte indruk makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 tonen7 aanbieden ⇒ voorleggen, uiteenzetten♦voorbeelden:présenter un intérêt particulier • iets bijzonders, opmerkelijks hebbenprésenter des symptômes • symptomen vertonenprésenter son permis de conduire • zijn rijbewijs laten zienprésenter Homère à un examen • Homerus als examenstof kiezen1 verschijnen ⇒ zich vertonen, opkomen, zich voordoen♦voorbeelden:ça se présente comment? • hoe ziet dat eruit?deux noms se présentent à l'esprit • twee namen vallen me inse présenter chez qn. • zijn opwachting maken bij, zich vertonen bij iemandse présenter sous des formes anormales • abnormale vormen aannemenv3) presenteren4) tonen5) bieden6) uiteenzetten
- 1
- 2
См. также в других словарях:
schwarz — Etwas schwarz auf weiß haben (besitzen), auch: Es einem schwarz auf weiß geben: ein Schriftstück, eine Urkunde, eine genaue Aufzeichnung haben, jemandem ein Beweisstück, eine schriftliche Versicherung oder Bestätigung geben, einen Schuldschein… … Das Wörterbuch der Idiome
Schwarze — Etwas schwarz auf weiß haben (besitzen), auch: Es einem schwarz auf weiß geben: ein Schriftstück, eine Urkunde, eine genaue Aufzeichnung haben, jemandem ein Beweisstück, eine schriftliche Versicherung oder Bestätigung geben, einen Schuldschein… … Das Wörterbuch der Idiome