-
1 abattre
abattre [aabaatr]♦voorbeelden:→ besogne1 neerstorten ⇒ instorten, omvallen♦voorbeelden:1. v1) omverhalen, omverwerpen2) omhakken, vellen [boom]3) afbreken, slopen4) neerschieten, afmaken5) slachten6) uitputten2. s'abattrev1) neerstorten, instorten -
2 briser
briser [briezee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 breken ⇒ verbrijzelen, stukslaan3 afbreken ⇒ onderbreken, verbreken♦voorbeelden:1 briser le coeur à qn. • iemand het hart breken, veel verdriet doence voyage m'a brisé • deze reis heeft me uitgeputje le, la briserai • ik zal hem, haar wel klein krijgenbrisé de fatigue • geradbraakt1 breken ⇒ stukslaan, mislukken1. v1) breken, stukslaan2) ruïneren3) afbreken, onderbreken4) soepel maken [schoenen]2. se briservstukslaan, mislukken -
3 coupe
coupe [koep]〈v.〉1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap♦voorbeelden:3 coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapselune coupe et un shampooing • wassen en knippenétoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippenfaire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekstcoupe à blanc • kaalslagêtre, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijnf1) beker, glas, bokaal3) (het) snijden, knippen4) (het) hakken, kap5) pasvorm, snit6) (door)snede7) (het) afbreken [woorden] -
4 défaire
défaire [deefer]1 afbreken ⇒ uit elkaar halen, openmaken, uitpakken♦voorbeelden:défaire un mariage • een huwelijk ontbindendéfaire la table • de tafel afruimenfaire et défaire qn. • iemand maken en breken1 losraken ⇒ opengaan, in de war raken♦voorbeelden:se défaire de ses poursuivants • zijn achtervolgers van zich afschuddense défaire de ses ennemis • zijn vijanden uit de weg ruimen1. v2) afbreken3) losmaken, losknopen4) uitpakken5) tenietdoen7) verslaan2. se défairev1) losraken, opengaan2) aftakelen -
5 démolir
démolir [deemollier]〈 werkwoord〉1 afbreken ⇒ slopen, kapot maken♦voorbeelden:se faire démolir • in elkaar geslagen wordenv1) afbreken, slopen2) ondermijnen -
6 détruire
détruire [deetrŵier]1 verwoesten ⇒ vernielen, vernietigen2 afbreken3 doden1. v1) verwoesten, vernielen2) afbreken3) doden4) tenietdoen2. se détruirev -
7 cesser
cesser [sessee]1 ophouden ⇒ stoppen, uitscheiden♦voorbeelden:le vent a cessé • de wind is gaan liggenfaire cesser • doen ophouden, een einde maken aanne pas cesser • doorgaan, niet aflaten, voortdurenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ophouden met ⇒ staken, afbrekenvophouden (met), stoppen -
8 chien
chien1 [sĵjẽ]〈m.〉♦voorbeelden:chien de chasse • jachthondchien de garde • waakhondchien de temps, temps de chien • hondenweerchien courant • jachthond(la rubrique des) chiens écrasés • de gemengde berichtenfaire le jeune chien, être bête comme un jeune chien • zo dartel zijn als een jonge hondattention! chien méchant! • pas op voor de hond!garder à qn. un chien de sa chienne • nog een appeltje met iemand te schillen hebbenn'être pas bon à jeter aux chiens • het aankijken niet waard zijn〈 spreekwoord〉 qui veut noyer son chien l'accuse de la rage • als men een hond wil slaan, kan men licht een stok (knuppel) vindenporter des chiens • een pony dragense regarder en chiens de faïence • elkaar stilzwijgend zitten uit te dagenmalade comme un chien • zo ziek als een honds'entendre, vivre comme chien et chat • als kat en hond levennager comme un chien de plomb • zinken als een baksteenen chien de fusil • met opgetrokken knieën————————chien2 [sĵjẽ],chienne [sĵjen]1. m1) hond2) elegantie, charme, sex-appeal3) haan [geweer]2. chien/chienneadj1) gemeen, hardvochtig2) gierig, zuinig -
9 coupé
coupe [koep]〈v.〉1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap♦voorbeelden:3 coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapselune coupe et un shampooing • wassen en knippenétoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippenfaire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekstcoupe à blanc • kaalslagêtre, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijnm -
10 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
11 démolition
démolition [deemolliesjõ]〈v.〉1 sloop ⇒ sloping, afbraak1. f1) sloop, afbraak2) vernietiging, verwoesting2. démolitionsf pl -
12 écorner
écorner [eekornee]〈 werkwoord〉1 een hoek afslaan van ⇒ een hoek afbreken van, de hoeken beschadigen van♦voorbeelden:v3) ezelsoren maken (in) [boek]4) aanspreken [middelen] -
13 interrompre
interrompre [ẽterrõpr]1 onderbreken ⇒ af-, verbreken, storen♦voorbeelden:1 interrompre le travail • stoppen met het werk, pauzeren3 onder-, afge-, verbroken worden♦voorbeelden:v1) onderbreken, afbreken -
14 suppression
suppression [suupresjõ]〈v.〉1 afschaffing ⇒ opheffing, intrekking2 weglating ⇒ (het) weghalen, (het) schrappen♦voorbeelden:f1) afschaffing, opheffing2) weglating, (het) schrappen3) verwijdering4) moord -
15 terre
terre [ter]〈v.〉1 aarde ⇒ aardbol, wereld2 aarde ⇒ vast aardoppervlak, vasteland, wal, vaste grond3 grond ⇒ land, bodem, veld, akker, platteland4 grond ⇒ grondbezit, landgoed, landerij5 land ⇒ landstreek, gebied6 aarde ⇒ klei, aardverf♦voorbeelden:2 terre ferme • vaste grond, vaste walaller, descendre à terre • aan wal gaancourir à terre • koers zetten naar het landenvoyer qn. à terre • iemand vloerenpénétrer dans les terres • landinwaarts gaantoucher terre • grond voelentransports par terre • vervoer over landsur terre et sur mer • te land en te zee〈 scheepvaart〉 terre! • land in zicht!chemin de terre • onverharde wegretour à la terre • terugkeer naar het plattelandsol en terre battue • lemen vloerpolitique de la terre brûlée • tactiek van de verschroeide aardeterres incultes • woeste grond, niet in cultuur gebrachte grondterre meuble • rulle, losse grondterre végétale • humus, bladaardeterres vierges • onontgonnen landmettre qn. plus bas que terre • iemand afbreken, de grond in borende pleine terre • van de koude grondmettre, porter qn. en terre • iemand begravenen pleine terre • in de volle grondse répandre par terre • over de vloer, grond stromen 〈 bloed, wijn enz.〉; zich over de vloer, grond verspreiden 〈 inhoud van doos, lade enz.〉s'asseoir par terre • op de grond gaan zittenramasser par terre • van de grond oprapensous terre, sous la terre • onder de grondvouloir rentrer sous terre • wel in de grond kunnen zinken (van schaamte)terre natale • geboortelandla terre promise • het beloofde landen terre étrangère • in den vreemdeterre glaise • leem, pottenbakkersaardeterre d'ombre • omberterre à potier • pottenbakkerskleiterre de Sienne • terrasienaterre cuite • terracottaterre réfractaire • vuurvaste klei1. f1) grond, aarde2) streek, gebied3) land4) wereld2. terresf plgrondbezit, landerijen3. interj -
16 couper une communication téléphonique
couper une communication téléphoniqueDictionnaire français-néerlandais > couper une communication téléphonique
-
17 débiner
-
18 démanteler
-
19 esquinter
-
20 mettre qn. plus bas que terre
mettre qn. plus bas que terreiemand afbreken, de grond in borenDictionnaire français-néerlandais > mettre qn. plus bas que terre
- 1
- 2
См. также в других словарях:
afbreken — Hamburg • abbrechen, abnehmen, abnehmender Mond … Plattdeutsch-Hochdeutsch
afbreken — broko … Woordenlijst Sranan
Brekendorf — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Unglück — 1. Allein vnglück vnd armut ist vor den Neidhard gut. – Gruter, III, 4; Lehmann, II, 33, 21; Simrock, 7478. 2. Alles Vnglück fahet sich in Gottes namen an (in nomine Domini). – Gruter, III, 4; Henisch, 1697, 30; Petri, II, 8; Blum, 2; Eiselein,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wagenrunge — *1. Denne kast n Waogenrung im Hinnersten afbrêken. (Pommern.) So derb, drall, stämmig ist er. *2. Hä lätt sich iehr ne êken Wa nrung in n Oars enttweibriäken, iehr r n Groschen gevt. – Schlingmann, 532 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon