-
1 болезненный
ziekelijk ; pijnlijk -
2 bulimia nervosa
ziekelijk verhoogde eetlust (geestelijke afwijking, m.n. bij jonge meisjes) -
3 sallow
adj. vaal(geel), ziekelijk geel, bleek--------n. wilg--------v. ziekelijk geel, vuilgeel, vaal; vaal worden (maken)sallow1[ sæloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wilg————————sallow2〈bijvoeglijk naamwoord; sallowness〉1 vaal(geel) ⇒ (ziekelijk geel)bleek, grauw(bruin)————————sallow3〈 werkwoord〉1 vergelen ⇒ grauw(bruin) (doen) worden, vaal/bleek (doen) worden♦voorbeelden: -
4 valetudinarian
adj. ziekelijk--------n. ziekelijkheid; (ingebeelde) zieke, sukkelaar; gehandicapte[ vælitjoe:dinneəriən] -
5 chétif
chétif [sĵeetief]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:1 enfant chétif • ziekelijk kind, bleekneusjeun chétif • zielepoot= chétive; adj1) zwak, ziekelijk2) karig, armzalig3) onbeduidend -
6 pathologique
pathologique [paatollozĵiek]3 abnormaal ⇒ afwijkend, ziekelijkadj1) pathologisch, ziektekundig2) pathologisch, ziekelijk3) abnormaal, afwijkend -
7 ailing
adj. pijnlijk; in de zorgen, in problemen; ziekelijk[ eeling]♦voorbeelden: -
8 green
adj. groen; onrijp; ziekelijk; beginnend--------n. groen (kleur); golfterrein; grasveld; brink; baangreen1[ grie:n]1 grasveld ⇒ brink, dorpsplein1 groen♦voorbeelden:————————green2〈 greenness〉1 groen2 groen ⇒ met gras/loof begroeid♦voorbeelden:green vegetables • bladgroenten4 green apples • groene/zure appelsgreen herring • groene/ongezouten haring¶ green beans • sperziebonen, prinsessenbonengreen card • groene kaart 〈 internationaal motorrijtuigenverzekeringsdocument〉; 〈 Amerikaans-Engels〉 permanente verblijfsvergunninghave green fingers/a green thumb • groene vingers hebben, talent hebben voor plantenverzorgingbe green about the gills • er ziek uitzien, wit om de neus zijngive someone the green light • iemand het groene licht gevengreen peas • doperwtengreen plover • kievietgreen power • macht van het geldII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden: -
9 morbid
-
10 pathological
adj. pathologisch, ziekelijk[ pæθəlodzjikl]♦voorbeelden:pathological processes • ziekteverschijnselen -
11 sick
adj. ziek; ziekelijk; misselijk; overgevend; ziek (i. betekenis van "er genoeg van hebbend"); verlangend; besmet (oogst)--------n. zieken (+the)sick1————————sick2♦voorbeelden:a sick mind • een ziekelijke geestII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 wee ⇒ onpasselijk/misselijk makend♦voorbeelden:♦voorbeelden:〈 voornamelijk Brits-Engels〉 be sick • overgeven, brakenturn sick • misselijk worden/makenbe worried sick • doodongerust zijnyou make me sick! • je doet me walgen!I am sick at heart • ik ben diepbedroefdI am sick of the sight of it • ik word misselijk als ik het zie¶ sick to death of someone/something • iemand/iets spuugzat zijnsick with envy • groen van nijd -
12 sickly
adj. ziekelijk, ongezond, bleek, wee, walgelijk[ siklie] 〈 sickliness〉 -
13 weakly
-
14 maladif
maladif [maalaadief]♦voorbeelden:= maladive; adjziekelijk, ongezond -
15 malsain
malsain [maalsẽ]2 schadelijk ⇒ gevaarlijk, verderfelijk♦voorbeelden:adj1) ongezond, ziekelijk2) gevaarlijk, schadelijk -
16 rabougri
rabougri [raaboegrie]1 verschrompeld ⇒ klein, niet uitgegroeid♦voorbeelden:adj1) verschrompeld, niet uitgegroeid -
17 hypertrophié
hypertrophié [iepertrofjee] -
18 квёлый
zwak, ziekelijk -
19 болезненный
adjgener. abnormaal, smartelijk, ziekelijk, nijpend, ongezond, pijnlijk, sukkelachtig, zwakkelijk -
20 ненормальный
adjgener. abnormaal, ziekelijk
Страницы
См. также в других словарях:
ziekelijk — malengri … Woordenlijst Sranan