-
21 sight
n. gezicht; blik; bezienswaardigheid; vizier; zicht; gezichtsveld; gezichtspunt--------v. in zicht/in het vizier krijgen; waarnemen, ziensight1[ sajt]1 (aan)blik ⇒ (uit)zicht, schouwspel, bezienswaardigheid5 mening♦voorbeelden:I cannot stand/bear the sight of him • ik kan hem niet luchten of zienkeep sight of • in het oog houden〈informeel; ironisch〉 what a sight you look/are! • wat zie je eruit!see the sights • de bezienswaardigheden bezoeken¶ raise/lower one's sights • meer/minder verwachtenyou are a sight for the gods/for sore eyes • je bent door de hemel gezonden2 gezicht ⇒ het zien, het gezien worden♦voorbeelden:2 〈 geldwezen〉 ten days after sight • (betaalbaar) tien dagen na zicht 〈 met betrekking tot wissels〉at the sight of • bij het zien vanat first sight • op het eerste gezichtplay music at sight • van het blad spelenat/on sight • op zichtknow someone by sight • iemand van gezicht kennenshoot on sight • schieten zonder waarschuwinggo out of sight • uit het gezicht verdwijnenkeep someone in sight • iemand in het oog houdenkeep in sight of • binnen het gezichtsveld blijven van〈 spreekwoord〉 out of sight, out of mind • uit het oog, uit het hartwe are (with)in sight of the end • het einde is in zichtout of my sight! • uit mijn ogen!stay/keep out of sight • blijf uit het gezicht¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 out of sight! • fantastisch!, te gek!second sight • helderziendheid————————sight2〈 werkwoord〉 -
22 smart
adj. vinnig; f; bijdehand; handig; chic, keurig; pienter; knap--------n. sterke pijn--------v. pijn, pijn doen, pijn lijden; schrijnensmart1[ sma:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————smart2〈bijvoeglijk naamwoord; smartness〉2 bijdehand ⇒ slim, gevat3 sluw♦voorbeelden:smart talker • vlotte prater4 how smart you look! • wat zie je er mooi uit!don't (you) get smart (with me)! • niet te slim/brutaal worden, hè!look smart! • schiet op!————————smart3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:smart over/under an insult • zich gekwetst voelen door een belediging -
23 take
n. vangst; ontvangst, recette (van schouwburg); opname (v. film)--------v. nemen; pakken; brengen; begrijpen, snappentake1[ teek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vangst————————take21 pakken ⇒ aanslaan, wortel schieten2 effect sorteren ⇒ inslaan, slagen4 worden♦voorbeelden:4 he took cold/ill • hij werd verkouden/ziekI took against him at first sight • ik vond hem al direct niet aardig→ take away take away/, take off take off/, take on take on/, take over take over/, take to take to/, take up take up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nemen ⇒ grijpen, (beet)pakken4 nemen ⇒ zich verschaffen, gebruiken5 vergen ⇒ vereisen, in beslag nemen8 krijgen ⇒ vatten, voelen9 opnemen ⇒ noteren, meten11 aanvaarden ⇒ accepteren, incasseren♦voorbeelden:he took me unawares • hij verraste mijtake a degree • een graad/titel behalenthis seat is taken • deze stoel is bezetdo you take sugar in your tea? • gebruikt u suiker in de thee?we take the Times • we zijn geabonneerd op de Timesthe man took her by force • de man nam haar met geweldtake five/ten • even pauzeren/rustenhave what it takes • aan de eisen voldoentake about • rondleidentake someone around • iemand rondleidentake someone aside • iemand apart nemenit took her mind off things • het bezorgde haar wat afleidingtake five from twelve • trek vijf van twaalf aftake fire • vlamvattentake it into one's head • het in zijn hoofd krijgentake it easy! • kalm aan!, maak je niet druk!take for granted • als vanzelfsprekend aannementake as read • voor gelezen houdenI take it that he'll be back soon • ik neem aan dat hij gauw terugkomthow am I to take that? • hoe moet ik dat opvatten?take it badly • het zich erg aantrekkentake it well • iets goed opvattenwhat do you take me for? • waar zie je me voor aan?take sides • partij kiezenyou may take it from me • je kunt van mij aannemenI can take it • ik kan het wel hebbenyou (can) take it from there • daar neem jij het wel (weer) over, verder kun je het wel alleen aantake a decision • een besluit nementake an exam • een examen afleggentake notes • aantekeningen makentake a trip • een reisje makenshe took a long time over it • zij deed er lang overtake it or leave it • graag of nietshe took it lying down • zij verzette zich niettake aback • verrassen, van zijn stuk brengen, overdonderenshe was rather taken by/with it • zij was er nogal mee in haar schiktake it (up)on oneself • het op zich nemen, het wagen, zich aanmatigen -
24 under
prep. beneden, onderunder1[ undə] 〈 bijwoord〉1 (er/hier/daar)onder ⇒ (naar) beneden, omlaag 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:1 when does the sun go under? • wanneer gaat de zon onder?see under for details • voor nadere toelichting zie onderaangroups of nine and under • groepen van negen en minderhe is down under • hij is beneden3 the drug put her under for the evening • door het verdovingsmiddel raakte zij buiten bewustzijn die avond→ down down/————————under2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:under the cliffs • aan de voet van de klippenmy father served under Montgomery • mijn vader diende onder Montgomeryhe wrote under another name • hij schreef onder een andere naamhe spoke to her under the pretext of asking the way • hij sprak haar aan onder het mom de weg te vragenbe under full sail • met volle zeilen varenborn under a lucky star • onder een goed gesternte geborenplace under the sun • plekje onder de zonI am under contract to stay • ik ben contractueel verplicht om te blijventhe issue under discussion • het probleem dat ter discussie staatunder fire • onder vuurplaced under guard • onder bewaking gesteldunder the law • volgens/krachtens de wetunder penalty of death • op straffe des doodsit's under repair • het wordt gerepareerdcollapse under the strain • het onder de spanning begevenjust under a mile • net iets minder dan een mijlchildren under six • kinderen beneden de zes jaar -
25 Sod's Law
Sod's Law〈Brits-Engels; informeel; schertsend〉1 de wet van ‘Sod’ 〈 als er iets fout kán gaan, gaat dat ook fout; zie ook Murphy's Law〉♦voorbeelden:1 oh God, Sod's Law again! • verdorie, alles wat maar kan, zit weer tegen! -
26 almost
adv. bijna, haast[ o:lmoost]1 bijna ⇒ praktisch, haast♦voorbeelden:I almost never see her • ik zie haar zelden of nooit -
27 fright
n. angst, verschrikking, schrik; "ellende"; schrikbarend beeld; afschrikkend beeld[ frajt]1 angst ⇒ vrees, schrik2 〈 informeel〉iets/iemand om bang van te worden♦voorbeelden:give a fright • de schrik op 't lijf jagenhe took fright at the sight of the officer • de schrik sloeg hem om 't hart toen hij de politieagent zag -
28 greasy
adj. vettig, vet, glibberig♦voorbeelden: -
29 mellow
adj. zoet, zacht, rijp (fruit); vol, aangenaam (geluid of stem); hartelijk; aardig; onder de invloed zijnde (van drank of drugs)--------v. aardiger worden, soepeler worden; rijpenmellow1[ melloo] 〈bijvoeglijk naamwoord; mellowness〉3 gerijpt ⇒ zacht(moedig), mild♦voorbeelden:————————mellow2〈 werkwoord〉2 aardiger/minder streng (doen) worden -
30 nauseate
v. misselijk maken[ no:zie▪eet, -sie-]♦voorbeelden:he was nauseated at the sight of it • het vervulde hem met afschuw -
31 par
n. gelijke status of gelijk niveau; pari(koers)(:handel); standaard score voor elk gat op een golfterrein (Golf)par1[ pa:] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 gemiddelde/normale toestand4 〈 golf〉 par 〈maximum aantal slagen dat een goede speler onder normale omstandigheden nodig heeft om bal in hole te krijgen〉♦voorbeelden:1 be on/to a par (with) • gelijk zijn (aan), op één lijn staan (met)put (up)on a par • gelijkstellen, op één lijn stellenthe par value of these bonds is £100 • de nominale waarde van deze aandelen is honderd pondabove par • boven pari, boven de nominale waarde, met winstat par • op paribelow par • onder pari¶ par for the course • de gebruikelijke procedure, wat je kunt verwachten————————par2〈werkwoord; parred〉 -
32 queasy
-
33 realize
v. begrijpen; konkretiseren; realiserenrealize, realise[ riəlajz]1 beseffen ⇒ zich bewust zijn/worden, zich realiseren2 realiseren ⇒ verwezenlijken, uitvoeren3 realiseren ⇒ verkopen, te gelde maken♦voorbeelden:1 don't you realize that …? • zie je niet in dat …? -
34 should
v. verleden tijd van het hulpwerkwoord "zullen3 〈gebod; ook plechtige belofte, dreiging, plan, intentie enz. in verleden context〉 zou(den) ⇒ zou(den) moeten, moest(en)8 〈in bijzin afhankelijk van een uitdrukking die wil of wens uitdrukt; vaak onvertaald; voornamelijk Brits-Engels〉 zou(den) ⇒ moeten9 〈in bijzin afhankelijk van een uitdrukking die een opinie weergeeft; blijft onvertaald; voornamelijk Brits-Engels〉♦voorbeelden:1 should the dead return, they would be amazed • als de doden zouden terugkeren, zouden zij versteld staanshould I ever see him again, he will rue the day • als ik hem ooit weer zie zal hij die dag vervloekenwhy should I listen to him? • waarom zou ik naar hem luisteren?he promised that she should have a holiday • hij beloofde dat zij vakantie zou krijgen5 if Sheila came, I should come too • als Sheila kwam, dan kwam ik ook/dan zou ik ook komenshe should have returned by now • ze zou nu al terug moeten zijn7 I should like to mention that • ik zou willen opmerken dat …yes, I should love to • ja, dat zou ik echt graag doenI should say that … • ik zou zeggen dat …〈Brits-Engels; ironisch〉 whether you can come? I should think so! • of jij ook kunt komen? dat zou ik denken! -
35 sleazy
-
36 turn over
omdraaien, omslaan (blad), doorbladeren; kantelen; overschakelen (op); omgooien; overdragen, uitleveren, overleveren, overdoen; een omzet hebben vanturn over1 zich omkeren/omdraaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omkeren ⇒ omdraaien, op zijn kop zetten♦voorbeelden:5 the burglar was turned over to the police • de inbreker werd aan de politie overgeleverd/overgedragen -
37 uneasy
adj. ongemakkelijk; bezorgd[ unnie:zie] 〈 uneasily〉2 bezorgd♦voorbeelden:be uneasy with • zich niet op zijn gemak voelen met -
38 zeal
n. vuur; ijver; enthousiasme[ zie:l]♦voorbeelden:1 show zeal for something • voor iets ijveren/enthousiast zijn
- 1
- 2