-
41 wire wound resistor
draadweerstand -
42 Y-wound
stergewikeld -
43 wind
n. wind; storm; ademhaling; blaasinstrument; wind (laten); tip; praat zonder inhoud; neiging--------n. wind; windstreek; tocht; lucht, reuk; adem; de blaasinstrumenten; de blazers; doelloos gepraat, gezwets--------v. omdraaien; kronkelen; verkrommen; omwikkelen, omwinden; binden; omgewikkeld worden; van richting veranderen--------v. uit laten luchten; in een blaasinstrument blazen; ruikend zoeken; moeilijk ademen; verademenwind1[ wajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag ⇒ (om)wenteling, draai————————wind21 wind ⇒ luchtstroom, tocht; rukwind♦voorbeelden:fair wind • gunstige windfling/throw something to the winds • iets in de wind slaan/veronachtzamen(sail) close to the/near the wind 〈 scheepvaart〉 • scherp (bij de wind) (zeilen); 〈 figuurlijk〉de grens van het oirbare/toelaatbare (raken)there's something in the wind • er is iets gaande/aan de hand♦voorbeelden:〈 informeel〉 get/have the wind up • hem knijpen, in de rats zittenget one's second wind • er weer tegenaan kunnen♦voorbeelden:¶ to the (four) winds • in het rond, alle kanten op————————wind3♦voorbeelden:————————wind4♦voorbeelden:1 winden ⇒ spoelen, draaien♦voorbeelden:1 zich slingerend banen ⇒ door/indringen2 winden ⇒ wikkelen, (op)rollen♦voorbeelden:wind back • terugspoelenwind in • binnen/inhalen 〈 van vis(lijn)〉————————wind5 -
44 bind
v. binden; verplichten; zich houden aanbind1[ bajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 binding ⇒ band, gebondenheid♦voorbeelden:————————bind21 (aaneen)plakken ⇒ zich (ver)binden, vast/hard/dik worden♦voorbeelden:heat causes clay to bind • door de hitte wordt klei hardII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)binden ⇒ bijeenbinden, boeien2 bedwingen ⇒ aan banden leggen, hinderen3 verplichten ⇒ verbinden, dwingen4 verbinden ⇒ omwinden, omwikkelen6 binden ⇒ dik/hard/vast(er) maken♦voorbeelden:2 be snow-bound • vastzitten in/door de sneeuwshe felt bound down by the regulations • ze voelde zich aan banden gelegd door de bepalingen3 she's bound to come • ze moet (wel)/is verplicht te komen, ze zal zeker komenbind someone to secrecy • iemand tot geheimhouding verplichtenhe's bound up in his job • hij gaat helemaal op in zijn werk→ bind over bind over/ -
45 dab
n. aanraking; klop, lichte slag; een klein beetje; weinig; "specialist"; een soort vis--------v. licht kloppen, licht aanraken; licht inwrijvendab1[ dæb] 〈meervoud: in betekenis I 0.4 ook dab〉2 lik(je) ⇒ kwast(je), hoopje♦voorbeelden:2 a dab of paint/butter • een likje verf/boter————————dab2〈 dabbed〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 dab on • (zachtjes) aan/opbrengen -
46 gape
-
47 grievous
adj. erg, zwaar, verdrietig[ grie:vəs] 〈 grievousness〉1 erg ⇒ zwaar, ernstig♦voorbeelden:a grievous wound • een ernstige wond -
48 gunshot
-
49 itch
n. jeuk; verlangen--------v. jeuken; jeuk hebben; graag willenitch1[ itsj] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:he has an itch to go abroad • hij wil dolgraag naar het buitenland————————itch2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
50 jagged
-
51 purulent
-
52 stitch
n. steek in de zij; steek; hechting--------v. stikken, naaienstitch1[ stitsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 steek♦voorbeelden:not have a stitch on • spiernaakt zijn¶ in stitches • ziek/slap van het lachen————————stitch2〈 werkwoord〉1 stikken ⇒ (vast/dicht)naaien2 borduren3 nieten♦voorbeelden:1 stitch on a pocket • een zak opzetten/stikkenstitch up a wound • een wond hechten -
53 stream
n. stroom; beek--------v. stromen; wapperen, fladderenstream1[ strie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stroom(pje) ⇒ water, beek♦voorbeelden:3 go with/against the stream • met de stroom mee/tegen de stroom in gaan————————stream22 wapperen ⇒ waaien, fladderen♦voorbeelden:his face was streaming with sweat • het zweet liep hem langs het gezichtII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
54 superficial
adj. oppervlakkig[ soe:pəfisja]1 oppervlakkig ⇒ oppervlakte-, niet diepgaand, vluchtig♦voorbeelden:superficial wound • ondiepe wond -
55 susceptibility
-
56 vital
adj. energiek, levendig, vitaal[ vajtl]1 essentieel ⇒ van wezenlijk belang, onmisbaar♦voorbeelden:of vital importance • van vitaal belanga vital question • een vitale kwestieII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:vital parts • vitale delen -
57 weep
n. huilbui--------v. huilen; een traantje laten; druipen, tranen; lekken; stromen; rouwen; treurenweep1[ wie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 huilbui♦voorbeelden:————————weep2♦voorbeelden:1 weep for/with joy • van vreugde schreien/huilenweep for/with pain • huilen van de pijnno one will weep over his resignation • niemand zal een traan laten om zijn vertrekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betreuren ⇒ rouwen om, bewenen♦voorbeelden: -
58 wind up
opwinden; eindigen, concluderen; zich laten opwinden[ wajnd up]♦voorbeelden:you'll wind up with an ulcer • jij loopt nog eens een maagzweer op1 besluiten ⇒ beëindigen, afronden♦voorbeelden:1 wind up a conversation/project • een gesprek/project beëindigen2 omhoogdraaien ⇒ ophalen/hijsen♦voorbeelden:3 be/get wound up • opgewonden zijn/raken
См. также в других словарях:
wound — n Wound, trauma, traumatism, lesion, bruise, contusion are comparable when they mean an injury to one of the organs or parts of the body. Wound generally denotes an injury that is inflicted by a hard or sharp instrument (as a knife, a bullet, or… … New Dictionary of Synonyms
Wound — Wound, v. t. [imp. & p. p. {Wounded}; p. pr. & vb. n. {Wounding}.] [AS. wundian. [root]140. See {Wound}, n.] [1913 Webster] 1. To hurt by violence; to produce a breach, or separation of parts, in, as by a cut, stab, blow, or the like. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
wound — wound1 [wo͞ond] n. [ME wunde < OE wund, akin to Ger wunde < IE * wen , var. of base * wā , to hit, wound > WEN1] 1. an injury to the body in which the skin or other tissue is broken, cut, pierced, torn, etc. 2. an injury to a plant… … English World dictionary
Wound — (?; 277), n. [OE. wounde, wunde, AS. wund; akin to OFries. wunde, OS. wunda, D. wonde, OHG. wunta, G. wunde, Icel. und, and to AS., OS., & G. wund sore, wounded, OHG. wunt, Goth. wunds, and perhaps also to Goth. winnan to suffer, E. win.… … The Collaborative International Dictionary of English
wound — [n] injury anguish, bruise, cut, damage, distress, gash, grief, harm, heartbreak, hurt, insult, laceration, lesion, pain, pang, shock, slash, torment, torture, trauma; concept 309 wound [v1] cause bodily damage bruise, carve, clip*, contuse, cut … New thesaurus
wound´ed|ly — wound|ed «WOON dihd», adjective, noun. –adj. 1. suffering from a wound or wounds: »Kay near him groaning like a wounded bull (Tennyson). 2. Figurative. deeply pained or grieved: »The quiet of my wounded conscience (Shakespeare). –n. the wounded,… … Useful english dictionary
wound|ed — «WOON dihd», adjective, noun. –adj. 1. suffering from a wound or wounds: »Kay near him groaning like a wounded bull (Tennyson). 2. Figurative. deeply pained or grieved: »The quiet of my wounded conscience (Shakespeare). –n. the wounded, those who … Useful english dictionary
wound´i ly — wound|y «WOON dee», adjective. Especially British Dialect. very great; extreme; excessive. ╂[< (God s) wound(s), an oath, swounds + y1] –wound´i ly, adverb … Useful english dictionary
wound|y — «WOON dee», adjective. Especially British Dialect. very great; extreme; excessive. ╂[< (God s) wound(s), an oath, swounds + y1] –wound´i ly, adverb … Useful english dictionary
Wound — Wound, imp. & p. p. of {Wind} to twist, and {Wind} to sound by blowing. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
wound up — [ˌwaund ˈʌp] adj [not before noun] anxious, worried, or excited ▪ I was too wound up to sleep … Dictionary of contemporary English