-
1 shot through
uitwerpen -
2 to kick out
uitwerpen -
3 (set) a sprat to catch a herring/mackerel/whale
(set) a sprat to catch a herring/mackerel/whaleEnglish-Dutch dictionary > (set) a sprat to catch a herring/mackerel/whale
-
4 anchor
n. anker; omroeper van uitzending; schuilplaats; veilige plaats--------v. ankeren; verankerenanchor1[ ængkə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 anker2 steun ⇒ toeverlaat, toevlucht♦voorbeelden:1 cast/drop the anchor • het anker (uit)werpen/vieren/neerlatencome to anchor • voor anker komen/gaanlie/be/ride at anchor • voor/ten anker liggenweigh anchor • het anker lichtenat anchor • voor anker————————anchor2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 cast
n. een groep acteurs (die deelnemen in een toneelstuk of musical); gips; scheel kijken--------v. gooien, werpen; vastzetten; nonsens vertellencast1[ ka:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 iets wat geworpen wordt ⇒ lijn 〈 met kunstvlieg als aas〉; braakbal; afgeworpen huid3 gietvorm ⇒ model; afdruk5 neiging ⇒ hang, zweem(pje)♦voorbeelden:————————cast2♦voorbeelden:→ cast about cast about/, cast around cast around/1 (be/uit)rekenen ⇒ (be)cijferen, calculeren; optellen; trekken 〈 horoscoop〉♦voorbeelden:1 〈 benaming voor〉 werpen ⇒ (van zich) afwerpen; weggooien, uitgooien; laten vallen; afwerpen 〈 huid van dier〉; verliezen 〈 hoefijzer〉; neerkwakken; (ontijdig) bevallen van♦voorbeelden:cast ashore • op de kust/het strand werpena man cast in the right mold • iemand uit het goede hout gesneden -
6 discharge
n. (het) lossen; uitlaat; vrijlating; schuld afbetalen; schot--------v. vracht lossen; uitwerpen, uitscheiden; bevrijden; verwijderen; sturen, wegsturen; schietendischarge1[ distsja:dzj]1 bewijs van kwijting/ontslag1 lossing ⇒ ontlading, het uitladen4 kwijting ⇒ aflossing, vervulling♦voorbeelden:a purulent discharge • een etterige afscheidingthe discharge of one's duties • het vervullen van zijn plicht————————discharge2[ distsja:dzj]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontladen ⇒ uitladen, lossen2 afvuren ⇒ afschieten, lossen4 wegsturen ⇒ ontslaan, ontheffen van; 〈 leger〉 pasporteren; 〈 juridisch〉 vrijspreken, in vrijheid stellen5 uitstorten ⇒ uitstoten, afgeven6 vervullen ⇒ voldoen, zich kwijten van♦voorbeelden:discharge the jury • de jury van zijn plichten ontslaandischarge a patient • een patiënt ontslaandischarge a sailor • een zeeman afmonsterendischarge someone from service • iemand uit de dienst ontslaandischarge oaths/screams • vloeken/kreten uitstotendischarge one's debts • zijn schulden voldoendischarge one's duties • zijn taak vervullen -
7 eject
v. uitgooien, uitzetten[ idzjekt]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitgooien ⇒ uitzetten, uitstoten♦voorbeelden:1 the bouncers ejected the rowdies from the disco • de uitsmijters gooiden de herrieschoppers uit de discotheek -
8 emit
-
9 extrude
-
10 jet
n. straal(buis), gaspit; straalvliegtuig--------v. uitspuiten, spuiten; per straalvliegtuig gaan of vervoeren, stromenjet1[ dzjet]1 git————————jet2〈 jetted〉♦voorbeelden:1 spuiten ⇒ uitspuiten, uitwerpen♦voorbeelden:jet out • eruit spuiten -
11 reject
v. afkeuren, van de hand wijzenreject1[ rie:dzjekt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————reject21 verwerpen ⇒ afwijzen, weigeren -
12 shoot out
uitschieten; uitwerpen, (er) uitgooien; uitsteken (rotsen)shoot out♦voorbeelden: -
13 sprat
n. sprot (soort vis)[ spræt]1 sprot♦voorbeelden:¶ (set) a sprat to catch a herring/mackerel/whale • een spiering (uitwerpen) om een kabeljauw te vangen -
14 throw a sprat to catch a mackerel
een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangenEnglish-Dutch dictionary > throw a sprat to catch a mackerel
-
15 to eject
uitdrukkenuitduwenuitstotenuitwerpenverwijderen -
16 to knock out
uitstotenuitwerpen
См. также в других словарях:
Grundel — 1. Der eine fängt die Grundel, der andere kocht sie. Auch russisch Altmann V, 131. 2. Eine Grundel ist besser auf dem Tisch als in dem Wag (Wasser, Weiher) ein grosser Fisch. – Eiselein, 260; Simrock, 4071. Frz.: Chute d ardoise pèse plus au… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schellfisch — 1. Einen Schellfisch auswerfen, um einen Kabeljau zu fangen. In dem Sinne: Die Wurst nach der Speckseite werfen. Holl.: Een aal (schelvisch, spiering) uitwerpen, om een kabeljaauw te vangen. ( Harrebomée, II, 246a.) *2. Er wirft einen Schellfisch … Deutsches Sprichwörter-Lexikon