-
1 anchor
n. anker; omroeper van uitzending; schuilplaats; veilige plaats--------v. ankeren; verankerenanchor1[ ængkə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 anker2 steun ⇒ toeverlaat, toevlucht♦voorbeelden:1 cast/drop the anchor • het anker (uit)werpen/vieren/neerlatencome to anchor • voor anker komen/gaanlie/be/ride at anchor • voor/ten anker liggenweigh anchor • het anker lichtenat anchor • voor anker————————anchor2II 〈 overgankelijk werkwoord〉
См. также в других словарях:
Liste des familles patriciennes des Pays-Bas — Liste des familles reprises dans le Nederland s Patriciaat[1]. Sommaire : Haut A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z … Wikipédia en Français