Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Все языки
Африкаанс
Нидерландский

straal

Толкование Перевод

1 ray

straal

English-Dutch technical dictionary > ray
2 stream

straal

English-Dutch technical dictionary > stream
3 jet branch

straal (van brandweer)

English-Dutch dictionary > jet branch
4 radius

n. radius, straal; cirkel

radius

[ reediəs] 〈meervoud: ook radii〉

1 straal ⇒ radius, halve middellijn 〈 van cirkel〉

2 spaak

♦voorbeelden:

1 the aeroplane has a large radius of action • het vliegtuig heeft een grote actieradius

within a radius of four miles • binnen een straal van vier mijl

English-Dutch dictionary > radius
5 beam

n. lichtstraal; radiogolfl; brede lach; horizontale balk gebruikt in de bouw; evenwichtsbalk, houten balk gebruikt in de gymnastiek waarop oefeningen gedaan worden; volle breedte van een boot
--------
v. stralen (van blijdschap); stralen; uitstralen

beam¹

[ bie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 balk

2 boom ⇒ disselboom; ketting/weversboom; ploegboom

3 ankerschacht

4 waagbalk

5 grootste breedte van schip

6 zijde van schip

7 straal ⇒ stralenbundel

8 geleide straal ⇒ bakenstraal

9 stralende blik/glimlach

♦voorbeelden:

¶ not see the beam in one's eye • de balk in eigen ogen niet zien

     be off (the) beam • 〈 informeel〉ernaast zitten, het fout hebben

     be on the beam • 〈 informeel〉op het goede spoor zitten, het juist hebben

→ broad broad/

————————

beam²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 stralen ⇒ schijnen

♦voorbeelden:

1   beam on one's friend • zijn vriend stralend aankijken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 uitstralen

2 in één richting uitzenden 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ richten

♦voorbeelden:

1   beam a cheerful welcome • met stralend gezicht verwelkomen

2   beam to • uitzenden naar

English-Dutch dictionary > beam
6 gleam

n. licht-straal; bering, schittering
--------
v. schijnen, glanzen, schitteren

gleam¹

[ glie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (zwak) schijnsel ⇒ glans, schittering, straal(tje) 〈 ook figuurlijk〉

♦voorbeelden:

1 not a gleam of hope • geen sprankje hoop

————————

gleam²

〈 werkwoord〉

1 (zwak) schijnen ⇒ glanzen, schitteren

English-Dutch dictionary > gleam
7 jet

n. straal(buis), gaspit; straalvliegtuig
--------
v. uitspuiten, spuiten; per straalvliegtuig gaan of vervoeren, stromen

jet¹

[ dzjet]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 straal 〈van water enz.〉

2 (gas)vlam ⇒ pit

3 〈 informeel〉 jet ⇒ straalvliegtuig; straalmotor

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 git

————————

jet²

〈 jetted〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vooruitschieten

2 〈 informeel〉 per jet reizen

♦voorbeelden:

1   jet out • vooruitspringen

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 spuiten ⇒ uitspuiten, uitwerpen

♦voorbeelden:

1   jet (out) flames • vlammen werpen

     jet out • eruit spuiten

English-Dutch dictionary > jet
8 spout

n. spuit,pijp, tuig, (dak)goot; dampstraal (v. walvis); straal (v. bloed)
--------
v. spuiten, gutsen; declameren; uitvoerig spreken, oreren, spuiten, opspuiten

spout¹

[ spaut] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 pijp ⇒ buis

2 tuit

3 stortkoker

4 straal ⇒ opspuitende vloeistof/zand 〈e.d.〉

♦voorbeelden:

¶ up the spout • naar de knoppen, verknald 〈 bijvoorbeeld geld, leven〉; totaal verkeerd 〈 bijvoorbeeld cijfers〉; hopeloos in de knoei, reddeloos verloren 〈 van persoon〉; 〈 slang〉 zwanger

————————

spout²

〈 werkwoord〉

1 spuiten ⇒ met kracht uitstoten

2 〈 informeel〉 oreren ⇒ galmen, spuien

♦voorbeelden:

1   the water spouted from the broken pipe • het water spoot uit de gebarsten leiding

2   spout rubbish • onzin uitkramen

     she was always spouting German verses • ze liep altijd Duitse verzen te galmen

English-Dutch dictionary > spout
9 spray

n. takje; verstuiver, spuitbuis; straal, wolk (verstoven vloeistof)
--------
v. besproeien, bespuiten, (een vloeistof) verstuiven

spray¹

[ spree]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 takje 〈 ook als corsage〉 ⇒ twijg

2 verstuiver ⇒ spuitbus, vaporisator

3 straal ⇒ wolk 〈 verstoven vloeistof〉

4 spray

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 nevel ⇒ wolk van druppels

————————

spray²

〈 werkwoord〉

1 (be)sproeien ⇒ (be)spuiten, (een vloeistof) verstuiven; vaporiseren

English-Dutch dictionary > spray
10 spurt

n. gulp, plotselinge, krachtige straal; uitbarsting, vlaag; spurt
--------
v. spurten; alle krachten bijzetten; spuiten; spatten (v. pen), spuiten

spurt¹

[ spə:t], 〈 Brits-Engels spelling ook〉 spirt 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 uit/losbarsting ⇒ vlaag, opwelling

2 〈 sport〉 sprint(je) ⇒ spurt(je)

3 (krachtige) straal ⇒ stroom, vloed

4 piek ⇒ hoogtepunt

♦voorbeelden:

1   a spurt of anger • een uitbarsting van woede

     a spurt of flames • een plotselinge zee van vlammen

     by/in spurts • bij/met vlagen

2   put on a spurt • een sprintje trekken

3   a spurt of water • een krachtige waterstraal

4   the annual spurt in sales • de jaarlijkse piek in de verkoop

————————

spurt²

, 〈 Brits-Engels spelling ook〉 spirt

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 spurten ⇒ sprinten

2 spuiten ⇒ opspatten

♦voorbeelden:

2   the blood spurted out • het bloed gutste eruit

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 spuiten ⇒ doen stromen/vloeien

English-Dutch dictionary > spurt
11 squirt

n. spuit, spuitje, straal; praatjesmaker, branie (slang)
--------
v. spuiten; uitspuwen

squirt¹

[ skwə:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 straal 〈van vloeistof enz.〉

2 spuit(je) ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 waterpistool

3 〈 informeel〉 nul ⇒ stuk onbenul

4 〈 informeel〉 snotneus ⇒ snotaap

————————

squirt²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (krachtig) naar buiten spuiten

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (uit)spuiten ⇒ uitspuwen

English-Dutch dictionary > squirt
12 keratoid

adj. straal-, als straal

English-Dutch dictionary > keratoid
13 X-ray

X-straal; Röntgenstraal; Röntgenfoto nemen

X-ray, x-ray

1 doorlichten 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ röntgenen

2 bestralen

English-Dutch dictionary > X-ray
14 brush

n. borstel; kwast; staart v.e. vos; veld
--------
v. poetsen; borstelen; eraan voorbijgaan

brush¹

[ brusj]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 borstel ⇒ kwast, penseel 〈 van (kunst)schilder〉; brushes 〈 slagborstels voor snaartrommels〉

2 pluim(staart) ⇒ vossenstaart

3 (af)borsteling

4 streek ⇒ lichte aanraking, beroering; schaafplek

5 schermutseling ⇒ kort treffen

6 〈 elektriciteit〉 (kool)borstel ⇒ sleepcontact

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 tarred with the same brush • uit hetzelfde (slechte) hout gesneden

3   give one's clothes a brush • zijn kleren afborstelen

4   he felt the brush of her skirt against him • hij voelde de aanraking van haar rok

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 kreupelhout ⇒ onderhout

2 kreupelbos ⇒ met dicht struikgewas begroeid gebied

3 penseelvoering ⇒ touche

————————

brush²

〈 werkwoord〉

1 (af/op/uit)borstelen ⇒ (af/weg/uit)vegen; schuieren

2 strijken (langs/over) ⇒ rakelings gaan (langs)

♦voorbeelden:

1   brush one's trousers • zijn broek afschuieren

2   the cat's whiskers brushed my cheek • de snorharen van de kat streken langs mijn wang

     brush over • aan/bestrijken, dunnetjes overschilderen

     she just brushed past me when we met last • toen ik haar laatst tegenkwam, liep ze me straal voorbij

→ brush aside brush aside/, brush down brush down/, brush off brush off/, brush up brush up/

English-Dutch dictionary > brush
15 clean forgotten

clean forgotten

straal/glad vergeten

English-Dutch dictionary > clean forgotten
16 clean

adj. schoon; rein; zuiver
--------
adv. zuiver
--------
n. schoonmaak, reiniging
--------
v. schoonmaken; reinigen; zuiveren

clean¹

[ klie:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 schoonmaakbeurt

♦voorbeelden:

1   give the room a clean • de kamer een (goede) beurt geven

————————

clean²

〈bijvoeglijk naamwoord; cleanness〉

1 schoon ⇒ proper; helder; zuiver, rein, puur 〈 lucht〉; ongebruikt, nieuw 〈 vel papier〉

2 〈 benaming voor〉 welgevormd ⇒ sierlijk; glad, gestroomlijnd 〈 vliegtuig〉; regelmatig; duidelijk, helder 〈 stijl〉

3 compleet ⇒ finaal, helemaal

4 oprecht ⇒ eerlijk, sportief

5 onschuldig ⇒ netjes, fatsoenlijk, kuis

6 〈 slang〉 schoon ⇒ clean, eraf, 〈 in het bijzonder〉 geen drank/drugs gebruikend, droog; geen verboden wapens/drugs hebbend

♦voorbeelden:

1   give someone a clean bill of health • iemand kerngezond verklaren, iemand in orde verklaren 〈 ook figuurlijk〉; verklaren dat iemand er financieel goed voorstaat

3   a clean break • een radicale breuk

     make a clean sweep • schoon schip maken

     hit the ball cleanly • de bal vol raken

     catch a ball cleanly • een bal in een keer vangen

4   a clean fight • een eerlijk gevecht

     come clean • voor de draad komen, eerlijk bekennen

5   〈 informeel〉 a clean joke • een mopje voor onder de kerstboom

     a clean record • een blanco strafblad

     keep it clean • hou 't netjes

¶ 〈 geldwezen〉 clean bill/credit • niet-gedocumenteerd(e) wissel/krediet

     〈 handel〉 clean bill of lading • schoon cognossement

     make a clean breast of something • iets bekennen, ergens schoon schip mee maken

     keep one's nose clean • zich nergens mee bemoeien

     show a clean pair of heels • z'n hielen lichten, de benen nemen

     clean as a new pin/as a whistle • brandschoon, zo schoon als wat

     wipe the slate clean • met een schone lei beginnen

————————

clean³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 schoon(gemaakt) worden ⇒ zich laten reinigen

2 schoonmaken ⇒ reinigende kracht bezitten

♦voorbeelden:

1   tiles clean easily • tegels zijn makkelijk schoon te maken

→ clean up clean up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 schoonmaken ⇒ reinigen, zuiveren

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 clean one's plate • zijn bord leegeten

     have a coat cleaned • een jas laten stomen

     clean down • schoonborstelen, schoonwassen

→ clean out clean out/, clean up clean up/

————————

clean⁴

〈 bijwoord〉

1 volkomen ⇒ helemaal, compleet, finaal

2 eerlijk ⇒ fair

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 clean forgotten • straal/glad vergeten

     I'm clean out of sugar • ik zit helemaal zonder suiker

     cut clean through • helemaal/finaal doorgesneden

2   play it clean • hou het sportief

English-Dutch dictionary > clean
17 critical angle

kritische hoek (een hoek wanneer een straal materiaal raakt die groter is van hoek helemaal wordt teruggestuurd zonder te breken)

critical angle

grenshoek

English-Dutch dictionary > critical angle
18 cut someone dead/cold

cut someone dead/cold

iemand niet zien staan, iemand straal negeren

English-Dutch dictionary > cut someone dead/cold
19 cut

adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd
--------
n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)
--------
v. snijden; verkorten; verlagen; knippen

cut¹

[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag

2 〈 benaming voor〉afgesneden/gehakte/geknipte hoeveelheid ⇒ stuk; lap, bout 〈 vlees〉

3 (haar)knipbeurt

4 vermindering ⇒ verlaging

5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting

6 snit ⇒ coupe

7 hatelijkheid ⇒ veeg (uit de pan)

8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg

9 gravure ⇒ (hout)snede

10 liedje 〈 op grammofoonplaat〉 ⇒ opname, plaat

11 〈 informeel〉 (aan)deel ⇒ provisie, commissie

12 〈 film〉 scherpe overgang

♦voorbeelden:

8   take a short cut • een kortere weg nemen

¶ I don't like the cut of his jib • zijn smoel staat me niet aan

     cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat

     〈 informeel〉 be a cut above • beter zijn dan

————————

cut²

〈 cut, cut [ kut]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn

2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien

3 plotseling van richting veranderen 〈van man; van bal〉 ⇒ effect hebben, een kapbeweging maken

4 rennen

5 (er mee) stoppen ⇒ (er mee) kappen; 〈 film(kunde)〉 de opname stoppen

6 doorkomen 〈 van tanden〉

7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen

♦voorbeelden:

1   the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk

2   this knife will not cut • dit mes snijdt niet

¶ 〈 informeel〉 cut and run • de benen nemen, 'm smeren

     cut both ways • tweesnijdend zijn; voor- en nadelen hebben

→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 snijden ⇒ kruisen

2 〈 kaartspel〉 couperen ⇒ afnemen

3 〈 informeel〉 verzuimen ⇒ spijbelen, overslaan

♦voorbeelden:

1   three lines that cut • drie lijnen die elkaar snijden

→ cut back cut back/

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden

2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen

3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉

4 maaien ⇒ oogsten, binnenhalen 〈 gewas〉

5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen

6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten

7 krijgen 〈 tand〉

8 krenken ⇒ (diep) raken, pijn doen 〈van opmerking e.d.〉

9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen

10 effect geven ⇒ kappen, snijden 〈 bal〉

11 〈 film〉 monteren

♦voorbeelden:

1   cut one's finger • zich in zijn vinger snijden

2   cut someone a piece of cake • een stuk taart voor iemand snijden

     cut the tape • het lint doorknippen

     cut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijden

     cut someone loose • iemand lossnijden/losmaken

     cut open • openhalen/rijten

     cut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeien

     cut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakken

     cut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakken

     cut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle

3   cut a record • een plaat maken/opnemen

     cut one's initials into something • zijn initialen ergens in kerven

5   cut the travelling time by a third • de reistijd tot twee derde terugbrengen

     my wage was cut • mijn loon is verlaagd

7   I'm cutting my wisdom tooth • mijn verstandskies komt door

9   cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren

→ cut back cut back/, cut down cut down/, cut in cut in/, cut off cut off/, cut out cut out/, cut up cut up/

English-Dutch dictionary > cut
20 forked lightning

forked lightning

vertakte bliksem(straal)

————————

forked lightning

zigzagbliksem

English-Dutch dictionary > forked lightning

Страницы

См. также в других словарях:

Straal — Roberto Straal (* 19. Dezember 1966 in Arnhem) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler, der meist auf der Position des Vorstoppers spielte. Karriere Der 1,92 Meter große Straal, dessen Vorfahren aus dem Surinam stammen, begann seine… … Deutsch Wikipedia
Roberto Straal — (* 19. Dezember 1966 in Arnhem) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler, der meist auf der Position des Vorstoppers spielte. Karriere Der 1,92 Meter große Straal, dessen Vorfahren aus dem Surinam stammen, begann seine Karriere 1986 bei … Deutsch Wikipedia
KVK Niel — Infobox club sportif K VK Niel Pas de logo ? Importez le logo de ce club. Généralités Nom complet Koninklijke Voetbalklub Niel … Wikipédia en Français
Liste der Biografien/Str — Biografien: A B C D E F G H I J K L M N O P Q … Deutsch Wikipedia
Liste der Spieler von Arminia Bielefeld — Das Vereinslogo des DSC Arminia Bielefeld Diese Liste der Spieler von Arminia Bielefeld gibt all jene Fußballspieler wieder, die seit der Saison 1963/64 bis einschließlich der Saison 2010/11 mindestens 20 Ligaspiele für die Arminia absolviert… … Deutsch Wikipedia
Danie Craven — in the team photo of the 1937 Full name Daniël Hartman Craven Date of birth 1910 10 11 Place of birth Lindley, Free State, South Africa … Wikipedia
Ruben Kogeldans — (* 4. Januar 1967 in Venlo, Niederlande; † 7. Juni 1989 bei Zanderij, Suriname) war ein niederländisch surinamischer Fußballspieler, der in der Eredivisie für Willem II aus Tilburg aktiv war. Er starb beim Absturz von SLM Flug 764 in Suriname.… … Deutsch Wikipedia
Vitesse Arnhem — Infobox club sportif Vitesse Arnhem … Wikipédia en Français
Liste des monuments historiques de Balen — Cette page regroupe l ensemble des monuments classés de la ville de Balen dans la province d Anvers en Belgique. Objet Statut du classement? Année de construction/architecte sous commune Adresse Coordonnées Numéro d inventaire Illustration … Wikipédia en Français
Ивенс, Йорис — Йорис Ивенс Joris Ivens Имя при рожд … Википедия
Strahl — Sm std. (8. Jh.), mhd. strāl(e) m./f., ahd. strāla, as. strāla f. Pfeil, Blitzstrahl Stammwort. Aus wg. * strǣlō f. Pfeil , auch in ae. strǣl. Außergermanisch entspricht akslav. strěla, lit. strėlà Geschoß, Pfeil . Weitere Herkunft unklar, wohl… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

straal

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

straal

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: