-
1 postpone
v. uitstellen; oponthoud hebben[ poospoon, pə-] 〈zelfstandig naamwoord: postponement〉 -
2 ajourner
-
3 temporiser
-
4 calendes
calendes [kaalãd]〈v., meervoud〉♦voorbeelden: -
5 renvoyer aux calendes
renvoyer aux calendes (grecques) -
6 remettre
remettre [rəmetr]1 weer op zijn plaats zetten ⇒ opnieuw, weer leggen, weer zetten2 overhandigen ⇒ ter hand stellen, (terug)geven, overdragen3 uitstellen ⇒ opschorten, verdagen♦voorbeelden:remettre qn. à sa place • iemand op zijn nummer zettenremettre à neuf une maison • een huis opknappen, restaurerenremettre qc. en esprit, en mémoire • iets in herinnering brengen1 weer gaan zitten, staan, liggen ⇒ zich weer neerzetten♦voorbeelden:se remettre avec qn. • weer goede vrienden worden met iemandallons, remettez-vous • kom, kom tot jezelfv1) terugleggen3) uitstellen5) weer aandoen7) overdoen8) herkennen -
7 aufschieben
aufschieben1 uitstellen ⇒ op-, verschuiven2 opzij, wegschuiven♦voorbeelden:eine Entscheidung auf den, bis zum nächsten Tag aufschieben • een beslissing tot de volgende dag uitstellen〈 spreekwoord〉 aufgeschoben ist nicht aufgehoben • uitstel is geen afstel; wat in het vat is, verzuurt niet -
8 delay
n. uitstel, oponthoud; verblijf--------v. uitstellen, verhinderen, terughoudendelay1[ dillee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 without (any) delay • onverwijld, zonder uitstel————————delay21 treuzelen ⇒ tijd rekken/winnen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 ophouden ⇒ vertragen, hinderen -
9 put off
uitvaren (scheepv.); uittrekken (kledingstuk); uitstellen; afzetten; afschrikken; afschepen; v, de wijs brengen; verdoven; v.d. hand doen; uitzendenput off♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 never put off till tomorrow what you can do today • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaanput someone off from a plan • iemand een plan afraden4 I tried in vain to put off my tax-collector • ik trachtte tevergeefs de belastingontvanger van mij af te schudden7 put off your doubts! • laat uw twijfels varen! -
10 wait
n. wachttijd, oponthoud; hinderlaag; (in meerv.) lid v.e. groep zangers op Kerstmis--------v. wachten; bedienen (voedsel); als serveerder gebruiken; bedienen, dienen; uitstellenwait1[ weet] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wachttijd ⇒ (het) wachten, oponthoud♦voorbeelden:————————wait21 wachten♦voorbeelden:wait a minute! • wacht even!they waited ten minutes • ze hebben tien minuten gewachthe cannot wait to go home • hij zit te springen om naar huis te gaanI'll do it while you wait • het is zo klaar, u kunt erop wachtenwait (up)on someone • iemand (be)dienen(just) you wait! • wacht maar (jij)!〈 informeel〉 wait for it! • wil je wel eens wachten!, wacht! 〈 op het geschikte moment〉; 〈 Brits-Engels〉en nu komt het!wait for me! • niet zo vlug!you needn't wait up for me • je hoeft voor mij niet op te blijvenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bedienen♦voorbeelden: -
11 verschieben
verschieben1 verschuiven ⇒ verplaatsen, verzetten♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 was du heute kannst besorgen, das verschiebe nicht auf morgen • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaan -
12 hold up
stoppen,uitstellen; overval,gewapende overval; weigering,uitstellinghold upII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ophouden ⇒ tegenhouden, vertragen♦voorbeelden:hold up to ridicule/scorn • bespotten -
13 reprieve
n. uitstel/opschorting van executie; verzachten--------v. verzachten; uitstellenreprieve1[ riprie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 respijt ⇒ verlichting, verademing♦voorbeelden:————————reprieve2〈 werkwoord〉1 uitstel/gratie/opschorting verlenen 〈 van doodstraf〉 -
14 side
adj. zijdelings; op zij; tweederangs; bijkomstig--------n. zijde; kant; partij; zijde (i. wiskunde)--------v. een kant kiezen; stenen, ondersteunen; kiezen voor-side1[ sajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 zij(de) ⇒ (zij)kant, flank, helling 〈 van berg〉; oever 〈 van rivier〉; richting; aspect, trek 〈 van karakter〉; partij; afstammingslijn♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 on the fat/high/safe/small side • aan de vette/hoge/veilige/kleine kantchange sides • overlopenstudy all sides of something • alle aspecten van iets bestuderentake sides with someone • partij voor iemand kiezenlook at all sides of the question • het probleem van alle kanten bekijkenat/by my side • naast mijby the side of • naast, vergeleken metthey came from all sides • ze kwamen uit alle richtingenon the north side of • aan de noordkant vanthe Lord is on our side • de Heer is met onswhose side is he on, anyway? • aan wiens kant staat hij eigenlijk?look on the bright side of life • het leven van de zonzijde zienthe other side • de tegenpartij, de vijandthe other side of the coin • de keerzijde van de medaillelaugh on the other side of one's face/mouth • lachen als een boer die kiespijn heefton this side of the grave • in levenbrush to one side • in de wind slaanput on/to one side, set on one side • terzijde leggen; sparen, reserverenon the side 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 • als bijverdienste; 〈 Brits-Engels〉 zwart; in het geniepgin and coke on the side • gin met colaon his side • van zijn kant(on) this side (of) Christmas • vóór Kerstmis→ better better/, right right/, rough rough/, seamy seamy/, shady shady/, sunny sunny/, wrong wrong/————————side21 zij-♦voorbeelden:————————side3〈 werkwoord〉1 〈+against/with〉partij kiezen (tegen/voor) -
15 stay
n. verblijf; stut; stag; hulp--------v. blijven; verblijven; logeren; een achterstand oplopen; steunenstay1[ stee] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 balein♦voorbeelden:————————stay2♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 come to stay, be here to stay • blijven; 〈 figuurlijk〉 zich een blijvende plaats verwervenstay for/to dinner • blijven etenstay at a hotel • in een hotel logerenstay with friends • bij vrienden logeren♦voorbeelden:4 stay one's appetite/stomach • zijn honger/maag stillenIV 〈 koppelwerkwoord〉1 blijven♦voorbeelden:stay abreast (of) • op de hoogte blijven vanstay ahead • aan de leiding blijvenstay ahead of the others • de anderen voor blijvenstay away • wegblijvenstay away from someone/something • zich niet bemoeien met iemand/ietsstay behind • (achter)blijvenstay down • beneden/erin blijven (staan)stay in • binnen blijvenstay in (after school) • nablijvenstay indoors • binnen blijvenstay up • recht blijven (staan); boven blijven 〈 in het water〉; blijven staan/hangen; in de lucht blijvenstay up late • laat opblijvenstay up (at the University) • niet met vakantie gaanstay off the bottle • niet meer drinkenstay out of trouble • moeilijkheden vermijden -
16 éloigné
éloigné [eelwaanjee]1 verwijderd ⇒ afgelegen, ver♦voorbeelden:ne pas être éloigné de croire • geneigd zijn te denkenêtre fort éloigné de consentir • allesbehalve genegen zijn om toe te stemmenrécit éloigné de la vérité • verhaal dat de werkelijkheid geweld aandoetvilles éloignées de 50 kilomètres • steden die op 50 kilometer (afstand) van elkaar liggenadjverwijderd, ver, afgelegen -
17 reporter
reporter1 [rəporter]〈m.〉————————reporter2 [rəportee]♦voorbeelden:3 zich wenden (tot) ⇒ raadplegen, naslaanm -
18 remettre un voyage à une date plus éloignée
remettre un voyage à une date plus éloignéeDictionnaire français-néerlandais > remettre un voyage à une date plus éloignée
-
19 verlegen
-
20 vertagen
vertagen
См. также в других словарях:
Seligkeit — 1. Vor fünf Seligkeiten bewahre mich Gott zu allen Zeiten: vor Armseligkeit, Feindseligkeit, Mühseligkeit, Redseligkeit und Saumseligkeit. 2. Wer heut für seine Seligkeit sorgen kann, soll es nicht bis morgen lan. Holl.: Die zijne zaligheid… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon