-
1 uitstellen
aplasáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > uitstellen
-
2 отсрочивать
uitstellen, opschorten -
3 отсрочить
uitstellen, opschorten -
4 put something off
uitstellen, afzeggen -
5 отсрочивать
uitstellen, vertragen, verlengenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > отсрочивать
-
6 отсрочить
uitstellen, vertragen, verlengenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > отсрочить
-
7 отсрочивать
uitstellen, vertragen, verlengenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > отсрочивать
-
8 отсрочить
uitstellen, vertragen, verlengenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > отсрочить
-
9 remettre
remettre [rəmetr]1 weer op zijn plaats zetten ⇒ opnieuw, weer leggen, weer zetten2 overhandigen ⇒ ter hand stellen, (terug)geven, overdragen3 uitstellen ⇒ opschorten, verdagen♦voorbeelden:remettre qn. à sa place • iemand op zijn nummer zettenremettre à neuf une maison • een huis opknappen, restaurerenremettre qc. en esprit, en mémoire • iets in herinnering brengen1 weer gaan zitten, staan, liggen ⇒ zich weer neerzetten♦voorbeelden:se remettre avec qn. • weer goede vrienden worden met iemandallons, remettez-vous • kom, kom tot jezelfv1) terugleggen3) uitstellen5) weer aandoen7) overdoen8) herkennen -
10 aufschieben
aufschieben1 uitstellen ⇒ op-, verschuiven2 opzij, wegschuiven♦voorbeelden:eine Entscheidung auf den, bis zum nächsten Tag aufschieben • een beslissing tot de volgende dag uitstellen〈 spreekwoord〉 aufgeschoben ist nicht aufgehoben • uitstel is geen afstel; wat in het vat is, verzuurt niet -
11 adjourn
v. afsluiten (van een vergadering); uitstellen; naar andere plaats gaan, van plaats verwisselen[ ədzjə:n]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 defer
v. opschorten; uitstellen[ diffə:] 〈deferred; zelfstandig naamwoord: deferment〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 delay
n. uitstel, oponthoud; verblijf--------v. uitstellen, verhinderen, terughoudendelay1[ dillee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 without (any) delay • onverwijld, zonder uitstel————————delay21 treuzelen ⇒ tijd rekken/winnen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 ophouden ⇒ vertragen, hinderen -
14 postpone
v. uitstellen; oponthoud hebben[ poospoon, pə-] 〈zelfstandig naamwoord: postponement〉 -
15 put off
uitvaren (scheepv.); uittrekken (kledingstuk); uitstellen; afzetten; afschrikken; afschepen; v, de wijs brengen; verdoven; v.d. hand doen; uitzendenput off♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 never put off till tomorrow what you can do today • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaanput someone off from a plan • iemand een plan afraden4 I tried in vain to put off my tax-collector • ik trachtte tevergeefs de belastingontvanger van mij af te schudden7 put off your doubts! • laat uw twijfels varen! -
16 rebuff
n. afkeuring; het uitstellen--------v. uitstellen; voor het hoofd stotenrebuff1[ ribbuf] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————rebuff2〈 werkwoord〉1 afwijzen ⇒ weigeren, afschepen -
17 remit
v. verzachten, verminderen, temperen; kwijtschelden; overmaken, verwijzen; terugzenden; uitstellen; afnemen, verminderen1 afnemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 〈 benaming voor〉 doen afnemen ⇒ verminderen, laten verslappen 〈 aandacht〉; ophouden met, opheffen 〈 beleg〉; verzachten, verlichten 〈 pijn〉4 terugzenden ⇒ zenden, sturen♦voorbeelden: -
18 suspend
-
19 wait
n. wachttijd, oponthoud; hinderlaag; (in meerv.) lid v.e. groep zangers op Kerstmis--------v. wachten; bedienen (voedsel); als serveerder gebruiken; bedienen, dienen; uitstellenwait1[ weet] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wachttijd ⇒ (het) wachten, oponthoud♦voorbeelden:————————wait21 wachten♦voorbeelden:wait a minute! • wacht even!they waited ten minutes • ze hebben tien minuten gewachthe cannot wait to go home • hij zit te springen om naar huis te gaanI'll do it while you wait • het is zo klaar, u kunt erop wachtenwait (up)on someone • iemand (be)dienen(just) you wait! • wacht maar (jij)!〈 informeel〉 wait for it! • wil je wel eens wachten!, wacht! 〈 op het geschikte moment〉; 〈 Brits-Engels〉en nu komt het!wait for me! • niet zo vlug!you needn't wait up for me • je hoeft voor mij niet op te blijvenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bedienen♦voorbeelden: -
20 ajourner
См. также в других словарях:
Seligkeit — 1. Vor fünf Seligkeiten bewahre mich Gott zu allen Zeiten: vor Armseligkeit, Feindseligkeit, Mühseligkeit, Redseligkeit und Saumseligkeit. 2. Wer heut für seine Seligkeit sorgen kann, soll es nicht bis morgen lan. Holl.: Die zijne zaligheid… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon