-
41 you ought to try this one
-
42 you're welcome to give it a try
-
43 give a try
proberen -
44 to try
proberen -
45 to try-out
uitproberen -
46 succeed
-
47 essai
essai [esse]〈m.〉1 proef(neming) ⇒ keuring, test2 poging♦voorbeelden:faire l'essai de • uitproberen, beproevenmettre, qc. à l'essai • iets uitproberenprendre qn. à l'essai • iemand op proef nemen→ coupm1) proef, test2) poging3) essay4) try [rugby] -
48 Job
n. Job♦voorbeelden: -
49 and
conj. en1 en ⇒ (samen) met, en toen/dan3 〈de woorden voor het voegwoord bepalen die erna; blijft onvertaald〉4 〈 tussen twee werkwoord〉te♦voorbeelden:and interest • met rentechildren come and go • kinderen lopen in en uittwo and two • twee aan/en tweeand so forth, and so on • enzovoort(s)and/or • en/ofshe screamed and screamed • ze gilde alsmaar doorlovely and warm • heerlijk warmcome and see • kom kijken -
50 attitude
n. houding; standpunt[ ætitjoe:d]1 houding ⇒ stand; attitude2 houding ⇒ attitude, gedrag♦voorbeelden:strike an attitude • een pose aannementry to strike a firm attitude • proberen er vastberaden uit te zien -
51 best
adj. beste--------adv. op zijn best--------n. best; feestkleding, uitgaanskleding--------v. winnen, de overhand hebben, overtreffenbest1[ best] 〈zelfstandig naamwoord; meestal the〉1 (de/het) beste2 beste kleren ⇒ beste/zondagse pak, paasbest♦voorbeelden:with the best of intentions • met de beste bedoelingento the best of my knowledge (and belief) • voor zover ik weet(have) the best of both worlds • het beste/gunstigste van twee dingen (combineren)bring out the best in someone • het beste in iemand doen uitkomendo/try one's (very) best • z'n (uiterste) best doenlook one's best • er uitstekend uitzienmake the best of • het beste maken vanbest of all • het beste/leukste (van alles/allemaal)the best of it • het beste/mooiste van alI am not at my best on Monday mornings • ik ben 's maandagsmorgens niet op mijn best(even) at the best of times • (zelfs) onder de gunstigste omstandighedenhe can still play golf with the best • bij het golfen staat hij z'n mannetje nogall the best! • het beste!2 he wore his (Sunday) best • hij had zijn beste/zondagse kleren aan¶ get/have the best of someone • iemand te slim/vlug af zijn, het winnen van iemandget/have the best of it • de overhand krijgen/hebbengive of one's best • zijn uiterste best doensix of the best • stokslagen, met de latit is (all) for the best • het komt allemaal wel goed→ bad bad/————————best2〈bijvoeglijk naamwoord; overtreffende trap van good〉1 best♦voorbeelden:1 best bib and tucker • beste pak, mooiste klerenplay one's best card • zijn hoogste/beste troeven uitspelenput one's best foot forward • zijn beste beentje voorzettenput one's best leg foremost • zich haastenthe best part (of) • het merendeel/grootste deel (van)————————best3〈bijwoord; overtreffende trap van well〉2 meest♦voorbeelden:you'd best go home • je zou 't beste naar huis kunnen gaanbest before • ten minste houdbaar totas best one can/may • zo goed en zo kwaad als men kanlike/love best • het meest houden van -
52 bloom
n. bloem; bloei; gloed; poeder--------v. ontbloeien; glinsterenbloom1[ bloe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bloei(tijd) ⇒ kracht, hoogste ontwikkeling4 blos ⇒ gloed, ongereptheid♦voorbeelden:in the bloom of one's youth • in de kracht van zijn jeugd————————bloom2〈 werkwoord〉1 bloeien ⇒ in bloei zijn/staan3 floreren ⇒ gedijen, tieren5 zich ontwikkelen ⇒ (op)bloeien, uitgroeien♦voorbeelden: -
53 bound
adj. zeker; samengaand; verbonden--------n. grens--------v. binden; verplichten; zich houden aanbound1[ baund] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 sprong♦voorbeelden:out of bounds • verboden terrein, taboe 〈 ook figuurlijk〉————————bound2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 zeker♦voorbeelden:she's completely bound up in her research • ze gaat helemaal op in haar onderzoekour future is bound up with that of the EEC • onze toekomst is nauw verbonden met die van de EEGI'll be bound • daar sta ik voor in, daar ben ik zeker van————————bound31 springen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 begrenzen ⇒ de grens vormen, beperken♦voorbeelden: -
54 bull
n. stier; mannelijke olifant; politieagent; order van de paus; (in het leger) lawaai v.e. kanon--------v. verhoging van prijzen veroorzakenbull1[ boel]2 krachtpatser ⇒ beer, stier♦voorbeelden:take the bull by the horns • de koe bij de hoorns vatten3 bull market • oplopende/rijzende/willige markt→ Irish Irish/♦voorbeelden:¶ bull! • gelul!————————bull21 lullen ⇒ ouwehoeren, zeikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (de prijs) opdrijven (van) ⇒ doen oplopen/rijzen2 zich (een weg ergens doorheen) vechten/dringen/werken♦voorbeelden: -
55 butter up
-
56 comeback
n. repetitie; terug komst; opknappen; iemand lik op stuk gevencomeback1 comeback ⇒ hernieuwd optreden, terugkeer2 gevat antwoord ⇒ repliek, tegenzet♦voorbeelden: -
57 cool
adj. koel; koud (gevoelsuiting)--------n. koelte; kalmte--------v. koelen; afkoelen; dalen (mijn boosheid is gedaald)cool1[ koe:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:keep your cool • hou je in/rustig————————cool2〈bijvoeglijk naamwoord; coolly; coolness〉3 kalm ⇒ rustig, beheerst4 kil ⇒ koel, gereserveerd, afstandelijk♦voorbeelden:3 (as) cool as a cucumber • ijskoud, doodbedaardkeep cool • rustig maar, kalm aan5 a cool card/customer/hand • een gehaaid figuur, sluwe vosexpressing desires isn't cool • het is niet ‘cool’ om je verlangens te uiten————————cool3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:try to cool your wife down/off a bit • probeer je vrouw een beetje tot bedaren te brengen————————cool4〈 bijwoord〉1 koel♦voorbeelden:1 play it cool • rustig te werk gaan, er(gens) de tijd voor nemen -
58 cut down
adj. afsnijding,korter maken,lager maken (van prijzen)--------v. minderen; goedkopercut down1 minderen♦voorbeelden:1 you smoke too much, try to cut down a bit • je rookt te veel, probeer wat te minderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kappen ⇒ omhakken/houwen, vellen3 inperken ⇒ beperken, verminderen♦voorbeelden:cut down one's enemy • zijn vijand vellen/neersabelen3 cut down one's expenses • zijn bestedingen/uitgaven beperken -
59 grab
n. greep; graai--------v. grijpen; vast pakken; kapengrab1[ græb] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 make a grab at/for something • ergens naar grijpen/graaien〈 informeel〉 up for grabs • voor het grijpen/pakken————————grab2〈 grabbed〉1 graaien ⇒ grijpen, pakken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:try to grab the attention • proberen de aandacht op zich te vestigen -
60 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen
См. также в других словарях:
try to — try and, try to 1. Try, like come and go, can be followed by and + verb instead of by a to infinitive: • Try and survive, try and live with the system Gerald Seymour, 1983. This use is somewhat more informal than the construction with to, and… … Modern English usage
Try — «Try» Сингл P!nk из альбома The Truth About Love Сторон … Википедия
Try — Try, v. t. [imp. & p. p. {tried}; p. pr. & vb. n. {Trying}.] [OE. trien to select, pick out, F. trier to cull, to out, LL. tritare to triturate (hence the sense of, to thresh, to separate the grain from the straw, to select), L. terere, tritum,… … The Collaborative International Dictionary of English
try — ► VERB (tries, tried) 1) make an attempt or effort to do something. 2) (also try out) test (something new or different) in order to see if it is suitable, effective, or pleasant. 3) attempt to open (a door), contact (someone), etc. 4) (try on)… … English terms dictionary
try — [trī] vt. tried, trying [ME trien < OFr trier < ? VL * tritare, to cull out, grind < L tritus, pp. of terere, to rub, thresh grain: see TRITE] 1. Obs. to separate; set apart 2. a) to melt or render (fat, etc.) to get (the oil) b) to… … English World dictionary
try — vt tried, try·ing [Anglo French trier to choose, sort, ascertain, examine judicially, from Old French, to choose, sort] 1: to examine or investigate judicially no fact tried by a jury, shall be otherwise reexamined in any court of the United… … Law dictionary
try — interj. kartojant nusakomas smarkus dūdavimas, trimitavimas: Padūduok, Jonai. – Nemoku, ponai. – Bizūnas Jonui. – Try try try ponui LLDI145(Dgč). Trimitas try try try, tū tū tū Tršk … Dictionary of the Lithuanian Language
try — [n] attempt all one’s got*, best shot*, bid, crack*, dab, effort, endeavor, essay, fling*, go*, jab*, pop*, shot*, slap*, stab*, striving, struggle, trial, undertaking, whack*, whirl*; concepts 87,677 Ant. abstention try [v1] attempt aim, aspire … New thesaurus
try it on — (informal) To attempt to do something risky or audacious to see how far one can go unscathed • • • Main Entry: ↑try * * * Brit., informal attempt to deceive or seduce someone he was trying it on with my wife ■ deliberately test someone s patience … Useful english dictionary
Try — Try, v. i. 1. To exert strength; to endeavor; to make an effort or an attempt; as, you must try hard if you wish to learn. [1913 Webster] 2. To do; to fare; as, how do you try! [Prov. Eng.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Try — Try, a. [Cf. {Try}, v. t.] Refined; select; excellent; choice. [Obs.] Sugar that is try. Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English