-
1 dam
n. (stuw)dam--------v. inperken, afdammendam1[ dæm] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 barrière ⇒ belemmering, hinderpaal————————dam2〈werkwoord; dammed〉♦voorbeelden: -
2 ограничивать
v1) gener. beknibbeien, bepalen, afperken, begrenzen, beperken, inkrimpen, inperken, limiteren2) liter. inkorten3) econ. contingenteren -
3 сокращать
v1) gener. beknibbeien (заработную плату), decimeren, inkorten, terugbrengen, verkorten, afkorten, afvloeien (служащих и т.п.), bekorten, beperken (о расходах), besnoeien (текст), bezuinigen (расходы), couperen, inkrimpen, inperken, korten, minderen, reduceren, verminderen2) math. herleiden -
4 уменьшать
vgener. minderen, reduceren, remitteren, verkleinen, verminderen, aftarnen, aftornen, besnoeien, inkrimpen, inperken, korten, temperen (ñâåò) -
5 cut down
adj. afsnijding,korter maken,lager maken (van prijzen)--------v. minderen; goedkopercut down1 minderen♦voorbeelden:1 you smoke too much, try to cut down a bit • je rookt te veel, probeer wat te minderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kappen ⇒ omhakken/houwen, vellen3 inperken ⇒ beperken, verminderen♦voorbeelden:cut down one's enemy • zijn vijand vellen/neersabelen3 cut down one's expenses • zijn bestedingen/uitgaven beperken -
6 dam in
dam in -
7 fence in
fence in -
8 fence
n. omheining, schutting, hek; sport van zwaardvechten; heler; vermogen te debatteren; iemand die gestolen goederen verkoopt; vertikaal obstakel in showspringen (Sport)--------v. zwaard vechten, schermen; een hek bouwen, iets afzetten d.m.v. een hek; beschermen (d.m.v. een hek); ontwijken (van een vraag)fence1[ fens] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hek ⇒ omheining, afscheiding2 heler♦voorbeelden:————————fence2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omheinen♦voorbeelden: -
9 stint
n. toebedeelde portie; werk, taak; periode dat men ergens werkte--------v. beperken, karig toemeten; beknibbelen, bekrimpen, karig zijn metstint1[ stint] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 portie ⇒ karwei(tje), taak♦voorbeelden:————————stint2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 stint oneself/someone of food • zichzelf/iemand karig voedsel toebedelen -
10 limiter
-
11 beengen
-
12 dämmen
-
13 eindämmen
-
14 restringieren
restringieren1 restringeren ⇒ be-, inperken -
15 zurückschrauben
zurückschrauben -
16 zurückstecken
zurückstecken1 (zijn eisen, verlangens) inperken, matigenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 matigen, terugschroeven♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский