-
1 trial
adj. experimenteel, op proef--------n. rechtszaak; beproeving, experimenttrial1[ trajjəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (gerechtelijk) onderzoek ⇒ proces, rechtszaak2 proef(neming) ⇒ test, experiment3 poging♦voorbeelden:1 put someone on trial • iemand voor het gerecht/de rechter brengenstand (one's) trial • terechtstaangive someone a trial • het met iemand proberengive something a trial • iets testentake someone/something on trial • iemand/iets op proef nementrials and tribulations • wederwaardigheden, zorgen en problemen————————trial2〈werkwoord; trialled〉 -
2 épreuve
épreuve [eepruv]〈v.〉1 proef(neming) ⇒ examen, opgave, toets♦voorbeelden:épreuve de force • krachtproefépreuves d'initiation • inwijdingsrituelenmettre à l'épreuve, à rude épreuve • (zwaar) op de proef stellenà l'épreuve de • bestand tegenà l'épreuve des balles • kogelvrijà l'épreuve du feu • vuurvast, brandvrijà toute épreuve • overal tegen bestandf1) proef, examen, toets2) beproeving3) wedstrijd, rit4) drukproef5) afdruk -
3 essai
essai [esse]〈m.〉1 proef(neming) ⇒ keuring, test2 poging♦voorbeelden:faire l'essai de • uitproberen, beproevenmettre, qc. à l'essai • iets uitproberenprendre qn. à l'essai • iemand op proef nemen→ coupm1) proef, test2) poging3) essay4) try [rugby] -
4 experiment
n. experiment--------v. experimenteren, proevenexperiment1[ iksperrimmənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 experiment ⇒ proef(neming), test♦voorbeelden:1 make/perform an experiment • een experiment doen/uitvoerendemonstrate by experiment • proefondervindelijk/experimenteel bewijzen————————experiment2〈 werkwoord〉1 experimenteren ⇒ proeven/een proef nemen♦voorbeelden:1 experiment (up)on • experimenteren op, proeven doen op -
5 expérimentation
expérimentation [ekspeeriemãtaasjõ]〈v.〉1 (het) experimenteren ⇒ experiment, proef(neming)fhet experimenteren, experiment, proef -
6 expérience
expérience [ekspeerjãs]〈v.〉1 ervaring ⇒ ondervinding, ervarenheid2 verstand ⇒ wijsheid, kennis3 experiment ⇒ proef(neming), poging♦voorbeelden:l'expérience l'a rendu sage • hij is door schade en schande wijs gewordenconnaître par expérience • uit ervaring kennenfaire l'expérience de qc. • iets leren kennen, iets ondervinden, meemakenprendre de l'expérience • ervaring opdoenl'expérience prouve que • de praktijk leert datsans expérience • onervarenavoir l'expérience du monde • het klappen van de zweep kennenexpérience de psychologie • psychologisch experimentsujet d'expérience • proefpersoonexpérience animale • dierproefexpérience nucléaire • kernproeff1) ervaring2) verstand, kennis3) experiment -
7 Versuch
Versuch〈m.; Versuch(e)s, Versuche〉4 〈 sport en spel〉try, poging♦voorbeelden:Versuche an Tieren • proeven met dieren
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский