-
1 clean-cut
strak -
2 stark
strak -
3 taut
strak -
4 poker face
-
5 smoothed surface
strak oppervlak -
6 to pull taut
strak spannen -
7 tight
adj. vast, strak, gespannen, nauw--------adv. vast, straktight1[ tajt] 〈bijvoeglijk naamwoord; tightness〉 〈→ Sporttermen: American footballSporttermen: American football/〉1 strak ⇒ nauw(sluitend), (strak) gespannen, krap2 propvol3 potdicht6 gierig8 streng♦voorbeelden:1 tight shoes • te kleine/nauwe schoenen7 tight knot • ferme/stevige knoopa tight team • een hecht/harmonieus teama tight squeeze • een hele toer/opgave————————tight2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 hold me tight • hou me goed/stevig vastgood night, sleep tight • goedenacht, welterusten -
8 straight
streit 1. adjective1) (not bent or curved: a straight line; straight (= not curly) hair; That line is not straight.) rett, bein, glatt2) ((of a person, his behaviour etc) honest, frank and direct: Give me a straight answer!) hederlig; oppriktig, åpenhjertig, rett ut3) (properly or levelly positioned: Your tie isn't straight.) ordentlig, skikkelig4) (correct and tidy: I'll never get this house straight!; Now let's get the facts straight!) i orden/stand, rett5) ((of drinks) not mixed: a straight gin.) rein, bar6) ((of a face, expression etc) not smiling or laughing: You should keep a straight face while you tell a joke.) som holder masken7) ((of an actor) playing normal characters, or (of a play) of the ordinary type - not a musical or variety show.) karakter-2. adverb1) (in a straight, not curved, line; directly: His route went straight across the desert; She can't steer straight; Keep straight on.) rett, beint2) (immediately, without any delay: He went straight home after the meeting.) rett, direkte3) (honestly or fairly: You're not playing (= behaving) straight.) fair, ærlig3. noun(the straight part of something, eg of a racecourse: He's in the final straight.)- straightness
- straightforward
- straightforwardly
- straightforwardness
- straight talking
- go straight
- straight away
- straighten out/up
- a straight fight
- straight offlike--------rank--------rett--------strakIsubst. \/streɪt\/1) rett linje2) rett vei(strekning)3) ( sport) langside, oppløpsside4) ( sport eller kortspill) serie, rekke5) ( i poker) straight6) ( hverdagslig) heteroseksuell, heterofil7) ( hverdagslig) konvensjonell personbe on the straight (and narrow) føre et hederlig liv, skikke segbe out of the straight være kroket, være skjev, sitte skjevtkeep to the straight and narrow (hverdagslig, overført) holde seg på den smale veion the straight rett, i rett linjeIIadj. \/streɪt\/1) rett, ben• is my hat on straight?2) rank, rett, stram3) direkte, rett4) på rad, etter hverandre5) i orden6) oppriktig, ærlig, åpenhjertig7) ærlig, hederlig, ordentlig, skikkelig, rettskaffen8) ( hverdagslig) pålitelig, tilforlatelig9) ( om alkoholholdig drink) ublandet, bar, ren10) (amer. skolevesen, om karakterer) blank, ren, strak11) (amer.) rendyrket, helhjertet, tro(fast)14) ( hverdagslig) borgerlig, konvensjonell15) ( hverdagslig) heterofil, heteroseksuell16) ( hverdagslig) som ikke bruker narkotika, dopfrias straight as an arrow snorrettget something straight få noe klart for seg, klargjøre en situasjon• now get this straight!get\/put\/make\/set straight ( overført) få orden på, ordne opp ibringe i orden, få orden på, rydde, gjøre i stand, ordnehave a straight word\/talk with someone si noen et alvorsordI'll put you straight! jeg skal lære deg!keep someone straight se til at noen skikker seg vel, holde orden på noenkeep straight føre et hederlig liv, skikke seg ( også) holde seg på matta, ikke skeie utkeep to the straight and narrow (path) ( overført) holde seg på den smale veimake\/put\/set everything\/matters straight ordne opp i alt, legge alt til retteput straight rette på, henge retta straight tip et stalltipsIIIadv. \/streɪt\/1) rakt, rett, bent2) rett, riktig, korrekt3) logisk, klart4) direkte, rett, rake veien5) straks, umiddelbart, øyeblikkelig6) ( overført) hederlig, ærlig, ordentlig, skikkelig7) (amer.) uten omsvøp, rett frem, direkte8) (amer.) (netto) per stykkstraight across tvers overstraight away med det samme, med en gang, umiddelbart, øyeblikkelig tvertstraight from the shoulder (gammeldags, om slag) raskt og godt slått ( overført) direkte, uten omsvøp, rett fra levrastraight off med en gang, øyeblikkelig uten forberedelser, på strak arm, på stående fot, i fartenuten videre, uten omsvøpstraight on rett fremstraight (out) direkte, rett ut, rett på sak, uten omsvøpstraight through tvers igjennom i ett strekk -
9 strake
-
10 offhand
adjective (acting or speaking so casually that one is being rude: offhand behaviour.) skjødesløs, nonchalantIadj. \/ˌɒfˈhænd\/ eller off-handed1) uforberedt, improvisert2) på strak arm, straks, på stående fot3) uformell, kort, brysk4) nonchalant, utvungen, ubesværet, ledigIIadv. \/ˌɒfˈhænd\/1) på strak arm, straks, uten videre, på sparket, på stående fot2) uforberedt, uten forberedelse, improvisert3) nonchalant, utvungen -
11 level
adj. vlak; gelijk; gebalanceerd; vertikaal; gelijkmatig--------n. hoogte; niveau; klasse; oppervlakte; vlak; peil (waterpeil)--------v. afvlakken, glad maken; gelijkheid brengen; vergelijken; vernietigen, aan de grond gelijk makenlevel1[ levl]1 〈 ook als 2e lid van samenstellingen〉 peil ⇒ niveau, hoogte; 〈 bij uitbreiding〉 natuurlijke/juiste peil/plaats3 horizontaal ⇒ waterpas(se) lijn/vlak♦voorbeelden:1 level of achievement/production • prestatie/productiepeilon a level of equality • op voet van gelijkheidfind one's level • zijn plaats vindenII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak als 2e lid van samenstellingen〉1 niveau♦voorbeelden:————————level23 (op) gelijk(e hoogte) ⇒ even hoog/ver4 gelijkmatig ⇒ evenwichtig, regelmatig5 beraden ⇒ bedaard, kalm♦voorbeelden:draw level with • op gelijke hoogte komen met————————level3〈 levelled〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:level (a weapon) at someone • (een wapen) op iemand richten¶ level off • gelijk/vlak maken/wordenlevel off/out • (zich) (op een bepaald niveau) stabiliseren; zijn (maatschappelijke) plafond bereikenlevel out • gelijk/vlak maken/worden; onderscheid/verschillen wegnemen (bij/tussen)♦voorbeelden:level up • tot hetzelfde niveau omhoog brengen————————level4〈 bijwoord〉1 vlak ⇒ horizontaal, waterpas -
12 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
13 taut
adj. strak, gespannen (v. touw, spier)[ to:t] 〈 tautness〉♦voorbeelden:taut nerves/muscles • gespannen zenuwen/spieren -
14 arm
I noun1) (the part of the body between the shoulder and the hand: He has broken both his arms.) arm2) (anything shaped like or similar to this: She sat on the arm of the chair.) arm, grein, utløper•- armful- armband
- armchair
- armpit
- arm-in-arm
- keep at arm's length
- with open arms II verb1) (to give weapons to (a person etc): to arm the police.) (be)væpne (seg)2) (to prepare for battle, war etc: They armed for battle.) ruste opp•- armed- arms
- be up in arms
- take up armsarm--------våpenIsubst. \/ɑːm\/1) ( anatomi) arm2) (overført, om vann, land, tre e.l.) arm, gren, utløper3) erme4) karm, armlene5) ( overført) gren, del (av organisasjon, selskap e.l.)6) ( militærvesen) våpengrenarm in arm arm i armat arm's length på en armlengdes avstand, på avstandchance one's arm ( hverdagslig) gjøre et forsøk, våge skinnet, ta en sjansecost an arm and a leg ( hverdagslig) koste skjorta, være rådyrtfly to someone's arms kaste seg i noens armergive one's right arm to (do something) gjøre alt for (å gjøre noe)hold something at arm's length holde\/løfte noe på strak arminto the arms of ( også overført) (rett) i armene pålong arm stor innflytelsethe long arm of the law lovens lange armmake a long arm strekke segthrow one's arms about slå ut \/ fekte med armene, gestikulere viltthrow one's arms around someone slå armene omkring noentwist somebody's arm legge press på noen (fysisk eller psykisk)under the arm ( slang) elendigwith open arms ( også overført) med åpne armerwithin arm's reach innen rekkeviddeIIverb \/ɑːm\/1) bevæpne, væpne2) ( også overført) utruste, utstyre3) ( militærvesen) armere4) (be)væpne seg, ruste (opp), gripe til våpenarm the lead se ➢ lead, 1 -
15 career
kə'riə 1. noun1) (a way of making a living (usually professional): a career in publishing.) levevei, profesjon, karriere2) (course; progress (through life): The present government is nearly at the end of its career.) løpebane, levnet, liv(sløp)2. verb(to move rapidly and dangerously: The brakes failed and the car careered down the hill.) rase, suse, kjøre i vill fartfareIsubst. \/kəˈrɪə\/1) yrke, profesjon, karriere, løpebane2) livsgang, levnetsløp, skjebne3) ( ridning) full fart, strak karrierein full career i fullt firsprang, i full fartIIverb \/kəˈrɪə\/fare av sted, rase avgårde (uten styring) -
16 direct
di'rekt 1. adjective1) (straight; following the quickest and shortest way: Is this the most direct route?) rett, direkte2) ((of manner etc) straightforward and honest: a direct answer.) direkte, rett fram3) (occurring as an immediate result: His dismissal was a direct result of his rudeness to the manager.) direkte, umiddelbar4) (exact; complete: Her opinions are the direct opposite of his.) rak, komplett, helt5) (in an unbroken line of descent from father to son etc: He is a direct descendant of Napoleon.) i rett/ubrutt linje2. verb1) (to point, aim or turn in a particular direction: He directed my attention towards the notice.) rette, henlede2) (to show the way to: She directed him to the station.) vise veien (til)3) (to order or instruct: We will do as you direct.) beordre, bestemme, pålegge4) (to control or organize: A policeman was directing the traffic; to direct a film.) dirigere, kontrollere, lede, styre, regissere•- directional
- directive
- directly
- directness
- director
- directorydirekte--------dirigere--------like--------rett--------styreIverb \/dɪˈrekt\/, \/dəˈrekt\/, \/daɪˈrekt\/1) ( også overført) rette (mot noe), styre (mot noe), dirigere (mot noe)2) ( om blikk) vende (mot)3) styre, kontrollere, lede, dirigere (spesielt amer.)4) (vei)lede, instruere5) regissere, iscenesette6) (an)vise, vise veien, henvise• can you direct me to the station?• direct him to me!7) adressere8) befale, beordre, bestemme, si fra tilas directed som foreskrevet, etter ordredirect something at\/against somebody ( også overført) rette noe mot noendirect something towards something rette noe mot noeIIadj. \/dɪˈrekt\/, \/dəˈrekt\/, \/daɪˈrekt\/, foranstilt: \/ˈdaɪrekt\/1) direkte, direkte-2) ( om retning) rak, strak, direkte3) (om konsekvens, resultat) umiddelbar, direkte4) ( om person) rett på sak, likefrem, åpenhun var likefrem \/ rett på sak5) tydelig, klar, direkte6) ( om arvefølge) i rett nedadstigende linje7) ( om valg) direkte8) ( grammatikk) direkte9) ( for å understreke noe) rak, direkte, heltIIIadv. \/dɪˈrekt\/, \/dəˈrekt\/, \/daɪˈrekt\/1) ( om kommunikasjon) direkte2) ( om strekning) rakt, rett, direkte -
17 extempore
ik'stempəri(without previous thought or preparation: to speak extempore.) improvisert, uforberedtIadj. \/ekˈstempərɪ\/, \/ɪkˈstempərɪ\/se ➢ extemporaneousIIadv. \/ekˈstempərɪ\/, \/ɪkˈstempərɪ\/uforberedt, på strak arm, uten manuskript -
18 impromptu
im'promptju:adjective, adverb((made or done) without preparation beforehand: an impromptu speech; He spoke impromptu for ten minutes.) improvisert, på stående fot, på strak armIsubst. \/ɪmˈprɒm(p)tjuː\/1) improvisasjon, uforberedt tale2) ( musikk) impromptuIIadj. \/ɪmˈprɒm(p)tjuː\/uforberedt, improvisertIIIadv. \/ɪmˈprɒm(p)tjuː\/uten forberedelse, uforberedt, (helt) improvisert• have you spoken impromptu before? -
19 length
leŋƟ1) (the distance from one end to the other of an object, period of time etc: What is the length of your car?; Please note down the length of time it takes you to do this.) lengde, varighet2) (a piece of something, especially cloth: I bought a (3-metre) length of silk.) stykke, lengde3) (in racing, the measurement from end to end of a horse, boat etc: He won by a length; The other boat is several lengths in front.) (heste-/båt)lengde•- lengthen- lengthways/lengthwise
- lengthy
- at length
- go to any lengthslengdesubst. \/leŋθ\/1) lengde• what's the length of the wall?2) ( om tid) lengde, varighet, langvarighet3) strekning, utstrekning4) ( om størrelse) stykke, bit, lengde, stump5) (om tapet, stoff e.l.) lengde6) ( cricket) avstand (til ballens nedslag, den rette avstand til en kastet ball)7) (fonetikk, om vokal) lengdeat arm's length ( også overført) på en armlengdes avstand på strak armat full length meget utførlig, fullstendig, uttømmende i hele sin lengde, i sin fulle lengde, utstraktat great length meget utførlig, inngående, lenge og vel, detaljertat length til slutt, endelig lengeutførlig, omstendelig, inngående, i detalj langt om lengeat some length temmelig utførlig, ganske utførlig, ganske detaljertfall all one's length ramle så lang man ergo the whole length ( overført) ta skrittet fullt utgo to any\/all lengths gå til det ytterste, ikke vike tilbake for noe, ty til alle midlergo to great lengths ( overført) gå svært langt, strekke seg svært langtgo to the length of ( overført) gå så langt som åin length langkeep a good length (sport, spesielt cricket) holde rett avstand, kaste passe langtlength of time tida length of years en årrekkelie full length ligge så lang man erof some length lengre, av lengre varighetthroughout one's length i hele sin lengde -
20 run
1. present participle - running; verb1) ((of a person or animal) to move quickly, faster than walking: He ran down the road.) løpe2) (to move smoothly: Trains run on rails.) gli (over), gå3) ((of water etc) to flow: Rivers run to the sea; The tap is running.) renne, strømme4) ((of a machine etc) to work or operate: The engine is running; He ran the motor to see if it was working.) være i gang, gå5) (to organize or manage: He runs the business very efficiently.) drive, lede, styre6) (to race: Is your horse running this afternoon?) løpe (om kapp), la delta i veddeløp7) ((of buses, trains etc) to travel regularly: The buses run every half hour; The train is running late.) gå, kjøre8) (to last or continue; to go on: The play ran for six weeks.) gå9) (to own and use, especially of cars: He runs a Rolls Royce.) kjøre; eie10) ((of colour) to spread: When I washed my new dress the colour ran.) farge av, renne utover11) (to drive (someone); to give (someone) a lift: He ran me to the station.) kjøre, gi skyss12) (to move (something): She ran her fingers through his hair; He ran his eyes over the letter.) gli, renne13) ((in certain phrases) to be or become: The river ran dry; My blood ran cold (= I was afraid).) være, bli2. noun1) (the act of running: He went for a run before breakfast.) løp(etur)2) (a trip or drive: We went for a run in the country.) kjøretur, reise3) (a length of time (for which something continues): He's had a run of bad luck.) periode, stund4) (a ladder (in a stocking etc): I've got a run in my tights.) løpemaske, raknet maske5) (the free use (of a place): He gave me the run of his house.) fri adgang6) (in cricket, a batsman's act of running from one end of the wicket to the other, representing a single score: He scored/made 50 runs for his team.) -gård7) (an enclosure or pen: a chicken-run.)•- runner- running 3. adverb(one after another; continuously: We travelled for four days running.) i ett, i trekk, på rad- runny- runaway
- rundown
- runner-up
- runway
- in
- out of the running
- on the run
- run across
- run after
- run aground
- run along
- run away
- run down
- run for
- run for it
- run in
- run into
- run its course
- run off
- run out
- run over
- run a temperature
- run through
- run to
- run up
- run wildferd--------forsøk--------gang--------løp--------prøve--------rennIsubst. \/rʌn\/1) joggetur, løpetur2) løp, springmarsj3) løping, renning, renn4) (tilbakelagt) strekning5) evne til å løpe, kraft til å løpehan hadde krefter igjen til (å løpe) enda en «mile»6) tilløp, sats, ansats (for hopp)7) (sport, i cricket e.l.) run, poeng, (fri)omgang8) (softball, baseball, også run score) poeng9) kort reise, tur, svipptur, snartur10) reise, kjøring, seiling, seilas, sjøreise11) rute, vei, runde12) remse, stripe, strekning13) strøm, flom av vann14) (amer.) bekk, å15) ( gruvedrift) ras16) (plutselig) fall, ras17) tendens, retning, utvikling, vei18) retning19) gang, rytme, forløp20) serie, rekke, periode21) plutselig (forsterket) etterspørsel, rush, renn24) produksjonsserie25) trykking, opplag27) hjord, flokk (av husdyr)30) innhegning, (løpe)gård (for dyr)31) (spesielt austr., også sheep run)beitemark (for sauer)32) spor, sti (opptrampet av dyr)33) ( sport eller teknikk) bane, spor, løype35) ( hverdagslig) fri tilgang, adgang36) ( på strømpe e.l.) (løpe)maske, raknet maske38) (militærvesen, mot bombemål) innflygingat a run i springmarsj, løpende, i strak galopp ( militærvesen) i løpbe on the run ( om fisk) nappecome down with a run falle plutselig, rasethe common run det vanlige, den vanlige sortenhave a good run ha fremgang, ha flaks, gjøre lykke, gå brahave a long run være på moten lenge ( om skuespill og film) gå lenge, bli spilt lenge( også) sitte lenge ved maktenhave a run (være ute og) løpehave a (good) run for one's money få valuta for pengene, ha glede av pengene få en hard kamp, få hard konkurransein the long run i lengden, i det lange løp, på lang siktin the normal run of events under normale forholdin the short run på kort sikton the run ( hverdagslig) på flukt, på rømmen, flyktende ( hverdagslig) på sprang(et), i farten, i gang, i virksomhetper metre run per løpemeterrun of fri tilgang tilla noen få komme og gå som han\/hun vil i ens husrun of (bad) luck (u)flaksrun of office embetsperiodea run of salmon en laksestim på vei opp elventhe run of the tide tidevannets stigning og fall, tidevannets rytmerun on renn etter, plutselig etterspørsel etter(the) runs ( hverdagslig) diarétake a run ta en (jogge)tur, løpe en rundeta seg en turta satsII1) løpe, springe, renne2) ( som trening) jogge, løpe3) skynde seg, ile, haste, fare, kut(t)e4) gli, løpe, gå, rulle, kjøre5) gå på, drives av, fungere på6) springe omkring på, løpe rundt i7) springe etter, jage, forfølge, jakte påhunden forfulgte en rev fem «miles»8) løpe om kapp med, kappløpe9) flykte (fra), fly10) ( om idrettsutøver eller veddeløpshest) delta i løp, løpe, springe, konkurrere11) ( om veddeløpshest e.l.) la springe, la løpe, la delta, stille (opp) med14) ( om gyteklar fisk) vandrehan stiller ikke opp (til valg) igjen, han har frabedt seg gjenvalg16) drive, stå for drift av17) lede, styre, regjere, dominere18) arrangere, holde, organisere, stå for19) skjøtte, passe, forestå, stå i spissen forpasse huset for noen, føre husholdningen for noen21) ( samferdsel) gå (i trafikk), kjøre, trafikkere22) ( samferdsel) frakte, befordre, transportere23) kjøre, skysse25) la gli, la løpe, dra, fare med, kjøre, stryke26) kjøre, renne, stikke27) kjøre28) kjøre, vise, spille, holde i gangkjøre en film, vise en film30) kjøre (med), ha i trafikk31) sette inn (i trafikk)34) renne, dryppe, flyte, flomme (over)36) smelte, bli flytende, være flytende37) gå, løpe, strekke seg, bre seg ut39) løpe, gjelde40) pågå, gå, være i gangskuespillet gikk \/ ble spilt i seks måneder41) lyde, låtedet sier historien \/ slik lyder historien42) ( om strømpe e.l.) rakne, gå opp43) (australsk, også run to pasture)drive på beite, la beite44) kjøre mot45) tappe i, fylle i46) lede, føre, la renne47) strømme av, renne av, flomme av, sprute (frem), gi48) smugle (inn)49) dra, trekke, legge ut50) tråkle, kaste, sy med forsting51) støpe52) holde, ha53) føre54) utføre, gjøre55) trykke, publisere, ha (som nyhet)be\/feel run down være utkjørt, være helt gåen, være helt på felgen, være trett og nedfor, kjenne seg overanstrengt, føle seg tombe run out ( i cricket) bli utslått, bli løpt utcut and run se ➢ cut, 2he who runs may read det kan hvem som helst begripe, det kan en blind sekeep running in one's head\/mind (om melodi, tanker e.l.) stadig ha i tankene, kverne i hodet på enleave something running la noe være i gang, la noe gåla motoren være i gang, la motoren gå (på tomgang)run about eller run around løpe omkring, fare omkring, springe omkringrun across løpe tvers over, gå tvers over støte på, råke på, treffe på, komme overrun after ( også overført) løpe etter, forfølge, jage (etter), være på jakt etterpasse opprun against støte på, råke på, treffe på ( gammeldags) støte sammen med, kollidere med ( overført) komme i veien for, komme i strid med ( sport e.l.) konkurrere mot, løpe mot ( politikk e.l., spesielt amer.) stille (opp) mot, stille som kandidat mot gå tvert imot, være tvert imot, komme på tvers avrun aground gå på grunn, seile på grunn, grunnstøte, sette på grunn, seile på grunnrun along! (hverdagslig, spesielt til barn eller dyr) stikk av gårde!, skynd deg av sted!, i vei med deg!, stikk av gårde!run around være lett på trådenrun at idle se ➢ idle, 1run at somebody eller run (up)on somebody løpe mot noen, storme mot noen, komme stormende mot noen, komme løpende mot noenrun away løpe i vei, haste i vei flykte, legge på flukt, rømme, stikke av, lure seg bort ( om hest) løpe løpsk, skjenerun away from ( også overført) rømme fra, flykte fra, forlate, stikke av fra løpe fra, stikke fra (konkurrent e.l.)run away to sea stikke til sjøs, rømme til sjøsrun away with rømme med, stikke av med ( også overført) stjelebortføre, kidnappe ( om hest) løpe løpsk med, skjene (i vei) med vinne lett, ta (hjem) lettla seg rive med av, (blindt) hengi seg tilgå nå ikke omkring og tro at, innbill deg nå ikke at( overført) løpe løpsk med, sette fart på, løpe av medsluke, kosterun back over gå tilbake i hukommelsen til, se tilbake pårun back to ( overført) gå tilbake til, gå tilbake pårun down springe ned(over), løpe ned(over), fare ned(over), renne ned(over), spre seg nedoverta sluttbatteriet er flatt, batteriet er utladetgjøre slutt på forfalle, forringes, forverres minske, gå tilbake holde tilbake, strupeinnskrenke, skjære ned, gjøre innskrenkninger ved, foreta nedskjæringer ved( om (inner)slange) tappe ut luften, slippe ut luften reise ut (fra storby)kjøre over, kjøre ned, løpe over ende seile i senk jage trett, jage til døde, utmatte (om vilt)spore opp og fange snakke stygt om, rakke ned på, sverte, skjelle utspore opp, lete frem, forsøke å spore kilden til, forsøke å spore opphavet tilgå raskt gjennom, kikke raskt gjennom ( sjøfart) ta ned, ta inn, lårerun down someone fange noen, ta igjen noenrun dry ( også overført) gå tom, gå tørr, tørke inn, tørke opp, tørke utrun for løpe til, søke opp løpe etter (og hente) ( politikk e.l., spesielt amer.) (la) konkurrere om, stille (opp) som, stille til, stille iløpe (i), gjelde (for)pågå, gårun for it! ( hverdagslig) skynd deg!, løp for livet!, legg bena på nakken!run for one's life løpe for livetrun from flykte fra, flykte forrun high (om tidevann, pris e.l.) stige høyt( om sjø) gå høy(t) (overført, om følelser e.l.) bølge høyt, bølge over, bli stadig hissigererun in komme stormende inn, styrte frem titte inn, stikke innom nærme seg løpe inn, seile innfinnes i, ligge til( hverdagslig) fange, ta, arresterekjøre inndra (inn), trekke (inn)(typografi, amer.) la løpe (uten innrykk eller avsnitt) (typografi, amer.) sette innrun into kjøre på, kjøre (inn) i, renne imot, kollidere medseile på, renne på støte på, råke på, treffe på, løpe rett i armene på råke ut for, støte på, komme i, pådra seg sette i, bringe i, hensette i, pådra(opp)nåbeløpe seg til, kostegå over i, bli til( også overført) flyte sammen (til), smelte sammen i, forvandle tilrun it fine beregne knapp tid lage stramt budsjettrun it's course gå sin (naturlige) gangrun low synke, (begynne å) tørke ut( overført) (begynne å) ta slutt, holde på å ta slutt, skorte, slippe opp, (begynne å) bli knapprun low of begynne å få dårlig med, begynne å manglerun off løpe (bort), springe (sin vei), flykte rømme, stikke av, lure seg bort(la) renne av, (la) renne unna tappe (ut), tømme (ut), slippe ut, helle utdrive bort, jage bort rable ned, klore ned, rive av seg, skrive i full farttrykke, kopiere, lage• could you run off fifty copies of this?spille (av), kjøre( sport) (endelig) avgjøre (gjennom omkamp)gjøre unna forsøksheat, avvikle forsøksheatrun off with ( hverdagslig) stjelerun on gå på, løpe videre, kjøre videre, ferdes videre, ri videre, seile videre fortsette, løpe videre ( om sykdom) spre seg videre ( om tid) gå (videre)( om bokstaver) henge sammen, løpe sammen, skrives sammenhengende prate i vei (uten opphold), dure i vei, male kretse rundt, være opptatt avhandle om, dreie seg om(amer.) spøke med, irritere ( typografi e.l.) løpe i ett stykke ( typografi e.l.) sette inn i samme stykke, henge på i samme stykke gå på, drives medløpe mot, støte sammen med, råke på, gå på, støte imotrun oneself out (of breath) trette seg ut, utmatte seg, kjøre seg tomrun one's head against the wall ( overført) kjøre hodet mot veggenrun out løpe ut, springe ut, gå ut gå ut, løpe ut, utløpeholde på å ta slutt, begynne å skorte, slippe opp forrenne ut (av) (om tau, trosser e.l.) løpe ut, sendes ut, sette ut, legge ut, la løpe ut stikke ut, skyte ut, løpe ut( røtter e.l.) sende ut jage bort, kjøre ut, drive utdrive ut på beite ( sport) avslutte, fullbyrde, avgjøre (om løp, konkurranse e.l.) ( overført) fullbyrde, fullende (tid, bane e.l.) ( om jord) pine ut, utarme, bli utarmetrun out on (somebody) ( hverdagslig) løpe fra (noen), springe fra (noen)( hverdagslig) stikke fra, overgi, gå ifra, la noen i stikkenrun over renne over, flomme over ese over se over, se gjennom, gå gjennom, granskegå gjennom på nytt, rekapitulere, redegjøre forhan gikk gjennom alt sammen på nytt i hodet kjøre over, kjøre påkjøre over, skysse overrun round løpe rundt, gå rundt stikke innom, titte innom, kjøre innomrun second komme (inn) som nummer to, komme på andreplassrun short of begynne å slippe opp for, manglerun somebody close\/hard følge noen hakk i hel, presse noen hardt kunne konkurrere med noen, være en hard konkurrent (til noen)run something too far drive noe for langtrun strong ( om elv e.l.) være sterk, være strirun through gå gjennom, løpe gjennom, passere gjennom, fare gjennom, renne gjennom, spre seg gjennomgjennomsyre gå gjennom, gjenopplevesette en strek over, stryke gjennomboregjøre slutt på, gjøre (seg) av med, sløse bort, kaste bort, skusle bortse gjennom, titte gjennom, gå gjennom repetere (raskt)run to skynde seg til, ile tilløpe opp i, kosteomfatte, inneholde• the story runs to 5,000 wordsnå, komme opp i( hverdagslig) ha råd til ( om penger) holde til, strekke tilinntekten min strekker ikke til det gå over til, gå over i, slå over i, ha tendenser til, ha tilbøyelighet til, gå tilrun to fat bli fet, ha anlegg for fedmerun together forene seg, løpe sammenrun to ground nedlegge (bytte) forfølge (bytte), jage (bytte) spore opp, forfølge, fangerun up løpe oppover, springe oppover ( sport) ta sats, ta tilløp vokse (opp), skyte i høyden ( også om plante) klatre (oppover) ( også overført) gå opp, øke (raskt), stige (raskt) spre seg oppoverøke raskt, samle seg raskt oppreise inn, dra innsette opp, smelle opp, slenge sammenneste sammen, tråkle sammen, sy sammenregne sammen, summere, addere, legge sammen( spor e.l.) følge (tilbake)run up against støte på, råke på, råke ut for, treffe tilfeldigrun upon komme stormende mot, løpe mot, springe motstøte på, råke på, treffe på, støte sammen med gå på, støte mot kretse omkring, være opptatt avrun up to (om vekt, pris e.l.) ligge på, gå opp til, nårun wild (om planter, dyr) vokse vilt, mangle styring, løpe løpsk ( om person) være uten kontroll, mangle styringrun with renne av, strømme av, flomme av vrimle av, kry avholde sammen med, henge sammen med, omgås med følgeIIIadj. \/rʌn\/1) tomt, slutt2) ( om væske) som har rent ut3) smeltet4) (ut)støpt5) (inn)smuglet6) ( om fisk) forklaring: som har gått opp i elv for å gyte
См. также в других словарях:
strąk — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż IIa, D. a {{/stl 8}}{{stl 7}} podłużny owoc zawierający kilka nasion, powstający z jednego owocolistka, pękający wzdłuż szwów na dwie części : {{/stl 7}}{{stl 10}}Strąk z nasionami. Strąk bobu. Wyłuskiwać fasolę ze… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
strak — obs. f. stroke; obs. pa. tense of strike v … Useful english dictionary
Strak — Der Strak ist eine an die darstellende Geometrie angelehnte zeichnerische Darstellungsart, die im Schiffbau und Automobilbau angewandt wird. Der Name leite sich aus dem englischen Wort strake ab, das einen durchgehend verlaufenden Plattengang… … Deutsch Wikipedia
Strąk — Paweł Strąk Spielerinformationen Geburtstag 24. März 1983 Geburtsort Ostrowiec Świętokrzyski, Polen Größe 189 cm Position Defensiv Allrounder Vereine in der Jugend … Deutsch Wikipedia
strak — stràk interj. NdŽ, JD267, Alv žr. 1 strakt 2: O kaip tu bėgai, oželi mano? – Strik strik strik, strak strak strak, poneli mano! LMD(Šmk) … Dictionary of the Lithuanian Language
stråk — I s ( et, stråk) band, äv. färdled II s ( et, stråk) stråkdrag … Clue 9 Svensk Ordbok
Strak — Strạk 〈n. 11; Mar.〉 Verlauf der gekrümmten Schiffslinien * * * Strak, das, s/ e, Straak, Schiffbau: der Verlauf der Kurven des Linienrisses, wie Deckssprung, Wasserlinien, Schnitte, Spanten und Senten, die … Universal-Lexikon
strak — lap·strak·er; … English syllables
Sträk — God (soll) Sträk (Ordnung) seyn Struk un krigt sin Fru bim Buk … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
strak strakum — strak strãkum interj. šokinėjimui nusakyti: O kaip tu bėgai, oželi mano? – Strik strikum, strak strakum, panyte mano LLDI213(Zp) … Dictionary of the Lithuanian Language
strąk — m III, D. a, N. strąkkiem; lm M. i «suchy, pękający owoc wielonasienny, rozwijający się z jednego owocolistka; występuje między innymi u roślin motylkowatych» Zielone, suche strąki. Strąki grochu, fasoli. Wyłuskiwać groch ze strąków … Słownik języka polskiego