-
1 Maat
◙ n. (מיתולוגיה מצרית) מאת, אלילת האמת והצדק◙ adj. מדוכא, עצוב; נוגה, מלא צער* * *◙ קדצהו תמאה תלילא,תאמ (תירצמ היגולותימ)◄ -
2 maat
◙ n. (מיתולוגיה מצרית) מאת, אלילת האמת והצדקmaat◙ adj. מדוכא, עצוב; נוגה, מלא צער* * *◙ רעצ אלמ,הגונ ;בוצע,אכודמ◄ -
3 MAAT
Бухгалтерия: Member of Association of Accounting Technicians -
4 Maat
Маат, в древнеегипетской мифологии богиня истины и порядка, дочь Ра, жена бога мудрости ТотаАнгло-русский универсальный дополнительный практический переводческий словарь И. Мостицкого > Maat
-
5 mate
maat -
6 metrics
maat -
7 normal section
(maat, th) secţiune normală / perpendiculară -
8 liquid measure
-
9 size two
maat achtendertig -
10 measure
maatmaatregelmaatstaf -
11 measurement
maatmeting -
12 tempo
maattempo -
13 time
maattijd -
14 size
maat, takseer, omvang, grootte, grootte -
15 measure
n. middel; maat; afgmeting; meet apparatuur; ritme; gewicht; voorschrift--------v. meten; schatten, afwegen; toeluisteren, afmetenmeasure1[ mezjə]2 maatstok/lat/lint3 maatstaf♦voorbeelden:half measures • halve maatregelen1 maat 〈 ook muziek〉 ⇒ maateenheid; mate; gematigdheid; (afgemeten/juiste) hoeveelheid; metrum, versmaat♦voorbeelden:in (a) great/large measure • in hoge/ruime mate————————measure21 meten ⇒ af/op/toe/uitmeten, de maat nemen♦voorbeelden:1 the room measures three metres by four • de kamer meet/is drie bij vier (meter)measure oneself with • zich meten metmeasure out • toemeten3 letten op ⇒ overdenken, (over)wegen♦voorbeelden: -
16 time
n. "Time", belangrijk Amerikaans actualiteitenweekblad betreffende politiek, cultuur en sporttime1[ tajm]4 gelegenheid ⇒ moment, ogenblik♦voorbeelden:kill time • de tijd dodenlose no time • geen tijd verliezen, direct doenmake time for something • ergens tijd voor vrijmakentake one's time • zich niet haastentime and (time) again • steeds weer/opnieuwin next to no time • in een mum van tijdI'm working against time • ik moet me (vreselijk) haasten, het is een race tegen de klokfor a time • een tijdjein (less than) no time (at all) • in minder dan geen tijdall the time • de hele tijd, voortdurend; altijddo you have the time? • weet u hoe laat het is?he arrived ahead of time • hij kwam (te) vroegat the time • toen, indertijdshe is often behind time with her payments • ze is vaak te laat/achter met haar betalingenby the time the police arrived, … • tegen de tijd dat/toen de politie arriveerde, …what time is it?, what's the time? • hoe laat is het?time was when Britain ruled the world • eens heerste Engeland over de wereldbe ahead of one's time • zijn tijd vooruit zijnat one time • vroeger, eensbe behind the times • achterlopen, niet meer van deze tijd zijnonce upon a time • er was eens4 have time on one's hands • genoeg/te veel vrije tijd hebbenthere's a time and place for everything • alles op zijn tijdbide one's time • afwachten〈 informeel〉 any time • altijd, om 't even wanneerevery time • elke keer, altijd; steeds/telkens (weer)many times, many a time • vaak, dikwijls5 nine times out of ten • bijna altijd, negen op de tien keertake time by the forelock • de gelegenheid/kans aangrijpenget time and a half for working on Saturdays • anderhalf keer betaald krijgen voor werken op zaterdagI had the time of my life • ik heb ontzettend genotensince time out of mind • sinds onheuglijke tijdenyour time is drawing near • jouw tijd is bijna gekomenhave a time (of it) • het lastig/moeilijk hebbenI have no time for him • ik mag hem niet, ik heb een hekel aan hemlast one's time • zijn tijd wel durenplay for time • tijd rekkenserve one's time • een gevangenisstraf uitzittentime will tell • de tijd zal het uitwijzentime's up! • het is de hoogste tijd!(and) about time too! • (en) het werd ook tijdtime after time • keer op keerat all times • altijd, te allen tijdeone at a time • één tegelijkat the same time • tegelijkertijd; toch, desalnietteminat this time of day • in dit late stadiumat times • somsbetween times • nu en danfor the time being • voorlopigfrom time to time • van tijd tot tijd→ double-quick double-quick/, easy easy/, evil evil/, good good/, hard hard/, heavy heavy/, high high/, own own/, short short/, thin thin/1 maat2 tempo♦voorbeelden:keep time • in de maat blijven, de maat houdenin time • in de maatout of time • uit de maat, vals→ common common/————————time2〈 werkwoord〉2 het juiste moment kiezen voor/om te♦voorbeelden: -
17 gauge
n. meter (water, gas, enz.); maat--------v. standaard/ maat; peilglasgauge11 〈 benaming voor〉(standaard/ijk)maat ⇒ vermogen, capaciteit, inhoud; binnenwerkse maat 〈 van pijp, buis enz.〉, kaliber 〈 ook van vuurwapens〉; spoorbreedte/wijdte 〈 ook van wagen〉; diepgang 〈 van schip〉2 〈 benaming voor〉 meetinstrument ⇒ meter; kaliber; peilglas; maatstok; drukniveaumeter; gradenboog; regenmeter; windmeter————————gauge21 meten ⇒ uit/af/opmeten, peilen2 schatten ⇒ taxeren, ramen -
18 size
n. maat; grootte; waardering; (soort) lijm--------v. sorteren (naar grootte); met lijm bedekkensize1[ sajz]1 afmeting ⇒ formaat, grootte, omvang2 maat♦voorbeelden:trees of various sizes • bomen van verschillende grootteof some size • nogal groot1 stijfsel ⇒ pap, sterksel————————size2〈 werkwoord〉 -
19 step
n. stap; opstapje; stap (v.d. ladder), hoogte; trede--------pref. stief---------v. stappen; lopen; ergens opstappen; opzijgaan; plaats maken voorstep1[ step]♦voorbeelden:dance a fast step • een snelle danspas dansenbreak step • uit de pas/maat gaan〈 figuurlijk〉 fall into step with • zich aansluiten bij, in de pas lopen metfollow in someone's steps • in iemands voetsporen tredenstep by step • stapje voor stapje, geleidelijkin step 〈 ook figuurlijk〉 • in de pas/maat; in harmonie, ermee eensout of step • uit de pas/maat 〈 ook figuurlijk〉; niet ermee eens, uit de toon2 a false step • een misstap, een verkeerde stap/daadtake steps to prevent something • stappen ondernemen om iets te voorkomenwatch/mind your step • wees voorzichtig, pas opII 〈 meervoud〉————————step2〈 stepped〉♦voorbeelden:step on someone's toes/corns • iemand op zijn teentjes trappenstep forward • naar voren komen, zich aanbieden als vrijwilligerstep inside • komt u binnenstep into the house • het huis binnengaanstep off the plane • uit het vliegtuig stappenstep on someone • iemand onverschillig/arrogant behandelenstep out of line • uit het gareel raken→ step aside step aside/, step down step down/, step in step in/, step off step off/, step out step out/, step up step up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 mate
I 1. nounchief or first/second mate — Erster/Zweiter Offizier
3) (workman's assistant) Gehilfe, der2. intransitive verb(for breeding) sich paaren3. transitive verbpaaren [Tiere]IImate a mare and or with a stallion — eine Stute von einem Hengst decken lassen
(Chess) see academic.ru/12226/checkmate">checkmate* * *[meit] 1. verb1) (to come, or bring (animals etc), together for breeding: The bears have mated and produced a cub.) sich paaren2. noun1) (an animal etc with which another is paired for breeding: Some birds sing in order to attract a mate.) das Männchen/Weibchen2) (a husband or wife.) der Gatte/die Gattin3) (a companion or friend: We've been mates for years.) der Kamerad4) (a fellow workman or assistant: a carpenter's mate.) der Gehilfe5) (a merchant ship's officer under the master or captain: the first mate.) der Maat6) (in chess, checkmate.) das Schachmatt* * *mate1[meɪt]I. nshe's my best \mate sie ist meine beste Freundinfirst/second \mate Erster/Zweiter OffizierII. vi2. (join or connect mechanically)III. vtto \mate two animals zwei Tiere miteinander paarenmate2[meɪt]II. vt▪ to \mate sb jdn [schach]matt setzen* * *I [meɪt] (CHESS)1. nMatt nt2. vtmatt setzen3. viIIwhite mates in two — Weiß setzt den Gegner in zwei Zügen matt
1. nlisten, mate — hör mal, Freundchen! (inf)
got a light, mate? — hast du Feuer, Kumpel? (inf)
7)2. vtanimals paaren; female animal decken lassen; (fig hum) verkuppeln3. vi (ZOOL)sich paaren* * *mate1 [meıt]A s1. a) (Arbeits-, Schul-, Spiel) Kamerad m, (-)Kameradin f, (Arbeits) Kollege m, (-)Kollegin f:mate’s rate Freundschaftspreis mb) (als Anrede) umg Kamerad!, Kumpel!c) Gehilfe m, Gehilfin f, Handlanger(in):driver’s mate Beifahrer m2. (Ehe)Mann m, (-)Frau fI can’t find the mate to this glove ich kann den anderen Handschuh nicht finden6. SCHIFF Maat m:cook’s mate KochsmaatB v/t1. zusammengesellen3. Tiere paaren4. fig einander anpassen:mate words with deeds auf Worte (entsprechende) Taten folgen lassenC v/i1. sich (ehelich) verbinden, heiraten2. ZOOL sich paaren3. TECHb) aufeinander arbeiten:mating surfaces Arbeitsflächen* * *I 1. noun1) Kumpel, der (ugs.); (friend also) Kamerad, der/Kameradin, diechief or first/second mate — Erster/Zweiter Offizier
3) (workman's assistant) Gehilfe, der2. intransitive verb(for breeding) sich paaren3. transitive verbpaaren [Tiere]IImate a mare and or with a stallion — eine Stute von einem Hengst decken lassen
* * *adj.schachmatt adj.verbinden adj. n.Partner - m. v.zusammenpassen v.
См. также в других словарях:
Maat — Maât Pour l’article homophone, voir Maât Mali. Cet article fait partie de la série Dieux égyptiens Présentation Par ordre alph … Wikipédia en Français
Maât — Divinité égyptienne Nom en hiéroglyphes … Wikipédia en Français
MAÂT — Gracieuse petite déesse égyptienne, représentée généralement assise et coiffée d’une plume d’autruche qui écrit son nom, Maât symbolise l’ordre, la justice et la vérité: l’ordre immuable du monde auquel tous doivent se conformer, l’ordre qui est… … Encyclopédie Universelle
Maat — bezeichnet: Maat (Dienstgrad), Rang auf einem Schiff Maat (Ägyptische Mythologie), Göttin der Ägyptischen Mythologie Maat Mons, Vulkan auf der Venus Maat ist der Name folgender Personen Albert Jan Maat (* 1953), niederländischer Politiker Siehe… … Deutsch Wikipedia
Maat — Maat, a. [See {Mate}, a.] Dejected; sorrowful; downcast. [Obs.] So piteous and so maat. Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Maat [2] — Maat (holländ., engl. mate, »Gehilfe, Gefährte«), in der Kriegsmarine Bezeichnung der Unteroffiziere. Je nach dem Dienstzweig gibt es in der deutschen Marine Steuermanns , Feuerwerks , Bootsmanns , Wachtmeisters , Zimmermanns , Signal , Hoboisten … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Maat — Maat, auf den Schiffen so v.w. Gehülfe, welcher denjenigen, denen er beigegeben ist, in ihren Geschäften beisteht; daher Steuermannsmaat, Bootsmannsmaat, Kochsmaat etc … Pierer's Universal-Lexikon
Maat [1] — Maat, früher niederländ. Feldmaß, 500 Amsterdamer vierkante Roeden = 6773,90 qm. In Niederländisch Ostindien ein Gewichtsmaß für Salz und Reis zu 75 Ponden trooisch = 36,913 kg … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Maat — (niederländ.), auf Schiffen s.v.w. Genosse (z.B. Backsmaat), in der Kriegsmarine Bezeichnung der Unteroffiziere (Bootsmanns , Steuermanns M. etc.) … Kleines Konversations-Lexikon
Maat — Maat, auf den Schiffen soviel als Gehilfe … Herders Conversations-Lexikon
Maat — der; (e)s, e(n); ein Unteroffizier in der Marine … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache