-
1 geluid
son -
2 klank
son -
3 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
4 geluid
♦voorbeelden:verdachte geluiden • bruits suspectseen zacht geluid • un bruit douxhet geluid (van een radio) zachter zetten • baisser le son d'un postede sneeuw dempte het geluid van zijn voetstappen • la neige feutrait ses pasgeluid geven • produire un soneen geluid voortbrengen • émettre un soner zit in die viool een mooi geluid • ce violon a une bonne sonorité -
5 geld
♦voorbeelden:1 je geld of je leven! • la bourse ou la vie!baar geld • espècescontant geld • (argent) liquidein contant geld • en espècesgemunt geld • numérairemet gepast geld betalen • faire l'appointgrof geld verdienen • gagner grosgroot geld • billetskinderen betalen half geld • les enfants paient demi-tarifklein geld • monnaiepapieren geld • papier-monnaievals geld • fausse monnaiehet volle geld • (le) plein tarifvuil geld • argent gagné malhonnêtementzwart geld • argent noirzijn geld erdoor jagen • brûler la chandelle par les deux boutsergens (veel) geld tegenaan gooien • investir (des sommes folles) dans qc.het geld groeit mij niet op de rug • je ne suis pas Crésushet geld voor het grijpen hebben • rouler sur l'orgeen geld hebben • être sans le souzijn geld erbij inschieten • en être pour son argent〈 figuurlijk〉 iemand geld uit de zak kloppen • soutirer de l'argent à qn.zijn geld er uit krijgen • rentrer dans son argentgeld laten rollen • faire valser l'argentgeld door de vingers laten slippen • ne pas regarder à la dépenseveel geld opleveren • rapporter grosgeld slaan • battre monnaiesmijten met geld • jeter l'argent par les fenêtresgeld in iets steken • placer son argent en, dans qc.er geld op moeten toeleggen • en être de sa pochegeld wisselen • faire de la monnaiebovenop zijn geld zitten • être près de ses souszwemmen in het geld • rouler sur l'orniet goed? geld terug • remboursement garanti en cas de non-satisfactiondik in het geld zitten • être cousu d'ormet zijn geld geen raad weten • ne savoir que faire de son argentom geld vragen • demander de l'argentom geld verlegen zijn • être à court d'argentiets te gelde maken • faire argent de qc.van zijn geld leven • vivre de ses rentesvoor geld • pour de l'argentvoor geen geld ter wereld • pour rien au mondevoor geen geld • à aucun prixtwee voor hetzelfde geld • deux pour le prix d'ungeld als water verdienen 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 geld als slijk verdienen • faire beaucoup d'argentdat brengt geld in 't laatje • ça fait des soushet geld niet over de balk gooien • ne pas jeter l'argent pas les fenêtres -
6 hart
♦voorbeelden:in hart en nieren • dans l'âmevan ganser harte • de tout coeuraan een gebroken hart lijden • avoir le coeur briséhij heeft een goed hart • il a bon coeuriemand een goed hart toedragen • vouloir du bien à qn.het Heilig Hart • le Sacré-Coeureen klein hartje hebben • avoir le coeur tendreiemand een kwaad hart toedragen • être mal disposé envers qn.hij draagt die zaak een warm hart toe • cette affaire lui tient à coeureen zwak hart hebben • avoir le coeur faibleiemands hart breken • briser le coeur de qn.mijn hart draaide om in mijn lijf • 〈 schrikken〉 mon sang n'a fait qu'un tour; 〈 walgen〉 cela me soulevait le coeurhet hart op de juiste plaats dragen, hebben • avoir le coeur bien placé〈 figuurlijk〉 zijn hart aan iets geven • s'engager avec coeur dans qc.heb het hart eens! • ose un peu!het hart op de tong hebben • avoir le coeur sur les lèvreshart voor een zaak hebben • prendre une affaire à coeurik hield mijn hart vast • je frémissais à cette penséemet kloppend hart • le coeur battanthet hart klopte hem in de keel • le coeur lui battait dans la gorgezijn hart luchten (bij iemand) • ouvrir son coeur (à qn.)je kunt je hart ophalen • vous pouvez vous en donner à coeur joiez'n hart uit z'n lijf spugen • rendre tripes et boyauxiemand een hart onder de riem steken • remonter le moral à qn.bij iemand zijn hart uitstorten • ouvrir son âme à qn.zijn hart aan iemand verloren hebben • s'être épris de qn.zijn hart aan iets verpanden • se livrer corps et âme à qc.het hart zonk hem in de schoenen • le coeur lui manquahet aan het hart hebben • souffrir du coeur〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 laat het niet aan je hart komen! • ne t'en fais pas!iemand aan het hart drukken • presser qn. contre son coeurdat gaat hem aan het hart • cela le toucheiemand na aan het hart liggen • être cher à qn.dat ligt mij het naast aan het hart • c'est ce qui me tient le plus à coeurin mijn hart • dans mon for intérieuriemand in zijn hart gesloten hebben • porter qn. dans son coeuriets met hart en ziel doen • faire qc. de tout son coeurzich met hart en ziel aan iets wijden • se donner corps et âme à qc.dat is een man naar mijn hart • c'est un homme selon mon coeur〈 figuurlijk〉 iemand op het hart trappen • blesser qn.iets op zijn hart hebben • avoir qc. sur le coeuriemand iets op het hart drukken, binden • recommander (vivement) qc. à qn.iets niet over zijn hart kunnen verkrijgen • ne pouvoir se résoudre à qc.iets ter harte nemen • prendre qc. à coeurdat gaat mij zeer ter harte • cela me tient fort à coeurdat is mij uit het hart gegrepen • voilà qui est parlervan zijn hart geen moordkuil maken • dire ce qu'on a sur le coeurdat moet mij toch van het hart • je ne peux m'empêcher de le direvan harte gefeliciteerd! • félicitations!hart voor het werk hebben • avoir du coeur à l'ouvrage〈 spreekwoord〉 waar het hart vol van is, loopt de mond van over • la bouche parle de l'abondance du coeur→ link=oog oog -
7 bepalen
1 [voorschrijven] stipuler2 [vaststellen; oorzaak zijn van] déterminer3 [vastleggen aan] concentrer♦voorbeelden:1 in het contract wordt bepaald dat … • le contrat stipule que …de oorsprong van een woord bepalen • déterminer l'origine d'un motde ouderdom van iets bepalen • dater qc.de plaats van iets bepalen • localiser qc.zijn standpunt bepalen • définir sa positionfactoren die de uitslag bepalen • facteurs qui décident du résultatzijn vertrektijd bepalen • fixer son départdat bepaal ik zelf • je fais ce que je veuxzijn aandacht bij zijn werk bepalen • concentrer son attention sur son travailII 〈wederkerend werkwoord; zich bepalen〉1 [+ tot][zich beperken] s'en tenir (à)♦voorbeelden:1 wilt u zich bepalen tot de hoofdzaken? • veuillez vous en tenir à l'essentiel! -
8 dag
dag1〈de〉♦voorbeelden:de dag van de mensenrechten • la Journée des Droits de l'Hommedag en nacht • jour et nuithet nieuws van de dag • les nouvelles du jourdat tafeltje heeft zijn beste dagen gehad • cette petite table a fait son tempsde hele dag • toute la journéede jongste dag • le jour du jugement dernierbij klaarlichte dag • en plein jouropen dag • journée (des) portes ouvertesde oude dag komt met gebreken • les misères viennent avec l'âgehij wordt een dagje ouder • il se fait vieuxeen vrije dag • un jour de congéeen dagje bij vrienden doorbrengen • passer une journée chez des amishij heeft vandaag zijn dag niet • ça n'est pas son jourdie dag hoop ik nog te beleven • j'espère vivre ce jour-làhet wordt dag • le jour se lèvewelke dag hebben wij nu? • quel jour sommes-nous?dag in dag uit • jour après jourhet is kort dag • il nous reste peu de tempshet is lang dag • le jour est longvandaag de dag • à l'heure actuellehet is morgen vroeg dag • il faudra se lever tôt demaindag aan dag • jour après jourmoed aan de dag leggen • faire preuve de couragebij dag • pendant la journéein mijn dagen • de mon tempsin de dagen van het schrikbewind • au temps de la Terreurmet de dag veranderen • changer de jour en jourhet wordt met de dag slechter • cela s'aggrave de jour en jourde dag na • le lendemain detwee dagen na • le surlendemain devan de ene dag op de andere • du jour au lendemainop een (goede) dag • un (beau) jourop de dag dat • le jour oùop de dag af negen maanden na … • neuf mois, jour pour jour, après …ten eeuwigen dage • à (tout) jamaisik weet het nog als de dag van gisteren • je m'en souviens comme si c'était hierde dag voor • le veille detwee dagen voor • l'avant-veille devoor dag en dauw • à l'aubemet een voorstel voor de dag komen • lancer une propositionhij haalde zijn pistool voor de dag • il sortit son revolverzo kan ik niet voor de dag komen • je ne suis pas présentabledat is zo klaar als de dag • c'est clair comme le jourde dag der dagen • le jour J〈 spreekwoord〉 elke dag een draadje is een hemdsmouw in het jaar • petit à petit l'oiseau fait son nid〈 spreekwoord〉 hoe later op de dag, hoe schoner het volk • ±bienvenue aux combattants de la dernière heure!————————dag21 [begroeting] bonjour!2 [afscheidsgroet] au revoir!♦voorbeelden:dag zeggen • dire bonjour〈 figuurlijk〉 ja dag! • tu peux toujours courir!dáág! • ciao! -
9 dienst
♦voorbeelden:de gemeentelijke sociale diensten • le service social de la communevrij van dienst zijn • avoir fini son serviceiemand een goede dienst bewijzen • rendre service à qn.hij heeft van 8 tot 12 dienst • il est de service de 8 heures à midiiemand de dienst opzeggen • donner son congé à qn.in dienst stellen • mettre en servicedienst weigeren • refuser de faire son service militairedie wagen is buiten dienst gesteld • cette voiture a été mise hors servicein dienst treden • entrer en fonctioniemand in dienst nemen • engager qn.in dienst staan van • être au service dezich in dienst stellen van • se mettre à la disposition de (qn.)arbeiders in dienst hebben • employer des ouvriersbij iemand in dienst zijn • être au service de qn.in dienst zijn • faire son service (militaire)voor dienst tekenen • s'engager dans l'arméede dienst uitmaken • faire la pluie et le beau tempsten dienste staan (van iemand) • être à la disposition (de qn.)tot uw dienst • à votre servicedat boekje is me van dienst geweest • j'ai tiré grand profit de ce livrewat is er van uw dienst? • que puis-je faire pour votre service? -
10 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
11 neus
♦voorbeelden:een fijne neus voor iets hebben • 〈 opmerken〉 flairer qc. instantanément; 〈 waarde schatten〉 avoir du nezeen frisse neus halen • prendre un bol d'aireen lange neus maken (tegen iemand) • faire un pied de nez (à qn.)een lopende neus hebben • avoir le nez qui coulehet is zijn neus voorbijgegaan • ça lui a passé sous le nezzijn neus ophalen • reniflerzijn neus snuiten • se moucherzijn neus overal in steken • fourrer son nez partoutzijn neus in de wind steken • porter le nez au ventzijn neus stoten • se casser le nezneuzen tellen • compter les têtes〈 schertsend〉 ja, mijn neus! • mon oeil!dat ga ik jou niet aan je neus hangen • je ne risque pas de te le direiemand bij de neus hebben, nemen • mener qn. en bateaudoor de neus spreken • parler du nezlangs zijn neus weg • comme si de rien n'étaitje staat er met je neus bovenop • tu as le nez dessusaltijd met zijn neus in de boeken zitten • avoir toujours le nez dans les livresiemand met zijn neus op de feiten drukken • forcer qn. à regarder la réalité en facemet zijn neus in de boter vallen • avoir une veine de cocuje kijkt met je neus! • mets des lunettes!met zijn neus kijken • avoir le nez sur qc.wit om de neus zien • être blanc comme un linge〈 figuurlijk〉 iemand iets onder zijn neus wrijven • jeter des reproches au nez de qn.sta niet uit je neus te eten • ne reste pas là à te tourner les pouceshet komt me mijn neus uit • j'en ai par-dessus la têteuit zijn neus bloeden • saigner du nez〈 figuurlijk〉 iemand iets voor de neus wegnemen, wegkapen • souffler qc. au nez de qn.niet verder kijken dan je neus lang is • ne pas voir plus loin que le bout de son nez〈 spreekwoord〉 wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht • qui coupe son nez défigure son visage¶ dat examen is een wassen neus • cet examen, c'est de la frimeiemand iets door de neus boren • faire passer qc. sous le nez de qn. -
12 recht
recht1〈 het〉♦voorbeelden:de rechten en plichten van de burgers • les droits et les devoirs du citoyenhet recht van de sterkste • le droit du plus fortrecht van successie • droits de successionburgerlijke rechten • droits civilsdat is mijn goed recht • je suis dans mon (bon) droithet ongeschreven recht • la coutumehet publiek recht • le droit publicRomeins recht • droit romainmet het volste recht • de son plein droithet recht hebben om iets te doen • avoir le droit de faire qc.iemand een recht ontnemen • priver qn. d'un droitiemand het recht ontzeggen om … • interdire à qn. de (faire qc.)zich het recht verschaffen om … • 〈 recht, toestemming verkrijgen〉 obtenir le droit de …; 〈 zich aanmeten om〉 s'octroyer le droit de …alle rechten voorbehouden • tous droits réservésin zijn recht staan • être dans son (bon) droitnaar recht en rede • à bon droitwat geeft u het recht om zo te spreken? • de quel droit parlez-vous sur ce ton?op zijn recht staan • revendiquer ses droitsrecht hebben, geven op iets • avoir, donner droit à qc.iemand, iets tot zijn recht laten komen • mettre en valeur qn., qc.recht doen aan iets • tenir compte de qc.iemand recht doen (wedervaren) • rendre justice à qn.het recht in eigen hand nemen • faire sa propre loirecht spreken • rendre la justicehet recht met voeten treden • fouler aux pieds la justice¶ iemand in rechte vervolgen • poursuivre qn. en justicemet recht (en reden) • à juste titre————————recht2♦voorbeelden:recht op zijn benen staan • se tenir droit sur ses jambesrecht zitten • se tenir droit sur sa chaiserecht omhoog • tout droit vers le hautrecht overeind • tout droitrecht op iemand, iets afgaan • aller droit sur qn., qc.de auto kwam recht op ons af • la voiture arriva droit sur nousrecht voor zich uitkijken • regarder droit devant soi -
13 toon
♦voorbeelden:op barse toon • d'un ton secop gedempte toon • à mi-voixde goede toon te pakken hebben • être dans le toneen halve toon • un demi-tonheldere toon • son clairhoge toon • son aiguiets op hoge toon eisen • revendiquer qc. d'un ton arrogantde juiste toon aanslaan • être dans le tonlage toon • son gravevolle toon • son nourrisla niet zo'n hoge toon aan! • ne le prenez pas sur ce ton!op de tonen van • aux sons deuit de toon vallen • détonner¶ iets ten toon spreiden • étaler qc.waren ten toon stellen • exposer des marchandises -
14 ziel
♦voorbeelden:hij heeft zijn ziel en zaligheid daarvoor over • il vendrait son âme pour cela(arme) ziel • le, la pauvreeen brave ziel • une brave personnegeen levende ziel • pas un chater was geen levende ziel • il n'y avait âme qui viveeen rusteloze ziel • une âme en peineeen simpele ziel • un simple d'espriteen verwante ziel • une âme soeurzijn ziel blootleggen • mettre son coeur à nuzijn hele ziel leggen in • s'investir danszijn ziel redden • sauver son âmezijn ziel aan de duivel verkopen • vendre son âme au diablezieltjes winnen • faire du prosélytismemet zijn ziel onder de arm lopen • ne savoir que fairegezond naar ziel en lichaam • sain de corps et d'espritiemand op zijn ziel geven • 〈 pak slaag〉 donner une raclée à qn.; 〈 berisping〉 passer un savon à qn.〈 figuurlijk〉 iemand op zijn ziel trappen • vexer qn.ter ziele zijn • avoir rendu l'âmeeen stad van 100.000 zielen • une ville de 100.000 âmestwee zielen, één gedachte • c'est de la télépathie〈 spreekwoord〉 hoe meer zielen, hoe meer vreugd • plus on est de fous, plus on rit¶ christene ziele! • juste ciel!dat snijdt door mijn ziel • cela me fend le coeur -
15 zijn
zijn11 [algemeen] être3 [gebeuren] arriver4 [+ van][behoren aan] être (à, de)5 [bezig zijn met] être en train de6 [bedragen] s'élever (à)7 [weersgesteldheid] faire8 [leeftijd] avoir♦voorbeelden:1 〈 bijbel〉 God zei: ‘daar zij licht’. En daar was licht • Dieu dit: ‘que la lumière soit’. Et la lumière futdie man is er geweest • 〈 heeft het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd〉 cet homme ne va pas s'en tirer; 〈 is gestorven〉 cet homme n'est pluser zijn mensen die … • il y a des gens qui …bang zijn • avoir peurdaar is niets van waar • il n'y a pas un mot de vrai là-dedansdat is te doen • c'est faisablehij is geprezen (geworden) • il a été approuvédat kan wel (zo) zijn • c'est bien possibledat boek is overal te krijgen • ce livre se trouve partouthij is uitgegaan • il est sortihet is maar dat je het weet • à titre d'informationhet is laat • il est tardhet is avond • c'est le soirhet was op een woensdag • c'était un mercredihet is woensdag vandaag • nous sommes mercredizij het • cependantdat is 'm • c'est luiwat is er? • qu'est-ce qu'il y a?〈bijv. in café〉 wat zal het zijn? • et pour Monsieur, Madame?er was eens een koning … • il était une fois un roi …hoe was dat ook weer? • comment était-ce encore?als het ware • pour ainsi direals ik jou was, zou ik … • (si j'étais) à ta place, je …zij het dat … • bien que …,het is of ik hem meer gezien heb • il me semble que je l'ai déjà vuben ik? • c'est à moi?2 hoe ver ben je? • où en es-tu?waar is hij nu toch? • mais où est-il (donc)?er was vroeger iets tussen die twee • il s'est passé qc. entre eux autrefoishet zij zo • soit4 van wie is dat potlood? • à qui est ce crayon?van welke auteur is dat boek? • de quel auteur est ce livre?wij zijn met de trein • nous sommes venus en train————————zijn21 [bijvoeglijk gebruikt]son, sa, ses2 [zelfstandig gebruikt]le sien, la sienne♦voorbeelden:te zijner tijd • en temps utilehet zijne ervan zeggen • donner son avishij wilde er het zijne van weten • il voulut en avoir le coeur net -
16 bed
♦voorbeelden:het bed opmaken • faire le litin bed liggen • être au litnaar bed gaan • aller se couchermet iemand naar bed gaan • coucher avec qn.op bed liggen • être (couché) sur son litontbijt krijgen op bed • recevoir le petit déjeuner au litiemand uit zijn bed trommelen • réveiller qn. en fanfareiemand van zijn bed lichten • arrêter qn. à son domicile en pleine nuit -
17 broek
♦voorbeelden:zijn broek aantrekken • enfiler son pantalondie vrouw heeft de broek aan, draagt de broek • cette femme porte la culottezijn broek uittrekken • enlever son pantalon〈 figuurlijk〉 iemand achter de broek zitten • être toujours sur le dos de qn.hij heeft het in zijn broek gedaan • il a fait dans sa culottezijn hemd in zijn broek stoppen • rentrer sa chemise dans son pantaloniemand voor de broek geven • donner une fessée à qn. -
18 doel
♦voorbeelden:zijn doel bereiken • parvenir à ses finseen doel najagen • chercher à atteindre un butzich een doel stellen • s'assigner un butzijn doel voorbijschieten • manquer son butzijn doel voorbijstreven • passer à côté du buthij was het doel van bespotting • il servait de cible aux railleriesin het doel staan • se trouver dans le(s) but(s)met dat doel • dans ce butrecht op zijn doel afgaan • aller droit au butzonder doel rondlopen • errer sans but -
19 gewicht
♦voorbeelden:met zijn hele gewicht hangen aan • se pendre de tout son poids àzijn volle gewicht in de strijd werpen • se donner corps et âme à qc.bij het gewicht verkopen • vendre au poidszij ging gebogen onder het gewicht van haar verdriet • elle était écrasée par le poids de son chagringewicht aan iets hechten • attacher de l'importance à qc.een persoon van gewicht • une personne de poids -
20 gezicht
♦voorbeelden:zijn gezicht komt me bekend voor • son visage me dit qc.zover het gezicht reikt • à perte de vuehet gezicht verliezen • perdre la vueop het eerste gezicht • à première vueop het eerste gezicht iets spelen • jouer qc. à vueiemand uit het gezicht verliezen • perdre qn. de vuedat is geen gezicht! • ça ne ressemble à rien!ik zie hier allemaal bekende gezichten • je suis ici en pays de connaissanceeen lelijk gezicht • un visage ingrathij heeft een sympathiek gezicht • il a une bonne têteergens zijn gezicht laten zien • faire acte de présenceiemand strak in het gezicht kijken • regarder qn. en facede zon schijnt mij in het gezicht • j'ai le soleil dans la figureiets (recht) in iemands gezicht zeggen • dire qc. en face à qn.iemand in zijn gezicht uitlachen • rire au nez de qn.iemand in het gezicht spuwen • cracher à la figure de qn.iemand op zijn gezicht geven, slaan • casser la figure à qn.op zijn gezicht krijgen • se faire casser la figureiemand van gezicht kennen • connaître qn. de vueiets van iemands gezicht aflezen • lire qc. sur le visage de qn.een gek gezicht trekken • faire une drôle de têtehij zet een lang, zuur gezicht • il fait une tête de six pieds de longmet een nors gezicht • l'air bourruhij trok een somber gezicht • son regard s'assombriteen stalen gezicht • un visage impassibleeen vies gezicht trekken • faire le dégoûtéeen vreemd gezicht opzetten • faire une drôle de têteje had zijn gezicht moeten zien! • si tu avais vu la tête qu'il faisait!gezichten trekken • faire des grimacesiemand met twee gezichten • une personne à deux visageseen gezicht als een oorwurm • une tête d'enterrement→ link=liefde liefdezijn gezicht verliezen • perdre la face
См. также в других словарях:
Són — Son cubain Son (cubain) Origines stylistiques changui Origines culturelles Cuba Instrument(s) typique(s) tres, bon … Wikipédia en Français
Son — ist: Isone, Gemeinde im Kanton Tessin (veralteter deutscher Name) Son (Ardennen), Gemeinde im Département Ardennen, Frankreich der Oberlauf des französischen Flusses Son Sonnette ein Ortsteil der Gemeinde Son en Breugel, Nordbrabant Son… … Deutsch Wikipedia
Son — Son, n. [OE. sone, sune, AS. sunu; akin to D. zoon, OS., OFries., & OHG. sunu, G. sohn, Icel. sonr, Sw. son, Dan. s[ o]n, Goth. sunus, Lith. sunus, Russ. suin , Skr. s[=u]nu (from s[=u] to beget, to bear), and Gr. ? son. [root]293. Cf. {Sow}, n.] … The Collaborative International Dictionary of English
SON — DNA binding protein, also known as SON, is a human gene.cite web | title = Entrez Gene: SON SON DNA binding protein| url = http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?Db=gene Cmd=ShowDetailView TermToSearch=6651| accessdate = ] PBB Summary section… … Wikipedia
SON — steht für: den Landkreis Sonneberg in Thüringen (Kfz Kennzeichen) Sonora, mexikanischer Bundesstaat, siehe Kfz Kennzeichen (Mexiko) eine mit dem japanischen Zen vergleichbare Schule des Buddhismus in Korea, siehe Son (Buddhismus) eine japanische… … Deutsch Wikipedia
Son Mi-na — (* 8. Oktober 1964) ist eine ehemalige südkoreanische Handballspielerin. Sie nahm an zwei Olympischen Spielen teil und sprach 1988 den Olympischen Eid. Son Mi na hatte ihr olympisches Debüt bei den Olympischen Sommerspielen 1984 in Los Angeles.… … Deutsch Wikipedia
Son of Ra — or SAR ( SA for Son and R for Ra or Re) is a title used in occult societies.It was used in Ordre de la Rose Croix Catholique, given only to highest initiates of the Order.SAR was also used by the ancient kings of Assyria.Another explanation for… … Wikipedia
SON-9 — (NATO reporting name Fire Can) is a type of RussianSoviet fire director radar for 57 mm and 100 mm anti aircraft guns.It was widely employed during the Vietnam war.ee also* *SON 30 *SON 50External links* [http://www.fas.org/man/dod… … Wikipedia
SON-50 — (NATO reporting name Flap Wheel) is a type of RussianSoviet fire director radar for 57 mm anti aircraft guns.It has been widely employed during the Vietnam war.ee also*SON 9 *SON 30External links* [http://www.fas.org/man/dod 101/sys/land/row/s 60 … Wikipedia
SON-30 — (NATO reporting name Fire Wheel) is a type of RussianSoviet fire director radar for 130 mm anti aircraft guns.ee also*SON 9 *SON 50External links* [http://www.fas.org/man/dod 101/sys/land/row/aaa.htm Anti Aircraft Artillery] … Wikipedia
Son La — bezeichnet: Sơn La (Provinz), eine vietnamnesische Provinz Sơn La, die Hauptstadt dieser Provinz Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichneter Begriffe … Deutsch Wikipedia