-
1 user
user [uuzee]1 (iets) gebruiken ⇒ aanwenden, zich bedienen (van), gebruik maken (van)♦voorbeelden:1 user d' un droit • een recht uitoefenen, doen geldenuser de menaces • bedreigingen uiten, dreigenusez, n'abusez pas • doe alles met mateII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verslijten ⇒ af-, uitslijten, uitslijpen3 verzwakken ⇒ ondermijnen, verminderen♦voorbeelden:2 user une pointe • een scherpe punt afstompen, stomp makenusé par l'âge • oud en versletenuser sa vue, ses yeux • zijn ogen bederven2 verminderen ⇒ afnemen, verzwakken♦voorbeelden:1. v1) gebruiken, aanwenden2) verbruiken3) verslijten4) verzwakken5) uitputten6) slijten, doorbrengen2. s'userv1) verslijten2) verminderen, verzwakken -
2 day
n. dag[ dee]2 werkdag♦voorbeelden:day of judgement/reckoning • dag des oordeels/der afrekeningday and night/night and day • dag en nachtthe day after tomorrow • overmorgenwork days • overdag werken, dagdienst hebben〈 informeel〉 from day one • meteen, vanaf de eerste dagday in, day out • dag in, dag uitday out • dagje uitday after day • dag in, dag uitday by day, from day to day • dagelijks, van dag tot dagday off • vrije dagsome day • eens, eenmaal, op een keer; bij gelegenheidall in a/the day's work • de normale gang van zakena good day's work • een productief dagjecall it a day • het voor gezien houdenlet's call it a day • laten we er een punt achter zettenmake a day of it • een dagje doorhalenmake someone's day • iemands dag goedmakenname the day • de trouwdag vaststellenone of these (fine) days • een dezer dagenone of those days • zo'n dag waarop alles tegenzitnot (have) one's day • zijn dag niet (hebben)from one day to the next • van vandaag op morgenon one's day • op het toppunt van zijn kunnenshe's thirty if she's a day • ze is op zijn minst dertig2 tijd ⇒ periode, dag(en)♦voorbeelden:(in) olden days • (in) vroeger tijdenhe's had his day • hij heeft zijn tijd gehadthose were the days • dat waren pas/nog eens tijdenat the present day • vandaag de dagin one's day • in iemands tijd/levenin the days of • ten tijde vanquestions of the day • hedendaagse/actuele vraagstukkenthese days • tegenwoordig, vandaag de dag(in) this day and age • vandaag de dagin those days • in die dagento the/a day • op de dag afto this day • tot op de dag van vandaag, tot op hedenthe other day • onlangs, pas geledenIII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:lose the day • de slag verliezenIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden: -
3 wear down
(af)slijten, verslijten; verzwakken, verminderenwear down♦voorbeelden: -
4 wear out
afdragen, verslijten, doen slijten, slijten, opvallen door veelvuldig gebruikwear out♦voorbeelden:♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 wear oneself out • uitgeput raken, zich uitsloven -
5 wear thin
dun worden, slijten———————— -
6 wear
n. dracht; het gedragen worden; kledingstuk; kleding; lompen; slijtage; sterkte--------v. aanhebben, dragen; uitgaan; volhouden; uitdragenwear1[ weər] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 slijtage♦voorbeelden:→ worse worse/————————wear2♦voorbeelden:the week wears to its end • de week loopt (langzaam) ten einde1 verslijten ⇒ (af)slijten, uitslijten♦voorbeelden:you've worn holes in your elbows • je ellebogen zijn versleten/door♦voorbeelden:wear a smile • glimlachen4 they won't wear it • zij nemen/pikken het niet (langer) -
7 débiter
débiter [deebietee]〈 werkwoord〉3 in het klein verkopen ⇒ slijten, aan de man brengen6 (af)leveren ⇒ aanvoeren, produceren♦voorbeelden:1 débiter un compte de • een rekening debiteren met, voorv1) debiteren2) zagen, knippen, hakken3) slijten, (in het klein) verkopen5) voordragen6) produceren -
8 écouler
écouler [eekoelee]1 van de hand doen ⇒ slijten, afzetten♦voorbeelden:1 wegstromen ⇒ weg-, afvloeien3 wegtrekken ⇒ uiteengaan, langzaam verdwijnen♦voorbeelden:1. v1) slijten, afzetten2) in omloop brengen [valse bankbiljetten]2. s'écoulerv1) wegstromen2) voorbijgaan -
9 abscheuern
abscheuern1 af-, wegschuren ⇒ schoonmaken -
10 изнашивать
v -
11 изнашиваться
vgener. afslijten, slijten, uitslijten, verslijten -
12 притупляться
vgener. slijten, verstompen -
13 проводить
v1) gener. (напр. курсы) verzorgen (bv.: zij verzorgen taalcursussen voor studenten), doorbrengen (время), doorvoeren (политику и т.п.), leiden (электричество, воду и т.п.), ombrengen (время), slijten (время), trekken (линию, границу), verdrijven (время), aanleggen (газ, водопровод), binnenleiden, runnen2) electr. geleiden -
14 продавать
vgener. ontdoen, overdoen, slijten, verkwanselen (по дешёвке), verpatsen (по дешёвке), omzetten, verkopen, verschacheren, versjacheren, wegdoen -
15 сбывать
-
16 снашиваться
vgener. slijten -
17 уменьшаться
v1) gener. afnemen, minderen, verminderen, verslappen, vervallen, afgaan, inkrimpen, krempen, krimpen, minder worden, slijten, slinken, verflauwen2) liter. insmelten, luwen3) math. convergeren -
18 end one's days in a lunatic asylum
English-Dutch dictionary > end one's days in a lunatic asylum
-
19 end one's days
-
20 end
n. eind; slot; beëindiging; dood--------v. beëindigen; stoppen; eindigenend1[ end] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ afsluiting, besluit2 einde ⇒ uiteinde, eind5 einde ⇒ vernietiging, dood♦voorbeelden:1 come/draw to an end • ten einde lopen, ophoudenput an end to • een eind maken aan, afschaffenthey are at the end of their resources • hun mogelijkheden zijn uitgeputin the end • ten slotte, op het laatst; uiteindelijkfor weeks on end • weken achtereenplace on end • rechtop/overeind zetten¶ at the end of the day • uiteindelijk, als puntje bij paaltje komtthe end of the line • laatste fase, kritiek stadiumbe at the end of one's tether • aan het eind van zijn krachten/geduld/mogelijkheden zijnkeep one's end up • volhoudenmake (both) ends meet • de eindjes aan elkaar knopensee an end of/to • een einde zien komen aancollide end on • frontaal botsenno end • heel erg, in grote mateno end of time • zeeën van tijdthe end • het summum→ bad bad/, big big/, bitter bitter/, dead dead/, deep deep/, dirty dirty/, east east/, loose loose/, thick thick/, thin thin/, wrong wrong/————————end21 eindigen♦voorbeelden:our efforts ended in a total failure • onze pogingen liepen op niets uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ een eind maken aan, ophouden met2 conclusie/einde vormen van♦voorbeelden:end off something (with) • iets besluiten (met)3 end it (all) • er een eind aan maken, zelfmoord plegen¶ a novel/victory to end all novels/victories • een roman/overwinning die alle andere overbodig maakt/in de schaduw stelt
См. также в других словарях:
Slit — Slit, v. t. [imp. & p. p. {Slit} or {Slitted}; p. pr. & vb. n. {Slitting}.] [OE. slitten, fr. sliten, AS. st[=i]tan to tear; akin to D. slijten to wear out, G. schleissen to slit, split, OHG. sl[=i]zan to split, tear, wear out, Icel. st[=i]ta to… … The Collaborative International Dictionary of English
Slit — Slit, v. t. [imp. & p. p. {Slit} or {Slitted}; p. pr. & vb. n. {Slitting}.] [OE. slitten, fr. sliten, AS. st[=i]tan to tear; akin to D. slijten to wear out, G. schleissen to slit, split, OHG. sl[=i]zan to split, tear, wear out, Icel. st[=i]ta to… … The Collaborative International Dictionary of English
Slitted — Slit Slit, v. t. [imp. & p. p. {Slit} or {Slitted}; p. pr. & vb. n. {Slitting}.] [OE. slitten, fr. sliten, AS. st[=i]tan to tear; akin to D. slijten to wear out, G. schleissen to slit, split, OHG. sl[=i]zan to split, tear, wear out, Icel.… … The Collaborative International Dictionary of English
Slitting — Slit Slit, v. t. [imp. & p. p. {Slit} or {Slitted}; p. pr. & vb. n. {Slitting}.] [OE. slitten, fr. sliten, AS. st[=i]tan to tear; akin to D. slijten to wear out, G. schleissen to slit, split, OHG. sl[=i]zan to split, tear, wear out, Icel.… … The Collaborative International Dictionary of English
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
slice — sliceable, adj. slicingly, adv. /sluys/, n., v., sliced, slicing. n. 1. a thin, flat piece cut from something: a slice of bread. 2. a part, portion, or share: a slice of land. 3. any of various implements with a thin, broad blade or part, as for… … Universalium
schleißen — Vst. zerreißen erw. stil. (8. Jh.), mhd. slīzen, ahd. slīzan, as. slītan Stammwort. Aus g. * sleit a Vst. zerreißen , auch in anord. slíta, ae. slītan, afr. slīta. Die Sippe hat keine sichere Vergleichsmöglichkeit. Präfigierung: verschleißen;… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
slit — (v.) O.E. slitan cut or tear up, slit, from P.Gmc. *slitanan (Cf. O.S. slitan, O.N. slita, M.L.G., M.Du. sliten, Du. slijten, O.H.G. slizan, Ger. schleißen to slit ). The noun is attested from mid 13c. Slang sense of vulva is attested from 1640s … Etymology dictionary